Week 2: De Definitie en Structuur van een Straafbaar Feit en het Beslismodel van Art. 350 Sv Flashcards

(41 cards)

1
Q

commissiedelict

A

stelt een handeling, een actief doen strafbaar. Het gaat hier om een ‘gewilde spierbeweging’. Men moet de handeling zelf gewild te hebben. Indien de handeling ongewild is, is het een geen gewilde spierbeweging bijv. doodslag, diefstal en oplichting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

omissiedelict

A

daarentegen stelt het nalaten van een handeling strafbaar, een niet-doen. Betekent niet dat commissiedelicten niet gepleegd kunnen worden door iets na te laten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

oneigenlijk commissiedelict

A

tussenvorm, commissiedelict door het nalaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

formele delicten

A

gedrag in de wet omschreven, delicten waarbij een handeling als zodanig strafbaar is gesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

materiële delicten

A

gevolg van een gedraging in de wet omschreven, delicten waarbij het gevolg strafbaar is gesteld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

krenkingsdelicten

A

delicten waarbij een rechthoek (daadwerkelijk) wordt gekrenkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

gevaarzettingsdelicten

A

delicten waarbij door een gedraging een gevaar wordt veroorzaakt, wat tot gevolg kan hebben dat een rechthoek wordt gekrenkt.

rechtsgoed hoeft niet daadwerkelijk gekrenkt te worden om te kunnen spreken van een gevaarzettingsdelict, slecht het gevaar tot krenking van een rechtsgoed kan kwalificeren als gevaarzetting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

concrete gevaarzettingsdelicten

A

delicten waarbij de wetgever concreet het gevaar heeft omschreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

abstracte gevaarzettingsdelicten

A

delicten waar de wetgever de gevaren niet nader heeft omschreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

gronddelict

A

Het basismisdrijf waarop gekwalificeerde of geprivilegieerde delicten zijn gebaseerd, zoals diefstal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

gekwalificeerd delict

A

Een ernstiger variant van een gronddelict, vaak met verzwarende omstandigheden, zoals diefstal met geweld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

geprivilegieerd delict

A

Een minder ernstige variant van een gronddelict door verzachtende omstandigheden, zoals kinderdoding uit wanhoop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wanneer strafbaar feit

A
  1. Menselijke gedragingen
  2. Menselijke gedraging moeten binnen de wettelijke delictsomschrijving vallen
  3. Wederrechtelijkheid, in strijd met het recht
  4. Verwijtbaarheid, gedrag moet aan de schuld van de dader te wijten zijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

bestanddelen

A

vereisten waaraan de menselijke gedragingen moet voldoen opgenomen in de wettelijke delictsomschrijving.
Vb. Art. 302 Sr, zware mishandeling 3 vereisten:

  1. Opzettelijk
  2. Zwaar lichamelijk letsel toebrengen
  3. Een ander
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kwalificatie

A

de naam van het delict in het algemeen spraakgebruik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Tenlastelegging

A

waarvan de verdachte wordt beschuldigd, de wettelijke delictsomschrijving en alle bestanddelen van het delict

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Vrijspraak

A

wanneer niet alle bestanddelen kunnen bewezen worden

18
Q

elementen

A

basisvoorwaarde waar bij ieder delict moet aan worden voldaan als het een strafbaar feit wilt genoemd worden

  1. Wederrechtelijkheid
  2. Verwijtbaarheid
    Bij de meeste delicten wordt dit verondersteld en zijn dit elementen en hoeft het niet bewezen te worden, staat niet in de wettelijke delichtsomschrijving.
19
Q

Ideaaltypische delictsomschrijving

A

wanneer wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid niet hoeven bewezen te worden omdat het geen bestanddelen zijn

20
Q

2 uitzonderingen: Ideaaltypische delictsomschrijving

A
  1. Wederrechtelijkheid als bestanddeel opgenomen is de wettelijke delictsomschrijving
    a. Bevatten vaak expliciete term: wederrechtelijkheid
    b. Moet worden bewezen anders vrijspraak
  2. Culpoze delicten, verwijtbaarheid opgenomen als bestanddeel in de wettelijke delictsomschrijving
    a. Er moeten worden bewezen dat er culpoos gehandeld is, zodat er geen verwijtbaarheid is
    i. Ten onrechte in grove mate onoplettend of onvoorzichtig handelen
    ii. Causaal verband
    b. Moet worden bewezen anders vrijspraak
21
Q

objectief bestanddeel

A

de wederrechtelijkheid als bestanddeel is opgenomen, vraag of bepaalde gedraging wederrechtelijk is of niet, is de geestigheid van de verdachte namelijk niet relevant.

22
Q

subjectieve bestanddeel

A

bij opzet en culpa als bestanddeel is de geestelijkheid van de verdachte echter wel relevant

23
Q

voorwaarden voor strafbaarheid

A
  1. een (menselijke) gedraging
  2. die valt binnen de grenzen van eenwettelijke delictsomschrijving
  3. die wederrechtelijk is
  4. en aan schuld te wijten
24
Q

een menselijke gedraging

A

-> het doen of nalaten
strafbare feiten kunnen worden begaan door natuurlijke en rechtspersonen, kinderen onder de 12 kunnen niet strafrechtelijk worden vervolgd. Dieren ook geen strafbaar feit plegen, mensen aansprakelijk voor hun huisdieren

25
die valt binnen de grenzen van eenwettelijke delictsomschrijving
enkel strafbare feiten kunnen strafbaar gesteld worden, feit moet omschreven staan in het wetboek
26
die wederrechtelijk is
de gedragingen moeten wederrechtelijk zijn, in strijd met het recht -> indien een gedraging valt binnen de delictsomschrijving, is wederrechtelijkheid in beginsel gegeven, daarmee dus een element, elementen hoeven niet bewezen te worden. ALS expliciet in de delictsomschrijving opgenomen is dan bestandsdeel en moet het bewezen te worden. Rechtsvaardigigngsgronden ontneemt de wederrechtelijkheid
27
en aan schuld te wijten
gedraging moet verwijtbaar zijn -> in beginsel verwijtbaarheid gegeven als gedraging valt binnnen de delictsomschrijving. verwijtbaarheid element -> vermijdbaar in beginsel verwijtbaar, zodra het te vermijden valt is de persoon te verwijten -> verwijtbaarheid in de delictsomschrijving opgenomen, is het een bestandsdeel en moet bewezen te worden LET OP schulduitsluitingsgronden ontneemt verwijtbaarheid
28
strafbepaling
delictsomschrijving + evt kwalificatie + sanctienorm
29
wettelijke delictsomschrijving
bestaat uit bestanddelen wederrechtelijk niet opgenomen als bestanddeel -> element bestaat uit bestanddelen wederrechtelijkheid opgenomen als bestanddeel
30
sanctienorm
deel van een delictsomschrijving waarin de straf of sanctie wordt vastgesteld die op de overtreding staat. e sanctienorm geeft dus aan welke strafbare gevolgen (zoals een gevangenisstraf, boete of taakstraf) verbonden zijn aan het plegen van het strafbare feit.
31
kwalificatie
juridische benaming van het strafbare feit zoals die in de wet is vastgelegd. Het beschrijft het feit in een juridische term die aangeeft onder welke categorie van strafbare feiten het gedrag valt. De kwalificatie wordt gebruikt in het proces-verbaal, de tenlastelegging en de uitspraak van de rechter.
32
beraadslaging
proces waarin de rechter(s) na de behandeling van een strafzaak overleggen en beslissen
33
formele vragen art. 348 sv
1. de dagvaarding geldig? 2. de rechter bevoegd 3. is openbaar ministerie ontvankelijk 4. redenen voor schorsing?
34
besslissingschema art. 350 sv
1. kan ten last gelegde worden bewezen 2. kan bewezenverklaarde worden gekwalificeerd 3. is de verdachte strafbaar 4. welk straf of maatregel dient worden opgelegd
35
1. kan ten last gelegde worden bewezen
nee, vrijspraak art. 352 lid 1 sv
36
2. kan bewezenverklaarde worden gekwalificeerd
nee, OVAR art. 352 lid 2 sv
37
3. is de verdachte strafbaar
nee, OVAR art. 352 lid 2 sv
38
4. welk straf of maatregel dient worden opgelegd
einduitspraak
39
ideaal-typische delictsomschrijving
wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid als element niet hoeven bewezen te worden vervullen van delictsomschrijving wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid verondersteld
40
niet-ideaaltypische delichtsomschrijving type 1
wederrechtelijkheid als bestandsdeel wederrechtelijkheid opgenomen in delictsomschrijving bestanddeel en dient te worden bewezen nodig voor afbakening strafbaar en niet-strafbaar gedrag
41
niet-ideaaltypische delichtsomschrijving type 2
schuld 'culpa' als bestanddeel culpa omvat wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid schuld impliceert anders te behoren en kunnen handelen wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid zijn bestanddelen en dienen dus bewezen te worden