Week 7: Bewijsrecht, het Onderzoek ter Terechtzitting en Beslissen & Motiveren Flashcards
(30 cards)
Doel van het onderzoek der terechtzitting
Het voornaamste doel van het onderzoek ter terechtzitting – en eigenlijk van het gehele strafrechtelijk onderzoek – is waarheidsvinding. Door middel van strafrechtelijk onderzoek probeert men op te helderen wat er daadwerkelijk is gebeurd. Daarnaast is het onmiddellijkheidsbeginsel van toepassing. Alle bewijsstukken moeten gepresenteerd worden ter terechtzitting ten overstaan van de rechter. Het strafrechtelijk onderzoek moet op correcte wijze de schuldigen van de onschuldigen scheiden en zo onjuiste bewijsbeslissingen voorkomen. Van een foute beslissing is sprake wanneer een onschuldige toch veroordeeld wordt (rechterlijke dwaling), maar ook als een schuldige niet veroordeeld wordt. In een rechtsstaat komt het voor dat een schuldige niet kan worden veroordeeld vanwege een gebrek aan bewijs. Die bewijswaarborgen zorgen er wel voor dat het zelden voorkomt dat een onschuldige wordt veroordeeld. Dit sluit aan bij een bekend adagium uit het Nederlandse strafrecht; ‘liever tien schuldigen op vrije voeten, dan één onschuldige achter de tralies’
Uitgangspunten van het onderzoek ter terechtzitting
- Interne en externe openbaarheid
- Actieve rechter ter terechtzitting
- Equality of arms
- Contradictoire procedure
- onmiddelijkheidsbeginsel
Interne en externe openbaarheid
Uit art. 6 EVRM en art. 121 Gw vloeit voort dat de berechting in het openbaar plaatsvindt. Het uitgangspunt van de externe openbaarheid ziet erop dat de rechtspraak publiek toegankelijk is (art. 269 Sv), met uitzondering van jeugdzaken (art. 495b Sv). Op deze manier kan de rechtspraak gecontroleerd worden door het publiek. Wel dient te worden opgemerkt dat er regels gelden voor de aanwezigheid van de media op het onderzoek ter terechtzitting. Het uitgangspunt van interne openbaarheid ziet erop dat de verdachte toegang heeft tot het dossier en zijn eigen zitting bij kan wonen. Dit betekent ook dat de verdachte, rechter en OvJ beschikken over hetzelfde dossier. Op het moment dat de OvJ besluit bepaalde stukken buiten het dossier te laten, zitten deze ook niet in het dossier van de rechter
Actieve rechter ter terechtzitting
Dit uitgangspunt hangt sterk samen met de inquisitoire stijl van procederen die we kennen in Nederland. De rechter heeft in Nederland een actieve rol, tijdens het onderzoek ter terechtzitting gaat hij zelf opzoek naar de waarheid binnen de grenzen van de tenlastelegging. Daartoe wordt hij ambtshalve verplicht. Hoever de rechter hierin gaat, is afhankelijk van de persoonlijke opvatting van de rechter over zijn rol binnen het proces.
Equality of arms
Het uitgangspunt van gelijkwaardigheid tussen de OvJ en de verdachte. Tijdens het voorbereidend onderzoek is de verdachte het onderwerp dat wordt onderzocht, waarbij de OvJ bepaalt of er zal worden gedagvaard. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting hebben de verdachte en de OvJ echter zoveel mogelijk dezelfde rechten.
Contradictoire procedure
Het onderzoek ter terechtzitting vindt plaats op tegenspraak van de verdachte. De verdachte heeft een aanwezigheidsrecht voor zijn eigen terechtzitting en krijgt daar de ruimte om tegenspraak te bieden aan hetgeen hem ten laste wordt gelegd.
Onmiddellijkheidsbeginsel
Het onderzoek van de rechter dient zoveel mogelijk ter zitting plaats te vinden.
Basis voor het onderzoek ter terechtzitting
Uit artt. 348 en 350 Sv volgt dat het onderzoek ter terechtzitting geschiedt ‘op den grondslag der tenlastelegging’. De OvJ is dominis litis: hij beslist de omvang van de tenlastelegging en wat erin staat. Het onderzoek ter terechtzitting gaat enkel over de tenlastelegging. De tenlastelegging bepaalt de omvang van het onderzoek ter terechtzitting. Indien de OvJ verkeerde dingen opneemt in de tenlastelegging, kan dit leiden tot technische vrijspraak. Hierbij is het strafbare feit niet in de tenlastelegging opgenomen. Dit zorgt ervoor dat de rechter in sommige gevallen niet tot een veroordeling kan komen, omdat de delictsomschrijving op een wezenlijk onderdeel afwijkt van de tenlastelegging, ondanks dat hij van oordeel is dat de verdachte wel degelijk een strafbaar feit heeft gepleegd. Meningsverschillen tussen de rechter en de OvJ over de beoordeling van feiten of fouten kunnen soms dus aan een veroordeling in de weg staan. Dit wordt ook wel de tirannieke werking van de tenlastelegging genoemd (primair en subsidiair feit). De toevoeging in art. 350 Sv dat ook hetgeen ‘naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting’ van belang is heeft slechts beperkte betekenis. De Hoge Raad heeft namelijk bepaald dat daarmee wordt bedoeld: hetgeen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting omtrent het ten laste gelegde.
procedure van het onderzoek ter terechtzitting
- Aanvang: uitroepen van de zaak (art. 270 Sv)
- Identificatie van de verdachte (art. 273 lid 1 Sv)
- Vermaning oplettend te zijn (art. 273 lid 2 Sv)
- Cautie (art. 273 lid 2 Sv)
- (evt. preliminair verweer, art. 283 Sv)
- Voordracht van de zaak door OvJ (art. 284 Sv) “De heer/mevrouw wordt verdacht van…”
- Rechter ondervraagt verdachte(art.286lid1Sv)
Ruimte voor vragen van andere (art.286lid 4 Sv) - Ondervraging getuigen (art. 287 e.v.) en/of deskundigen (art. 299 Sv)
- Voorlezen van de stukken (art. 301 Sv)
- Uitoefenen spreekrecht door slachtoffer/nabestaande (art. 302 jo. 51 e Sv)
- Requisitoir van de OvJ (art. 311 lid 1 Sv) OvJ laat weten aan de rechter wat hij zou beslissen. 12. Toelichting vordering benadeelde partij (art. 334 lid 3 Sv) Benadeelde partij kan zijn advocaat de vordering (zoals schadeclaim) laten toelichten.
- Pleidooi (art. 311 lid 2 Sv) Het pleidooi is opgericht aan de hand van de vragen van artt. 248 en 250 Sv.
- Repliek en dupliek (art. 311 lid 2-3 Sv) Laatste mogelijkheid tot vraag en antwoord. Kans om nog te reageren op elkaar.
- Laatste woord verdachte (art. 311 lid 4 Sv) 16. Als de verdachte in zijn laatste woord een geheel nieuw verweer voert, kan de OvJ daarop reageren
- Bepaling moment uitspraak (art.345lid 1 Sv)
- Beraadslaging (art. 348 en 350 Sv)
- Uitspreken van het vonnis (openbaar) (art. 362 lid 1 Sv)
Beraadslaging (art. 348 en 350 Sv)
Raadkameren: alles wat daarin wordt besproken en naar voren gebracht, mag wettelijk niet naar buiten komen (geheimhouding).
Bepaling moment uitspraak (art. 345 lid 1 Sv)
De voorzitter eindigt het onderzoek en er wordt gezegd wanneer de uitspraak zal plaatsvinden. Dit zal direct plaatsvinden of maximaal veertien dagen (meervoudige kamer).
Laatste woord verdachte (art. 311 lid 4 Sv)
De verdachte heeft het laatste woord. Dit is zo belangrijk dat als de verdachte geen laatste woord krijgt, de terechtzitting nietig kan woorden verklaard.
Uitoefenen spreekrecht door slachtoffer/nabestaande (art. 302 jo. 51 e Sv)
Voorheen mocht het slachtoffer zich alleen uitlaten over wat de zaak met hem heeft gedaan. Sinds 2016 is deze beperking er niet meer (emancipatie van het slachtoffer).
Voorlezen van de stukken (art. 301 Sv)
Art. 301 lid 1 Sv: alle bewijsstukken moeten getoond worden aan de verdachte. Hij moet de kans hebben om hier op te reageren.
Ondervraging getuigen (art. 287 e.v.) en/of deskundigen (art. 299 Sv)
Naar eed: zij moeten de waarheid spreken. Zo niet, dan sprake van meineed (art. 207 Sv). Art. 288a lid 1 Sv: de voorzitter bepaalt in welke volgorde hij de verschenen getuigen, deskundigen en het slachtoffer of de nabestaande, zal horen.
(evt. preliminair verweer, art. 283 Sv)
Dit is een verweer van de advocaat waarvan de advocaat bij een geslaagd beroep denkt dat het onderzoek ter terechtzitting niet meer door hoeft te gaan.
Cautie (art. 273 lid 2 Sv)
Rechter wijst de verdachte op zijn zwijgrecht. De verdachte is niet tot antwoorden verplicht
Vermaning oplettend te zijn (art. 273 lid 2 Sv)
Voorzitter wijst verdachte erop om oplettend te zijn.
Identificatie van de verdachte (art. 273 lid 1 Sv)
Voorzitter vraagt aan de verdachte of zijn persoonsgegevens kloppen.
Aanvang: uitroepen van de zaak (art. 270 Sv)
è Intrekken van de zaak door OvJ niet meer mogelijk (art. 266 Sv)
è Aanwezigheidsrecht van de verdachte (art. 6 EVRM)
Beslissen en motiveren
Naar aanleiding van de beraadslaging op grond van art. 348 en 350 Sv dient te worden beslist op grond van art. 358 Sv. Die beslissingen dienen vervolgens veelal te worden gemotiveerd op grond van art. 359 Sv. De motivering heeft drie functies:
* Explicatie (motivering geeft nadere uitleg aan de beslissingen in het vonnis);
* Controle (motivering geeft hogere rechters de mogelijkheid na te gaan hoe de lagere rechter tot zijn beslissing is gekomen);
* Inscherping (de motiveringsplicht zorgt ervoor dat de rechter gedwongen wordt nog eens goed nadenken over zijn beslissing).
Inhoud vonnis
De uitkomsten van de beraadslaging worden neergelegd in een vonnis. De inhoud van het vonnis wordt grotendeels bepaald door artt. 348 en 350 Sv. Hierbij is de volgorde dwingend.
Beslissingen art. 348 Sv
Op de vragen van art. 348 Sv dient beslist te worden over de geldigheid van de dagvaarding, de bevoegdheid van de rechter, de ontvankelijkheid van het OM en de eventuele redenen tot schorsing van de vervolging.
* Bij een positief antwoord op voorvragen, een beslissing op hoofdvragen (art. 358 lid 2 Sv) Indien het antwoord op deze vragen positief is, hoeft deze beslissing niet te worden opgeschreven in het vonnis en niet te worden gemotiveerd.
* Bij negatief antwoord op voorvragen (art. 349 lid 1 jo. 358 lid 1 Sv) Is het antwoord negatief, dan houdt het geding daar op en geldt het volgende: à Er volgt een formele einduitspraak (art. 349 lid 1 Sv); à Die beslissing moet expliciet in vonnis worden neergelegd (art. 358 lid 1);
In het vonnis moeten ook de motivering van beslissingen (art. 359 lid 2 1e volzin en lid 3-7 Sv) en van verwerping van verweren (358 lid 3 en 359 lid 2, 2e volzin) worden opgenomen.
Waarom motiveren? (art. 121 Gw)
- Inscherpingsfunctie: rechter moet nog eens nadenken over zijn oordeel.
- Explicatiefunctie: motiveren heeft de functie om de rechtspraak uit te leggen aan belangstellende.
- Controlefunctie: rechter van Hoger Beroep kan hierdoor controleren waarom een bepaalde uitspraak gedaan is.