Week 3: Opzet en Culpa Flashcards
(25 cards)
willens en wetens
het opzettelijk doen van iets, meeste misdrijven zijn opzet-misdrijven, altijd sprake te zijn vanaf zowel willen en weten voor het aanemen van opzet.
opzet 2 compeneten
- wilscomponent
- kenniscomponent
wilscomponent
willen
doelgerichtheid
volitief: intentie van een persoon
kenniscomponent
weten
bewustzijn
cognitief: denken
wettelijke opzetvormen
verschillende manieren aangeven opzet vereist is:
1. opzettelijk
2. oogmerk
3. wetende dat/ terwijl hij weet dat
4. ingeblikt opzet
opzettelijk
willens en en wetens
oogmerk (wettelijke)
nadruk op het willen, bedoeling geweest om het te laten gebeuren
wetende dat/ terwijl hij weet dat
nadruk op het willen
ingeblikt opzet
opzet ingebakken zit in een bepaald werkwoord. zet komt impliciet in de wet tot uitdrukking.
boos opzet
indien het bestanddeel wederrechtelijk na een wettelijke opzetvorm komt, door opzet beheerst. Betekent dat de verdachte niet sllrrn opzet moet hebben gehad op zijn gedragingen, maar ook wederrechtelijk zijn van gedragingen
kleurloos opzet
indien de wettelijke opzetvorm en het bestanddeel ‘wederrechtelijk’ zijn gescheiden door het woordje ‘en’ ziet opzet niet op de wederrechtelijkheid
feitelijke opzetvormen
gaat het om gradaties waarin opzet opzet in het hoofd van de verdachte manifesteert
1. oogmerk (zwaarste gradatie)
2. zekerheids-/ noodzakelijkheidsbewustzijn
3. voorwaardelijke opzet (minste gradatie)
oogmerk (feitelijke) en (meeste gradatie)
opzet pur sang ( puurste vorm), daadwerkelijk de bedoeling/ intentie van de verdachte geweest om de gedragingen in de delictsomschrijving uit te voeren. verdachte pleegt delict gericht, met willens en wetens, geschikt om elke wettelijke opzetvorm te bewijzen
zekerheids-/ noodzakelijkheidsbewustzijn (minder zware gradatie)
gedraging van de verdachte meerdere gevolgen, maar slecht 1 beoogd. Andere gevolgen noodzakelijk gevolg van de handeling. Mbt. 1e gevolg willens en wetens gehandeld, maar andere neemt die voor lief. Opzet aanwezig, wens niet
voorwaardelijke opzet (minste gradatie) + 3 vereisten
de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat door zijn gedraging een bepaald gevolg zal intreden
3 vereisten:
1. aanmerkelijke kans
2. bewustheid
3. aanvaarding
aanmerkelijke kans
kans intreden van bepaald gevolg moet aanmerkelijk zijn, kans moet objectief te bepalen zijn. Vast te stellen aan de hand van algemene ervaringsregels en omstandigheden van het geval
bewustheid
aanmerkelijke kans bewust hebben aanvaard, cognitieve component van voorwaardelijke opzet genoemd. Gekeken naar de omstandigheden van het geval en aan de hand van normaliteitssyllogisme
aanvaarding
bewust de aanvaardelijke kans aanvaard, neemt kans voor lief. Het votieve (willen) component van voorwaardelijke opzet genoemd
normaliteitssyllogisme
indien algemeen bekend is dat een bepaalde handeling gevaarlijke risico’s met zich mee brengt, dan wordt ervan uitgegaan dat de verdachte hierna op de hoogte was
schuld
- het gedaan hebben
- overkoepelende aanduiding van opzet en culpa
- schuld als element: verwijtbaarheid
- schuld als bestanddeel: culpa
culpa (schuld als bestanddeel)
omvat wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid, een niet ideeltypische delictsomschrijving type 2 (culpa als bestanddeel). Hierdoor komen wederrechtelijkheid en verwijtbaarheid aan bod bij de eerste materiële vraag
wettelijke vormen van culpa
- “aan schuld… te wijten”
- “redelijkerwijs (had) moet(en) weten/vermoeden”
- “Roekeloosheid”
feitelijke vormen van culpa
- bewuste schuld
- onbewuste schuld
bewuste schuld
de verdachte kent her risico maar vertrouwt hij ten onrechte op een goede afloop sprake van weten maar geen willen