Week 6: Opsporing & Vervolging en Dwangmiddelen Flashcards

(55 cards)

1
Q

opsporing

A

onderdeel vanher voorbereidende onderzoek
Art. 132 Sv: “Onder het voorbereidende onderzoek wordt verstaan het onderzoek hetwelk aan de behandeling ter terechtzitting voorafgaat.”
Art. 132a Sv: “Onder opsporing wordt verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen.” Het verhoor is onderdeel van de opsporing.

Legaliteitsbeginsel: geldt vanaf het begin van de opsporing. De opsporing markeert het begin van de strafvordering. Strafvordering mag alleen bij de wijze bij de wet voorzien (art. 1 Sv).
Verbaliseringsplicht: plicht voor opsporingsambtenaren om een proces-verbaal op te maken geldt alleen vanaf dat er sprake is van opsporing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

voorbereidende onderzoek: de opsporing

A

De opsporingsambtenaren staan opgesomd in art. 141 Sv:
Officier van justitie (OvJ): opsporingsambtenaar belast met de opsporing van de strafbare feiten (art. 148 lid 1 Sv), waarbij hij de leiding heeft over andere opsporingsambtenaren (art. 148 lid 2 Sv). (artt. 148 – 149 Sv)
Politieambtenaren: ambtenaren van de politie voor zover zij zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak (art. 2 Politiewet). De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven (art. 3 Politiewet). Politieambtenaren staan onder leiding van de OvJ (art. 12 Politiewet). Een “Hulp Officier van Justitie” is een politieambtenaar met een extra bevoegdheid.
Door de Minister aangewezen militairen van de Koninklijke marechaussee: denk aan politieambtenaren op onder andere luchthavens.
Opsporingsambtenaren van de bijzondere/buitengewone opsporingsdiensten (BOD’s): bijvoorbeeld de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 domeinen van opsporing

A
  1. klassieke opsporing
  2. de vroegsporing
  3. opsporing van terrosistische misdrijven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

klassieke opsporing

A

er wordt naar aanleiding van een redelijk vermoeden dat een strafbaar feit is begaan (art. 27 Sv) een onderzoek gestart. Dit is een opsporing op basis van een bestaande verdenking.

De OvJ heeft in dit type opsporingsonderzoek verschillende mogelijkheden:
* Alle opsporingsbevoegdheden;
* De bijzondere opsporingsbevoegdheden (Titel IVa en Va, Boek 1 Sv);
* Vrijheidsbenemende dwangmiddelen (Titel IV, Boek 1 Sv).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

kenmerken klassieke opsporing

A

dat er al een strafbaar feit is begaan, maar er hoeft nog geen verdachte in beeld te zijn. Op het moment dat er opsporingsbevoegdheden worden ingezet tegen een persoon dient diegene echter wel een verdachte te zijn. Pas wanneer er een redelijk vermoeden van schuld bestaat, kan er namelijk pas een inbreuk gemaakt worden op iemands grondrechten (zie art. 27 Sv).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de vroegsporing

A

er wordt naar aanleiding van een redelijk vermoeden dat in georganiseerd verband bepaalde strafbare feiten worden beraamd of gepleegd, een onderzoek gestart. De feiten hoeven dus nog niet te zijn gepleegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

opsporing van terroristische misdrijven

A

er wordt een onderzoek gestart naar aanleiding van aanwijzingen van terroristisch misdrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

opsporingsbevoegdheden

A

moeten op grond van het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel (art. 1 Sv) in beginsel in het Wetboek van Strafvordering zijn vermeld, voordat hiervan gebruik kan worden gemaakt. In geval slechts lichte inbreuken op grondrechten worden gemaakt vormen art. 3 Politiewet en art. 141 Sv voldoende wettelijke basis. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat art. 3 Politiewet gebruikt kan worden zonder dat er sprake is van een verdenking, maar dat voor een rechtmatige inbreuk op grond van art. 141 Sv wel een verdenking nodig is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

opsporingsbegrip

A
  1. onder gezag van de OvJ
  2. met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen
  3. in verband met strafbare feiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

onder gezag van de OvJ

A

De OvJ is belast met de opsporing van strafbare feiten (art. 148 lid 1 Sv) en heeft gezag over de opsporing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen

A

Opsporing betreft het verzamelen van alle feiten en omstandigheden betreffende een strafbaar feit en degene die daarvoor verantwoordelijk is (waarheidsvinding). Het verzamelen van feiten is nodig voor de OvJ om te kunnen beslissen over het vervolg van de zaak, maar ook voor de rechter om te kunnen beslissen over de uitkomst van de zaak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

in verband met strafbare feiten

A

Dit element maakt het mogelijk onderscheidingen te maken. Het Wetboek van Strafvordering kent drie domeinen van opsporing waarin gelegitimeerd een opsporingsonderzoek kan worden gestart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

toepassing van bevoegdheden

A

De toepassing van bevoegdheden maakt vaak een inbreuk op grondrechten van burgers, zoals artt. 6 en 8 EVRM. Bij lichte inbreuken is daarvoor art. 3 Politiewet (Pw) voldoende. Bij zwaardere inbreuken is een specifieke wet in formele zin vereist (denk bijvoorbeeld aan art. 54 Sv).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

voortgezette toepassing van bevoegdheden

A

Tijdens controle kunnen strafbare feiten van een andere aard worden vastgesteld waarna daar zonder bezwaar tegen kan worden opgetreden. Dit is het leerstuk van de voortgezette toepassing van bevoegdheden en komt in het tweede jaar uitgebreid aan bod.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

dwangmiddelen

A

zijn bevoegdheden die desnoods feitelijk tegen de wil van de burger in kunnen worden doorgezet. De definitie van Corstens stelt dat dwangmiddelen “alle in het kader van strafvordering aan te wenden bevoegdheden zijn”, waardoor daadwerkelijk, anders dan door tenuitvoerlegging van een straf of maatregel, inbreuk wordt gemaakt op rechten en vrijheden van personen. Hier vallen ook de (bijzondere) opsporingsbevoegdheden onder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

proportionaliteit en subsdiariteit

A

De politie heeft bij het inzetten van dwangmiddelen een discretionaire bevoegdheid. Beginselen spelen bij het invullen van deze beslissingsruimte een aanvullende, normerende rol. Bij het gebruik van dwangmiddelen moet voldaan zijn aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit (HR Braak bij binnentreden). Sprake dient te zijn van proportionaliteit tussen het toegepaste dwangmiddel en de ernst van het feit en de bevoegde functionaris.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

toestemming en vrijwilligheid

A

Als een inbreuk wordt gemaakt op iemands persoonlijke levenssfeer is daar een wettelijke basis voor nodig. Afhankelijk van het type inbreuk dat je maakt moet deze wettelijke basis meer of minder expliciet zijn. Daarop is een uitzondering mogelijk, namelijk in het geval dat iemand toestemming geeft tot het maken van een inbreuk. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als iemand bij een verkeerscontrole aan de politie toestemming geeft om in de achterbak te kijken. In dat geval geldt die toestemming als grondslag voor overheidsoptreden waarbij een inbreuk wordt gemaakt op grondrechten en is al het bewijs verkregen uit die inbreuk dus rechtmatig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

systematiek van dwangmiddelen

A

Hoe ernstiger het strafbare feit dat vermoedelijk is begaan, hoe meer en meer ingrijpende bevoegdheden aan de strafvorderlijke overheid toekomen om dat strafbare feit op te sporen. Echter geldt ook: hoe zwaarder, ingrijpender of risicovoller de overheidsbevoegdheden, hoe zwaarder de wettelijke eisen die vervuld moeten zijn alvorens de bevoegdheden kunnen worden toegepast. Bij het gebruik van dwangmiddelen dienen een aantal aspecten worden getoetst alvorens deze rechtmatig kunnen worden toegepast:
* Door wie (autoriteit): mag beslissen over het al dan niet inzetten van dwangmiddelen?
* Tegen wie (subject): kan de bevoegdheid ingezet worden en bij welke graad van verdenking?
* Gevallen: ten aanzien van welk type feiten mag een bevoegdheid worden ingezet?
* Gronden: met welke reden/doel mogen dwangmiddelen worden ingezet?
* Duur: hoe lang mag de bevoegdheid ingezet worden?
* Beginselen proportionaliteit en subsidiariteit: HR Braak bij binnentreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

steunbevoegdheden

A

binnentreding, fouillering en doorzoeking. Deze bevoegdheden dienen als ondersteuning bij de uitvoering van andere dwangmiddelen en daarom bestaat daarvoor geen expliciete wettelijke grondslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

vrijheidsbenemende dwangmiddelen

A
  1. staande houden
  2. aanhouden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

staande houden (Art. 52 Sv)

A

Staande houden is het aanspreken, eventueel aanklampen, van een verdachte om zijn identiteit vast te stellen.
o Door wie: iedere opsporingsambtenaar;
o Tegen wie: verdachte (art. 27 Sv);
o Gevallen: staat niet in de wet. Verdenking van ieder strafbaar feit;
o Gronden: vaststellen van de identiteit (art. 27a Sv);
o Duur: zo lang als redelijkerwijs nodig is voor vraag en antwoord (kort).
Indien de identiteit al bekend is bij de politie, is staande houden niet toegestaan, omdat er in dat geval geen grond/reden is. Aanhouding mag wel.
Staande houding is in het hedendaagse strafrecht niet meer zo belangrijk, omdat een opsporingsambtenaar op grond van art. 2 Wet op de identificatieplicht iemand om zijn identiteitsbewijs kan vragen zonder dat daar een verdenking voor nodig is. Niet voldoen aan de identificatieverplichting is een strafbaar feit op grond van art. 447e Sr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

aanhouden

A

het desnoods door aangrijpen en vasthouden de verdachte van diens vrijheid beroven om hem naar een plaats van verhoor te (doen) leiden. ≈ arrestatie, oppakken (synoniemen):
1. aanhouding bij heterdaad (Art. 53 Sv.)
2. aanhouding buiten heterdaad (Art. 54 Sv.)
3. ophouden voor onderzoek (Art. 56a Sv.)
4. inverzekeringstelling (Art. 57 Sv.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

aanhouding bij heterdaad (Art. 53 Sv.)

A

Art. 128 lid 1 Sv: zien dat iemand het feit begaat of het meteen daarna kunnen oppakken van degene die het feit heeft begaan. Bij heterdaad is de kans op de verkeerde persoon aanhouden veel kleiner. Aanhouding bij heterdaad mag daarom ook sneller.
o Door wie: iedereen (inclusief burgers!);
o Tegen wie: verdachte (art. 27 Sv);
o Gevallen: elk strafbaar feit, mits heterdaad (art. 128 Sv);
o Gronden: overlevering aan opsporingsambtenaar (art. 53 lid 3 Sv) / geleiding naar verhoorplaats ter voorgeleiding aan hulp-OvJ (art. 53 lid 2 Sv)
o Duur: zo lang als redelijkerwijs nodig voor geleiding naar verhoor.

24
Q

aanhouding buiten heterdaad (Art. 54 Sv.)

A

o Door wie: opsporingsambtenaar (op bevel van de (hulp-)OvJ);
o Tegen wie: verdachte (art. 27 Sv);
o Gevallen: feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten (VH-feiten van art. 67 Sv)
o Gronden: ter geleiding naar een plaats van verhoor of naar (hulp-)OvJ;
o Duur: zo lang als redelijkerwijs nodig voor geleiding naar verhoor.

Ter aanhouding heeft de ambtenaar de steunbevoegdheden van art. 55, 55a, 55b Sv. In beginsel mag de opsporingsambtenaar zoekend rondkijken, maar voor doorzoeken is een machtiging vereist. Voor het betreden van woningen zonder toestemming is daarnaast op grond van de Awbi een machtiging vereist.

25
ophouden voor onderzoek (Art. 56a Sv.)
Ophouden voor onderzoek is het van de vrijheid benomen houden van de verdachte teneinde eerste onderzoeksmaatregelen te nemen, zoals het identificeren, verhoren en onderzoeken van de verdachte. o Door wie: (hulp-)OvJ; o Tegen wie: aangehouden verdachte; o Gevallen: feit waarvoor de verdachte is aangehouden; o Gronden: ‘in het belang van het onderzoek’ (art. 56a lid 2 Sv); o Duur: maximaal 9 uur bij VH-feit (art. 67 Sv), maximaal 6 uur bij andere feiten (art. 56a lid 2 Sv). Tijd tussen 0.00 en 9.00 uur telt niet mee (art. 56a lid 2 Sv). Verlenging met 6 uur mogelijk als de identiteit van de verdachte nog niet is vastgesteld (art. 56b lid 1 Sv).
26
voorbereidend onderzoek: de vervolging
van oudsher het door de OvJ in een strafzaak betrekken van een rechter. Mogelijkheden om een rechter in een strafzaak te betrekken: 1. Vordering voorlopige hechtenis (art. 63 e.v. Sv) 2. Vorderen onderzoekshandelingen (art. 181 Sv) 3. Vorderen onderzoekshandelingen (art. 181 Sv) 4. Dagvaarding (art. 258 e.v. Sv) 5. Uitvaardigen strafbeschikking (art. 257a e.v. Sv)
27
inverzekeringstelling (Art. 57 Sv.)
Inverzekeringstelling is enkele dagen vrijheidsbeneming van verdachte om met spoed het benodigde onderzoek te kunnen doen en zorgvuldige besluitvorming over voorlopige hechtenis te bevorderen. o Door wie: de officier van justitie of hulpofficier van justitie; o Tegen wie: de verdachte; o Gevallen: strafbaar feit waarvoor VH is toegelaten (art. 58 lid 1 Sv); o Gronden: ‘in het belang van het onderzoek’ (art. 57 lid 1 tweede volzin Sv); o Duur: drie dagen (art. 58 lid 2 Sv) + bij dringende noodzaak eenmaal verlenging met drie dagen
28
Vordering voorlopige hechtenis (art. 63 e.v. Sv)
Voor een voorarrest (voorlopige hechtenis) is de beslissing van een rechter nodig.
29
Vorderen onderzoekshandelingen (art. 181 Sv)
Voor sommige onderzoekshandelingen heeft OvJ een rechter-commissaris nodig.
30
Vorderen machtiging dwangmiddelen (bijv. art. 126l lid 4 Sv)
vorderen van een machtiging van dwangmiddelen vragen aan rechter-commissaris.
31
Dagvaarding (art. 258 e.v. Sv)
OvJ brengt dagvaarding uit aan de verdachte dat hij voor de rechter moet komen. De dagvaarding is het begin van het onderzoek ter terechtzitting.
32
Uitvaardigen strafbeschikking (art. 257a e.v. Sv)
Bij een strafbeschikking legt de Officier van Justitie zelf een straf op zonder tussenkomst van de rechter. De OvJ kan dit doen bij feiten met een maximumstraf van zes jaar en de OvJ kan alleen een geldboete of taakstraf opleggen. Als de verdachte het niet eens is met de straf, komt de zaak alsnog voor de rechter. Een verdachte kan de straf ook accepteren. De strafbeschikking wordt dan onherroepelijk Door de komst van een strafbeschikking is de rechter niet altijd betrokken bij een strafzaak.
33
taken openbaar ministerie
belast met de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde (art. 124 RO) en gaat daarbij over: * Opsporing (art. 141 en 148 Sv); * Vervolging (art. 9 Sv) (‘in de zaak betrekken van een rechter’); In Nederland is het recht volledig in handen van het OM (overheidsorgaan). Burgers kunnen niet zelf iemand voor de strafrechter brengen. Burgers kunnen eventueel wel een schadeclaim indienen (onrechtmatige daad). OM heeft het vervolgingsmonopolie: alleen OvJ mag vervolgen. * Beslissen: omtrent vervolging (art. 167 Sv). Aan het einde van het opsporingsonderzoek moet de OvJ op grond van art. 167 lid 1 Sv een beslissing nemen omtrent de vervolging.
34
Vervolgingsbeslissing van art. 167 lid 1 Sv
Verder onderzoek; Bijv. vordering onderzoekshandelingen (art. 181 Sv). Onderzoekshandelingen kunnen worden uitgevoerd door de rechter-commissaris of door de OvJ. Parallelle opsporing is mogelijk (art. 184 Sv). Hierbij zijn zowel de rechter-commissaris als de OvJ bezig met de zaak. * Voorlopige hechtenis (art. 63 e.v.). * Na afronding onderzoekshandelingen (of nadat voorlopige hechtenis is toegepast): nieuwe beslissing! * Beslissing omtrent verdere vervolging, art. 242 Sv: à Strafbeschikking à Dagvaarding
35
officier van justitie
Onderdeel van de staande magistratuur is officier van justitie (OvJ). Naast zijn functie als opsporingsambtenaar in de zin van art. 141 Sv, is hij belast met de: * Opsporing, hij is leidinggevende van het opsporingsonderzoek. * Vervolging, hij bepaalt of en op welke wijze wordt overgegaan tot vervolging. * Tenuitvoerlegging, hij legt het vonnis van de rechter ten uitvoering. Als magistraat neemt de OvJ beslissingen over schuld en legt straffen op, bijvoorbeeld in het geval van een strafbeschikking. Van de OvJ wordt daarom enige onpartijdigheid verwacht en dient ook hij de rechten van de verdachte te waarborgen. Dit blijkt ook uit de plaats van de OvJ in de rechtszaal, hij is namelijk gepositioneerd naast de rechter. Uit de eerder besproken definitie van art. 132a Sv (onder opsporing wordt verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen) blijkt dat de OvJ het gezag heeft over het opsporingsonderzoek.
36
vervolgingsmonopolie
De OvJ is de enige in Nederland die tot vervolging kan besluiten (art. 9 Sv) en heeft daarmee een zogenaamd vervolgingsmonopolie. Dit vervolgingsmonopolie moet worden onderscheiden van het opportuniteitsbeginsel. Ziet op de invulling van het vervolgingsmonopolie dat de OvJ heeft. Hij beslist: * Tot het wel of niet vervolgen van de verdachte; * Wie wordt vervolgd; * Hoe wordt vervolgd, dat wil zeggen met welke afdoeningsmodaliteit; * Waarvoor wordt vervolg, de grondslag die wordt gebruikt bij de vervolging (waar de rechte vanwege de geldende grondslagleer grotendeels aan gebonden is); * Welk forum wordt gebruikt, bij welke rechter de zaak wordt aangebracht.
37
opportuniteitsbeginsel
het afzien van (verdere) vervolging in verband met het ‘algemeen belang’ (art. 167 lid 2 Sv en art. 242 lid 2 Sv). OvJ kan van vervolging afzien, ook als het van mening is dat het een haalbare zaak betreft. Opportuniteitsbeginsel is gebaseerd op de gedachte dat niet bij voorbaat kan worden vastgesteld dat strafvervolging de meest adequate reactie is op het plegen van feiten. Het algemeen belang kan zich in het concrete geval hier tegen verzetten
38
Algemeen belang om af te zien van vervolging
Strafrecht als ultimum remedium Strafrecht is het laatste redmiddel. Als algemeen bekend is dat bepaalde middelen beter werken dan het strafrecht, dan mag OvJ om die reden besluiten om af te zien van vervolging. Beperkte justitiële capaciteit Belangrijke zaken wegen zwaarder dan lichte feiten. Alle middelen kun je maar eenmaal inzetten. OvJ kan ervoor kiezen om door beperkte capaciteit af te zien van vervolging. Persoon van de verdachte Vanwege bijvoorbeeld een korte levensduur van verdachte kan OvJ afzien van vervolging. Belangen van het slachtoffer Denk hierbij bijvoorbeeld aan een man die zijn partner heeft mishandeld. Mediation kan een betere oplossing zijn voor de gezinssituatie.
39
opportuniteitsbeginsel heeft twee componenten
Haalbaarheidscomponent: OvJ moet nagaan of een veroordeling haalbaar is. Dit gaat hij na door middel van het beslisschema (art. 348 en 350 Sv). OvJ gaat kijken of er sprake is van een gedraging die valt binnen de wettelijke delictsomschrijving die wederrechtelijk of verwijtbaar is en maakt een inschatting of strafuitsluitingsgronden zullen slagen. Als een beroep op een strafuitsluitingsgrond naar alle waarschijnlijkheid zal gaan slagen, zal OvJ niet vervolgen. Opportuniteitscomponent: OvJ beoordeelt of vervolging wenselijk is.
40
Ovj daden van vervolging
Aanhangig maken van de zaak ter terechtzitting door te dagvaarden (art. 258 Sv); Vorderen van voorlopige hechtenis (art. 63 Sv); Vorderen van onderzoek door de RC (art. 181 Sv); Uitvaardigen van een strafbeschikking (art. 257a Sv).
41
vervolgingsbeslissing
De vervolgingsbeslissing wordt voor een groot deel beheerst door het in art. 167 en 242 Sv besloten opportuniteitsbeginsel. De OvJ beslist of het in een bepaalde zaak opportuun is om tot vervolging over te gaan. Hiertoe gebruikt hij het criterium ‘aan het algemeen belang ontleend’. In Nederland is vervolging is een bevoegdheid en geen verplichting. Daarnaast wordt ook rekening gehouden met of een veroordeling haalbaar is. Hierbij wordt een inschatting gemaakt op basis van art. 348 en 350 Sv). In Nederland hebben we oorspronkelijk een negatief opportuniteitsbeginsel: alle strafbare feiten moeten in beginsel worden vervolgd tenzij er sprake is van gronden aan het algemeen belang ontleend. Tegenwoordig wordt in de praktijk echter gebruik gemaakt van een positief opportuniteitsbeginsel: feiten worden in beginsel niet vervolgd, tenzij op gronden uit het algemeen belang ontleend.
42
Inhoud vervolgingsbeslissing
1. afzien van (verdere) vervolging (=sepot) 2. overgaan tot (verdere) vervolging 3. Voorwaardelijk afzien van (verdere) vervolging (voorwaardelijk sepot)
43
Afzien van (verdere) vervolging (= sepot); art. 167 lid 2 Sv.
* Technisch sepot: veroordeling niet haalbaar. Voor de vraag of vervolging haalbaar is, zijn artt. 348 en 350 Sv van belang. * Beleidssepot/opportuniteitssepot: veroordeling wel haalbaar, maar niet opportuun. De OvJ beslist vaak aan de hand van de haalbaarheid of hij een zaak opportuun acht. Desondanks heeft de OvJ zich wel te houden aan het beleid dat is uitgestippeld door het OM, ter invulling van de discretionaire bevoegdheid. Een burger kan zich ook beroepen op dit beleid indien de OvJ hiermee strijdig handelt (het kwalificeert volgens de Hoge Raad als recht in de zin van art. 79 Wet RO).
44
Overgaan tot (verdere) vervolging; art. 242 Sv.
* Voorlopige hechtenis; * Onderzoekshandelingen Rechter-Commissaris; * Dagvaarding, of; * Strafbeschikking.
45
Voorwaardelijk afzien van (verdere) vervolging (voorwaardelijk sepot)
Er worden voorwaarden verbonden, anders wordt er alsnog tot vervolging over gegaan (art. 167 lid 2, laatste volzin, Sv). De keuze om al dan niet te vervolgen wordt dan als ware uitgesteld. Indien verdachte zich aan de voorwaarden heeft gehouden, zal het feit alsnog worden geseponeerd. Een voorwaardelijk sepot is in beginsel mogelijk bij alle strafbare feiten, mits het gaat om een beleidssepot (veroordeling wel haalbaar, maar niet opportuun). Een voorwaardelijk sepot is mogelijk in het kader van de beslissing tot (niet) vervolging, maar ook in de beslissing tot (niet) verdere vervolging.
46
Mandaatsepot
De OvJ kan aan een opsporingsambtenaar, mits werkzaam binnen het OM, de bevoegdheid geven om in bepaalde zaken geen actie te ondernemen.
47
Politiesepot
De politie beslist zelf om bepaalde zaken te laten liggen. Het onderzoek wordt geacht niet van start te zijn gegaan en de OvJ komt aan die zaak niet te pas. De term ‘politiesepot’ is ongelukkig uitgekozen, omdat de politie opzichzelfstaand niet de bevoegdheid heeft om zaken te seponeren. Het politiesepot is derhalve een grijs gebied.
48
formeel sepot
OvJ beslist om een verdachte niet verder te vervolgen (art. 242 lid 2 Sv). Kennisgeving aan verdachte is vereist (kennisgeving niet verdere vervolging, art. 243 Sv). In dat geval komt de zaak teneinde (art. 246 Sv).
49
informeel sepot
OvJ beslist om een verdachte niet te vervolgen (art. 167 Sv). Deze beslissing geschiedt vormvrij en hiervoor is geen mededeling aan verdachte vereist.
50
terugkomen op de vervolgbeslissing
De OvJ kan, wanneer hij heeft besloten om te een verdachte te vervolgen, alsnog besluiten niet door te gaan met de vervolging door de dagvaarding (art. 266 Sv) of strafbeschikking (art. 255a Sv) in te trekken. Dit is mogelijk tot op het moment dat de zaak ter zitting wordt uitgeroepen. Daarna ligt de zaak bij de rechter en is het enige wat de OvJ dan kan doen is de rechter om vrijspraak vragen. Terugkomen op een beslissing tot verdere vervolging is mogelijk in het geval er nieuwe bezwaren tegen de verdachte opkomen (art. 255 Sv) of het Hof een vervolgingsopdracht geeft (art. 246 Sv). Terugkomen op de beslissing tot niet-vervolging is in beginsel mogelijk, tenzij de verdachte is medegedeeld dat hij niet zal worden vervolgd. Deze mededeling kan bijvoorbeeld gedaan zijn omdat de verdachte daarom vroeg. Handelen in strijd met deze mededeling levert schending van het vertrouwensbeginsel op.
51
Vervolging en art. 6 EVRM
In de Nederlandse vertaling van artikel 6 EVRM luidt ‘bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging heeft een ieder recht op …’. In de Engelse versie van het EVRM wordt gesproken van een criminal charge. Volgens jurisprudentie van het EHRM vangt de criminal charge-fase aan wanneer door de staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze de verwachting heeft ontleend, en ook in redelijkheid heeft kunnen ontlenen, dat het OM tegen betrokkene een strafvervolging zal kunnen instellen. Hieruit volgt dat met het eerste politieverhoor de ‘criminal charge’-fase is aangevangen. Vanaf het moment dat sprake is van een criminal charge biedt het EVRM bescherming.
52
Waarborgen ten aanzien van vervolgingsbeslissing
1. beginselen van goede procesorde 2. beklag tegen niet (verdere) vervolging (art. 12 procedure) OM kiest ervoor om een zaak niet te vervolgen, maar een belanghebbende (slachtoffer) kan het hier mee oneens zijn. Door middel van een artikel 12-procedure kan een slachtoffer klagen bij het hof (art. 12 Sv). Hierbij wordt de OvJ ter verantwoording geroepen.
53
Voorwaarden voor ontvankelijkheid
1. Rechtstreeks belanghebbende (belangstellende is nog geen belanghebbende); * Bijzonder objectief bepaalbaar, redelijk belang; * Collectief belang van een rechtspersoon (art. 12 lid 2 Sv) 2. Niet- of niet-verdere vervolging; 3. Binnen drie maanden ten gunste van het slachtoffer.
54
Binnen drie maanden ten gunste van het slachtoffer
Binnen drie maanden na de datum waarop de rechtstreeks belanghebbende met de strafbeschikking bekend is geraakt, kan beklag worden gedaan (art. 12k lid 1 Sv). Het hof kan een bevel tot vervolging weigeren op gronden aan het algemeen belang ontleend (marginale toetsing opportuniteit) (art. 12i lid 2 Sv). Het hof mag niet de beoordeling over de vervolging te veel naar zich toetrekken, dit is primair een taak van het OM. Het OM moet de rechtstreeks belanghebbende attenderen op zijn voornemen de vervolging te beëindigen (zie onder andere art. 51a lid 3, 257d lid 5, 243 lid 4 Sv). Het OM moet een kennisgeving van niet-verdere vervolging achterwege laten als beklag op de voet van art. 12 is gedaan, tenzij het hof daarin bewilligt (art. 243 lid 5 Sv).
55
Beslissingen van het hof
* Vervolging zal worden ingesteld of voortgezet ter zake van het feit waarop het beklag betrekking heeft; * Art. 12i lid 3 Sv: het hof mag ook een specifieke vervolgingsdaad gelasten; * Het hof kan in het algemeen de vervolging bevelen; * Art. 12i lid 1 Sv: het hof kan ook de oplegging van een strafbeschikking gelasten. Art. 12 lid 4 Sv: in alle andere gevallen (wanneer geen bevel wordt gegeven) moet het hof het beklag afwijzen.