Week 6: Opsporing & Vervolging en Dwangmiddelen Flashcards
(55 cards)
opsporing
onderdeel vanher voorbereidende onderzoek
Art. 132 Sv: “Onder het voorbereidende onderzoek wordt verstaan het onderzoek hetwelk aan de behandeling ter terechtzitting voorafgaat.”
Art. 132a Sv: “Onder opsporing wordt verstaan het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen.” Het verhoor is onderdeel van de opsporing.
Legaliteitsbeginsel: geldt vanaf het begin van de opsporing. De opsporing markeert het begin van de strafvordering. Strafvordering mag alleen bij de wijze bij de wet voorzien (art. 1 Sv).
Verbaliseringsplicht: plicht voor opsporingsambtenaren om een proces-verbaal op te maken geldt alleen vanaf dat er sprake is van opsporing.
voorbereidende onderzoek: de opsporing
De opsporingsambtenaren staan opgesomd in art. 141 Sv:
Officier van justitie (OvJ): opsporingsambtenaar belast met de opsporing van de strafbare feiten (art. 148 lid 1 Sv), waarbij hij de leiding heeft over andere opsporingsambtenaren (art. 148 lid 2 Sv). (artt. 148 – 149 Sv)
Politieambtenaren: ambtenaren van de politie voor zover zij zijn aangesteld voor de uitvoering van de politietaak (art. 2 Politiewet). De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven (art. 3 Politiewet). Politieambtenaren staan onder leiding van de OvJ (art. 12 Politiewet). Een “Hulp Officier van Justitie” is een politieambtenaar met een extra bevoegdheid.
Door de Minister aangewezen militairen van de Koninklijke marechaussee: denk aan politieambtenaren op onder andere luchthavens.
Opsporingsambtenaren van de bijzondere/buitengewone opsporingsdiensten (BOD’s): bijvoorbeeld de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst (FIOD).
3 domeinen van opsporing
- klassieke opsporing
- de vroegsporing
- opsporing van terrosistische misdrijven
klassieke opsporing
er wordt naar aanleiding van een redelijk vermoeden dat een strafbaar feit is begaan (art. 27 Sv) een onderzoek gestart. Dit is een opsporing op basis van een bestaande verdenking.
De OvJ heeft in dit type opsporingsonderzoek verschillende mogelijkheden:
* Alle opsporingsbevoegdheden;
* De bijzondere opsporingsbevoegdheden (Titel IVa en Va, Boek 1 Sv);
* Vrijheidsbenemende dwangmiddelen (Titel IV, Boek 1 Sv).
kenmerken klassieke opsporing
dat er al een strafbaar feit is begaan, maar er hoeft nog geen verdachte in beeld te zijn. Op het moment dat er opsporingsbevoegdheden worden ingezet tegen een persoon dient diegene echter wel een verdachte te zijn. Pas wanneer er een redelijk vermoeden van schuld bestaat, kan er namelijk pas een inbreuk gemaakt worden op iemands grondrechten (zie art. 27 Sv).
de vroegsporing
er wordt naar aanleiding van een redelijk vermoeden dat in georganiseerd verband bepaalde strafbare feiten worden beraamd of gepleegd, een onderzoek gestart. De feiten hoeven dus nog niet te zijn gepleegd
opsporing van terroristische misdrijven
er wordt een onderzoek gestart naar aanleiding van aanwijzingen van terroristisch misdrijven.
opsporingsbevoegdheden
moeten op grond van het strafvorderlijk legaliteitsbeginsel (art. 1 Sv) in beginsel in het Wetboek van Strafvordering zijn vermeld, voordat hiervan gebruik kan worden gemaakt. In geval slechts lichte inbreuken op grondrechten worden gemaakt vormen art. 3 Politiewet en art. 141 Sv voldoende wettelijke basis. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat art. 3 Politiewet gebruikt kan worden zonder dat er sprake is van een verdenking, maar dat voor een rechtmatige inbreuk op grond van art. 141 Sv wel een verdenking nodig is.
opsporingsbegrip
- onder gezag van de OvJ
- met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen
- in verband met strafbare feiten
onder gezag van de OvJ
De OvJ is belast met de opsporing van strafbare feiten (art. 148 lid 1 Sv) en heeft gezag over de opsporing.
met als doel het nemen van strafvorderlijke beslissingen
Opsporing betreft het verzamelen van alle feiten en omstandigheden betreffende een strafbaar feit en degene die daarvoor verantwoordelijk is (waarheidsvinding). Het verzamelen van feiten is nodig voor de OvJ om te kunnen beslissen over het vervolg van de zaak, maar ook voor de rechter om te kunnen beslissen over de uitkomst van de zaak.
in verband met strafbare feiten
Dit element maakt het mogelijk onderscheidingen te maken. Het Wetboek van Strafvordering kent drie domeinen van opsporing waarin gelegitimeerd een opsporingsonderzoek kan worden gestart
toepassing van bevoegdheden
De toepassing van bevoegdheden maakt vaak een inbreuk op grondrechten van burgers, zoals artt. 6 en 8 EVRM. Bij lichte inbreuken is daarvoor art. 3 Politiewet (Pw) voldoende. Bij zwaardere inbreuken is een specifieke wet in formele zin vereist (denk bijvoorbeeld aan art. 54 Sv).
voortgezette toepassing van bevoegdheden
Tijdens controle kunnen strafbare feiten van een andere aard worden vastgesteld waarna daar zonder bezwaar tegen kan worden opgetreden. Dit is het leerstuk van de voortgezette toepassing van bevoegdheden en komt in het tweede jaar uitgebreid aan bod.
dwangmiddelen
zijn bevoegdheden die desnoods feitelijk tegen de wil van de burger in kunnen worden doorgezet. De definitie van Corstens stelt dat dwangmiddelen “alle in het kader van strafvordering aan te wenden bevoegdheden zijn”, waardoor daadwerkelijk, anders dan door tenuitvoerlegging van een straf of maatregel, inbreuk wordt gemaakt op rechten en vrijheden van personen. Hier vallen ook de (bijzondere) opsporingsbevoegdheden onder.
proportionaliteit en subsdiariteit
De politie heeft bij het inzetten van dwangmiddelen een discretionaire bevoegdheid. Beginselen spelen bij het invullen van deze beslissingsruimte een aanvullende, normerende rol. Bij het gebruik van dwangmiddelen moet voldaan zijn aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit (HR Braak bij binnentreden). Sprake dient te zijn van proportionaliteit tussen het toegepaste dwangmiddel en de ernst van het feit en de bevoegde functionaris.
toestemming en vrijwilligheid
Als een inbreuk wordt gemaakt op iemands persoonlijke levenssfeer is daar een wettelijke basis voor nodig. Afhankelijk van het type inbreuk dat je maakt moet deze wettelijke basis meer of minder expliciet zijn. Daarop is een uitzondering mogelijk, namelijk in het geval dat iemand toestemming geeft tot het maken van een inbreuk. Hiervan is bijvoorbeeld sprake als iemand bij een verkeerscontrole aan de politie toestemming geeft om in de achterbak te kijken. In dat geval geldt die toestemming als grondslag voor overheidsoptreden waarbij een inbreuk wordt gemaakt op grondrechten en is al het bewijs verkregen uit die inbreuk dus rechtmatig.
systematiek van dwangmiddelen
Hoe ernstiger het strafbare feit dat vermoedelijk is begaan, hoe meer en meer ingrijpende bevoegdheden aan de strafvorderlijke overheid toekomen om dat strafbare feit op te sporen. Echter geldt ook: hoe zwaarder, ingrijpender of risicovoller de overheidsbevoegdheden, hoe zwaarder de wettelijke eisen die vervuld moeten zijn alvorens de bevoegdheden kunnen worden toegepast. Bij het gebruik van dwangmiddelen dienen een aantal aspecten worden getoetst alvorens deze rechtmatig kunnen worden toegepast:
* Door wie (autoriteit): mag beslissen over het al dan niet inzetten van dwangmiddelen?
* Tegen wie (subject): kan de bevoegdheid ingezet worden en bij welke graad van verdenking?
* Gevallen: ten aanzien van welk type feiten mag een bevoegdheid worden ingezet?
* Gronden: met welke reden/doel mogen dwangmiddelen worden ingezet?
* Duur: hoe lang mag de bevoegdheid ingezet worden?
* Beginselen proportionaliteit en subsidiariteit: HR Braak bij binnentreden.
steunbevoegdheden
binnentreding, fouillering en doorzoeking. Deze bevoegdheden dienen als ondersteuning bij de uitvoering van andere dwangmiddelen en daarom bestaat daarvoor geen expliciete wettelijke grondslag
vrijheidsbenemende dwangmiddelen
- staande houden
- aanhouden
staande houden (Art. 52 Sv)
Staande houden is het aanspreken, eventueel aanklampen, van een verdachte om zijn identiteit vast te stellen.
o Door wie: iedere opsporingsambtenaar;
o Tegen wie: verdachte (art. 27 Sv);
o Gevallen: staat niet in de wet. Verdenking van ieder strafbaar feit;
o Gronden: vaststellen van de identiteit (art. 27a Sv);
o Duur: zo lang als redelijkerwijs nodig is voor vraag en antwoord (kort).
Indien de identiteit al bekend is bij de politie, is staande houden niet toegestaan, omdat er in dat geval geen grond/reden is. Aanhouding mag wel.
Staande houding is in het hedendaagse strafrecht niet meer zo belangrijk, omdat een opsporingsambtenaar op grond van art. 2 Wet op de identificatieplicht iemand om zijn identiteitsbewijs kan vragen zonder dat daar een verdenking voor nodig is. Niet voldoen aan de identificatieverplichting is een strafbaar feit op grond van art. 447e Sr.
aanhouden
het desnoods door aangrijpen en vasthouden de verdachte van diens vrijheid beroven om hem naar een plaats van verhoor te (doen) leiden. ≈ arrestatie, oppakken (synoniemen):
1. aanhouding bij heterdaad (Art. 53 Sv.)
2. aanhouding buiten heterdaad (Art. 54 Sv.)
3. ophouden voor onderzoek (Art. 56a Sv.)
4. inverzekeringstelling (Art. 57 Sv.)
aanhouding bij heterdaad (Art. 53 Sv.)
Art. 128 lid 1 Sv: zien dat iemand het feit begaat of het meteen daarna kunnen oppakken van degene die het feit heeft begaan. Bij heterdaad is de kans op de verkeerde persoon aanhouden veel kleiner. Aanhouding bij heterdaad mag daarom ook sneller.
o Door wie: iedereen (inclusief burgers!);
o Tegen wie: verdachte (art. 27 Sv);
o Gevallen: elk strafbaar feit, mits heterdaad (art. 128 Sv);
o Gronden: overlevering aan opsporingsambtenaar (art. 53 lid 3 Sv) / geleiding naar verhoorplaats ter voorgeleiding aan hulp-OvJ (art. 53 lid 2 Sv)
o Duur: zo lang als redelijkerwijs nodig voor geleiding naar verhoor.
aanhouding buiten heterdaad (Art. 54 Sv.)
o Door wie: opsporingsambtenaar (op bevel van de (hulp-)OvJ);
o Tegen wie: verdachte (art. 27 Sv);
o Gevallen: feiten waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten (VH-feiten van art. 67 Sv)
o Gronden: ter geleiding naar een plaats van verhoor of naar (hulp-)OvJ;
o Duur: zo lang als redelijkerwijs nodig voor geleiding naar verhoor.
Ter aanhouding heeft de ambtenaar de steunbevoegdheden van art. 55, 55a, 55b Sv. In beginsel mag de opsporingsambtenaar zoekend rondkijken, maar voor doorzoeken is een machtiging vereist. Voor het betreden van woningen zonder toestemming is daarnaast op grond van de Awbi een machtiging vereist.