Week 2: HC/PD 1 t/m 3 Flashcards

(25 cards)

1
Q

Hoe wordt de gaswisseling belemmerd bij een CAP?

A

Alveolaire macrofagen proberen infectie te klaren > gaan cytokinen produceren > neutrofiele granulocyten worden aangetrokken > er wordt alveolair exsudaat gemaakt wat de gaswisseling belemmerd

Kortom: De gaswisseling wordt belemmerd door de aanmaak van alveolair exsudaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welke verdedigingsmechanisme bestaat de afweer in de luchtwegen?

A
  • Innate afweer
    • Hoestreflex
    • Slijm en trilhaar
    • Secretoir IgA in mucosale oppervlak
  • Humorale afweer: IgG
  • Cellulaire afweer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke typische verwekkers zijn er voor een CAP?

A
  • S. Pneumoniae (40%)
  • H. Influenza (10%)
  • Moraxella
  • S. aureus (5%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn kenmerken van een S. Pneumoniae CAP en wat is de behandeling?

A

Acuut, AP, bloederig slijm

Behandeling: Penicilline, amoxicilline, azitromycine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn kenmerken van een H. influenza CAP en wat is de behandeling?

A

Mild beloop, groep sputum, vaak bij COPD

Behandeling: Amoxicilline (indien resistent: ciprofloxacine)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn kenmerken van een moraxella CAP?

A

Mild beloop, groen sputum, vaak bij COPD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn kenmerken van een S. aureus CAP en wat is de behandeling?

A

Acuut, AP, bloederig sputum, VAAK NA GRIEP

Behandeling: Flucloxacilline, augmentin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn atypische verwekkers van CAP?

A
  • Legionella (5%)
  • Mycoplasma (8%)
  • Chlamydia (2%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn kenmerken van een legionella CAP en wat is de behandeling?

A

Acuut, AP, bloederig sputum. Vaak na bezoek warm land met oud hotel, zwembad of sauna

Behandeling: Ciprofloxacine, azitromycine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn kenmerken van een Mycoplasma CAP en wat is de behandeling?

A

Griepachtig beeld, jonge mensen (< 45) zonder comorbiditeit.

Behandeling: Azitromycine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn kenmerken van een chlamydia CAP en wat is de behandeling?

A

Griepachtig beeld, jonge mensen

Behandeling: Azitromycine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wordt een CAP geclassificeerd?

A

CURB-65 score:
- Confusion
- Ureum > 7
- Respiratoire frequentie > 28/min
- Bloeddruk sys < 90 dia <60
- > 65 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is empyeem en welk effect heeft het op de mortoliteit?

A

Het is geïnfecteerd pleuravocht, zorgt voor een verhoging van de mortaliteit van 3.4x

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat wordt verstaan onder de term happy hypoxics?

A

Een patiënt die een lage saturatie heeft, maar daar geen klachten van ondervindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kan een verwekker van een CAP bepaald worden wanneer er radiologisch niets zichtbaar is en de patiënt geen sputum kan opgeven?

A

Dan kan er een broncho-alveolaire lavage (BAL) gedaan worden, wel erg invasief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een typische eerste oppertunistische verwekker die optreedt bij mensen met HIV?

A

Pneumocystis jirovecii pneumoie (PJP)

17
Q

Welke complicaties kunnen optreden bij een PJP? En wat is de behandeling?

A

Complicaties: pneumothorax en een cysteuze afwijking in de longen

Behandeling: co-trimoxazol (bij een lage pO2 (< 70 mmHg) wordt drie weken prednison voorgeschreven)

18
Q

Welke infecties zijn mogelijk bij welke CD4+ gehaltes, en welke profylaxe wordt gebruikt?

A
  • > 200 = Geen profylaxe, wel vaccinaties tegen influenza, pneumokokken en hep A en B
  • < 200 = Risico op PJP > co-trimoxazol
  • <100 = risico op toxoplasmose > co-trimoxazol
19
Q

Wat is sarcoïdose?

A

Ziekte die granolomen veroorzaakt (niet-necrotiserend)

20
Q

Hoe is een granuloom opgebouwd?

A

Een kern met epitheloïde cellen met daaromheen Th1-cellen.

Deze Th1-cellen zorgen voor fibrose en produceren ACE en IL-2R

21
Q

Hoe zorgt sarcoïdose voor hypercalciëmie? En wat zijn symptomen van een hypercaliëmie?

A

Een granuloom brengt 1-alpha-hydroxylase tot expressie. Dit zet 25-hydroxy-vitamine D om in 1,25-dihydroxy-vitamine D. Wat zorgt voor meer terugresorptie van calcium.

Symptomen zijn:
- Sufheid
- Vermoeidheid
- Dorst
- Polyurie

22
Q

Welke syndroom binnen sarcoïdose is geassocieerd met genen? En welke genen zijn dit?

A

Het blau syndroom is geassocieerd met CARD15 en NOD2 genen

23
Q

Wat is het Löfgren syndroom?

A

Een vorm van sarcoïdose die in 20-50% van de gevallen ontstaat. Het kenmerkt zich door:
- Erythema nodosum
- Artritis
- Bilaterale hilaire lymfomen

24
Q

Waarom hebben mensen met sarcoïdose veel T-cellen in een BAL, maar bijna geen T-cellen in het bloed?

A

Dit komt doordat de T-cellen zich in compartimenten bevinden in bijvoorbeeld de longen.

25
Waaruit bestaat de therapie tegen sarcoïdose?
- Corticosteroïden - Methotrexaat - Azathioprine