Week 2 VO, ZO Flashcards
(64 cards)
Wat is een neuronaal netwerk? waarom is dit van belang?
zenuwcellen met een grote maat van verbondenheid is neuraal netwerk. van belang voor epilepsie
Wat kan zorgen voor epilepsie mbt neurale netwerken?
nieuwe verbindingen binnen de hersenen -> verhoogde prikkelbaarheid
wat is het rust membraanpotentiaal. wat zit er intra en extracellulair
-70mV
intra K+
extra Na+
hoe is de uitwisseling van de na/k pomp?
kaliumpomp gaan er drie natriumionen de cel uit en twee kaliumionen de cel in. Dit is een vorm van actief transport en kost energie (1 ATP).
Teken een actiepotentiaal en benoem 6 momenten
Zie tekening VO.1 week 2
Hieronder beschrijf ik de stappen van een actiepotentiaal in een zenuwcel, met nadruk op de rol van natrium- en kaliumkanalen, en de fases van depolarisatie, repolarisatie en hyperpolarisatie:
- Rustpotentiaal
De membraanpotentiaal van een zenuwcel in rust is ongeveer -70 mV.
Dit wordt in stand gehouden door de Na⁺/K⁺-pomp (3 Na⁺ naar buiten, 2 K⁺ naar binnen) en lekkanaaltjes voor kalium.
De binnenkant van de cel is negatief t.o.v. de buitenkant. - Depolarisatie
Een prikkel (bijvoorbeeld een neurotransmitter) verhoogt de membraanpotentiaal tot een drempelwaarde (ca. -55 mV).
Spanningsafhankelijke natriumkanalen (Na⁺-kanalen) openen.
Na⁺-ionen stromen snel de cel in, waardoor de membraanpotentiaal positiever wordt.
De potentiaal stijgt snel tot ongeveer +30 mV. - Repolarisatie
De Na⁺-kanalen sluiten (inactiveren) kort na opening.
Tegelijkertijd openen spanningsafhankelijke kaliumkanalen (K⁺-kanalen).
K⁺-ionen stromen naar buiten, waardoor de membraanpotentiaal weer daalt (wordt negatiever). - Hyperpolarisatie (natraject)
De K⁺-kanalen sluiten langzaam, wat leidt tot een tijdelijke overdreven negatieve membraanpotentiaal (onder de -70 mV).
Dit heet hyperpolarisatie.
De cel is tijdelijk minder prikkelbaar (refractaire periode). - Herstel naar rustpotentiaal
De Na⁺/K⁺-pomp en lekkanaaltjes herstellen het oorspronkelijke evenwicht.
De membraanpotentiaal keert terug naar -70 mV, klaar voor een nieuw actiepotentiaal.
Waarom vindt de undershoot plaats in een actiepotentiaal
De spanningsafhankelijke kaliumkanalen staan nog open waardoor het negatiever wordt dan -70mV
Wat is conductatntie? waartoe leidt verhoogde conductantie bij na en k?
Conductantie is een maat voor hoe makkelijk een ion wordt doorgelaten.
Verhogde geleidbaarheid van natrium -> verhoogde prikkelbaarheid
Verhoogde geleidbaarheid van kalium -> verlaging van prikkelbaarheid
Wat is de nernst potentiaal?
de netto stroom van een ion is nul -> K+ wilt naar buiten en Na+ wilt naar binnen
Wat is het verschil tussen het membraanpotentiaal en het evenwichtspotentiaal?
de drijvende kracht
Bij een grotere drijvende kracht neemt de inwaartse natriumstroom toe
Welke 2 dingen zorgen voor stroming van ionen? Geef een formule
conductantie en de drijvende kracht
De volgende formule is hierbij van toepassing: INa = GNa (Vm – ENa) waarbij INa de natriumstroom is, GNade natriumconductantie, Vm de membraanpotentiaal en ENa de evenwichtspotentiaal van natrium. Als de Vm gelijk is aan Ena is de stroom nu
hoeveel subunits heeft een Na/K kanaal? Waaruit besteen de subunits
4 subunits per kanaal
1 subunit heeft 3 delen:
- transmembraansegement S1-S6
*S1-S4 spanningsafhankelijk
*S5-S6 voor openen/sluiten porie
- P-Loop: selectiviteit
- Intracellulaire loops: voor inactivatie van natriumkanaal
Wat gebeurt er tijdens depolarisatie met het natriumkanaal>
Er is conformatieverandering waardoor het kanaal opent (rotatie)
Welke refractaire periodes heb je?
Absolute refractaire periode waarbij het kanaal is afgesloten en niet vatbaar is voor prikkels
relatieve refractaire periode: hyperpolarisatie, maar met hoge prikkels alsnog te activeren. kaliumkanalen nog open staan en de natriumkanalen nog moeten herstellen van de inactivatie.
Wat is de voltage clamp en current clamp?
Voltage clamp → spanning vast, stroom meten; membraanpotentiaal constant houden en kijken hoeveel stroom ervoor nodig.
Current clamp → stroom vast, spanning meten. Een vaste stroom laten lopen, en kijken wanneer actiepotentiaal vuurt/neuron reageert.
Wat is een vuistregel bij epilepsie?
Hoe meer excitatie, hoe meer rekrutering van inhibitie. bij een verstoorde balans hiertussen, ontstaat epilepsie
Waar zorgt anti epileptica voor? Teken de prikkelbaarheid van Na en K daarbij!
Anti epileptica zorgt voor een verminderde prikkelbaarheid door de conductantie af te laten nemen en zo de drempelwaarde te verhogen.
Natrium moet meer naar rechts verplaatsen, Kalium meer naar rechts
Welke plek en wat wordt er gemeten bij een EEG?
voornamelijk de elektrische activiteit in de cerebrale neocortex, niet van de gehele cortex
Een EEG meet een volgateverschil weer tussen 2 elektroden.
wat zijn voor en nadelen van een EEG?
Beperkingen zijn:
* Het is niet mogelijk om van een specifieke locatie in het brein de activiteit te meten. Oftewel een beperkte spatiële resolutie;
* Het EEG kan de activiteit van dieper gelegen structuren dan de cortex niet meten.
Voordelen van deze techniek zijn:
* Relatief goedkoop en simpel;
* Meet activiteit in milliseconden = goede tijdsresolutie.
Welke epileptiforme EEG afwijkingen kan men zien?
Epileptiforme EEG-afwijkingen:
* Ictaal:
1. Afwijkende activiteiten die te zien zijn tijdens epileptische aanval;
- Interictaal:
1. Afwijkingen die te zien zijn tussen twee epileptiforme afwijkingen in;
2. Vooral naar op zoek tijdens standaard EEG
Wat zijn indicatie voor een EEG
- verdenking op epilepsie
- bewaking bij operatie
- vaststellen hersendood (tbv donatieprocedure)
- analyse bij slaapstoornissen
Wat zijn de nummers en letters bij een EEG
- Elektrodepositie;
1. Even getal
2. Oneven getal - Hoogte getal geeft locatie op de schedel aan;
1. 0
2. 9/10 - Letters geven anatomische positie aan;
1. Fp =;
2. F =;
3. C =;
4. T =;
5. P =;
6. O =;
7. A =
- Elektrodepositie;
1. Even getal = rechts;
2. Oneven getal = links; - Hoogte getal geeft locatie op de schedel aan;
1. 0 = midline;
2. 9/10 = meestal lateraal; - Letters geven anatomische positie aan;
1. Fp = prefrontaal;
2. F = frontaal;
3. C = centraal;
4. T = temporaal;
5. P = parietaal;
6. O = occipitaal;
7. A = auriculair/anterior
Welke 5 golven kan men zien op EEG
- Delta golven 0,5-4 Hz; zeer traag en enkel bij pasgeborenen
- theta golven 4-8 Hz
- alpha golven 8-13 Hz; maar voor onstapnnenheid, hoe meer ontspannen, hoe meer alfa golven (nemen bv af als iemand zijn ogen opent)
- Mu ritme 10Hz: vergelijkbaar met alpha golven, maar deze verdwijnen bij spiercontractie
- beta golven 13-30Hz; gegenereerd door motorische cortex
Wat zijn provocatie methoden bij epilepsie?
- lichtflitsprikkeling
- hyperventilatie (mechanisme niet duidelijk waarom dit insult veroorzaakt)
- slaaponthouding
- specifieke stimulus/reflex toedienen
In welke groepen zijn epileptische insulten in te delen qua groepen? hoe heeft de locatie hierop invloed?
idiopathisch: geen idee wat er aan de hand is
structureel: aangeboren of verworven met afwijkende beeldvorming
crypotogeen: vermoeden op onderliggende oorzaak, maar nog niet aan te tonen.
Focale epilepsie -> aanwijzing voor structurele oorzaak (ook bij multifocaal)
gegeneraliseerde epilepsie -> gelijktijdig begin in beide hemisferen, structureel minder waarschijnlijk en genetische aanleg waarschijnlijker.