Week 3 HC Flashcards

Het visuele systeem (68 cards)

1
Q

Wat betekend amblyopie? Wat is er verminderd

A

Amblyopie = lui oog
het is verminderde gezichtsscherpte in 1 oog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leer anatomie van het oog
Conjunctiva
sclera
iris
pupil
cornea

A

Conjunctiva
sclera
iris
pupil
cornea
retina
blinde vlek
macula (gele vlek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe ontstaat een lui oog (amblyopie)?

A

Door: onderbreking in normale ontwikkeling van het zien

  • door het niet gebruiken van 1 oog gaan neuronen en synapsen verloren tussen oog en visuele cortex
  • als brein 1 oog de voorkeur geeft aan andere oog gaan er neuronen en synapsen verloren –> competitie tussen beid ogen op visuele cortex
  • goede oog gaan oculair dominantie kolommen innemen van aangedane oog –> niet een gelijke verdeling ogen –> leren niet met elkaar ‘praten’ –> ontwikkeling visus niet goed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe loopt visuele informatie via de banen?

A

Retina -> n. opticus -> chiasma opticum -> tractus opticus -> laterale geniculate nuclea (LGN) -> radiatio optica -> visuele cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tot welke leeftijd ontwikkeld de visus?

A

tot 6-8 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de prevalentie van amblyopie?

A

±3% van de bevolking

  • 6500 nieuwe kinderen per jaar in NL
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat kunnen oorzaken zijn van amblyopie?

A
  • stabisums (scheelzien) 33%
  • ongelijke brilsterkte: 33%
    • anisometripie (Verschil in sterkte/refractie)
    • astigmatisme (verschil in vorm oog)
  • combinatie oorzaken: strafisme en animo
  • deprivatie amblyopie:
    • ptosis
    • visueel storende media trobeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe kan strabisme leiden tot amblyopie?
Wat is het verschil tussen de twee?

A

brein minder hard te werken voor niet scheelziende oog – krijgt voorkeur van brein
–> waardoor het scheelziende oog lui wordt

Strabisme is enkel scheefstand van het oog, bij amblyopie is er 1 oog met verminderde gezichtsveld en kan tgv strabisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de behandeling van amblyopie?

A
  1. bril
  2. occlusie therapie: goede oog afplakken voor leeftijd 8 jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom wordt er altijd eerst een bril voorgeschreven voordat gestart wordt met occlusie therapie bij amblyopie?

A

is een refractaire adaptatie periode: door bril te dragen kan de visus toenemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer kan er gestopt worden bij occlusie therapie?

A

bij gelijke visus voor beide ogen –> geleidelijk afbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De eerste …. uur zijn het belangrijkst bij occlusie therapie voor een positief effect op de visus?

Wat is een belangrijke kanttekening?

A

eerste 400 uur

vaak slecht therapietrouwheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn redenen om niet te plakken bij een amblyopie?

A
  • niet begrepen, geen kennis
  • logistieke problemen
  • stress in het gezin
  • aandoening niet ernstig genoeg vinden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoeveel % krijgt blijvende amblyopie?

A

±1%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het gevolg van blijvende amblyopie?

A
  • verminderde kwaliteit van leven
  • beperking beroepskeuze
  • langere periode: bilateraal slechtziende aan het leven 2x zo hoog bij niet behandelde amblyopie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe wordt visus getest op verschillende leeftijden?

A

0-4mnd fundusreflex
6-24 mnd VOV test
vanaf 3jr LH plaatjeskaart
vanaf 4jr Landolt-C test

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de fovea/macula?

A

Fovea/macula - gele vlek = scherp zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe moet het licht reizen door het oog om naar de hersenen te gaan.

A

Licht gaat door zenuwlaag, ganglionlaag, nucleairlaag en uiteindelijk bij de pigmentlaag met fotoreceptoren daar wordt het weer door alle lagen heen naar de n. opticus vervoerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de papilla?

A

Papilla = blinde vlek = geen fotoreceptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke celtype zijn te vinden in het netvlies?

A
  • fotoreceptoren: Staafjes/kegeltjes
  • horizontale cellen
  • bipolaire cellen; ON/OFF cellen
  • amacriene cellen
  • ganglioncellen: P/M cellen (p=kegel, m=staafjes)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe gaat de foto-transductie van fotoreceptoren als er licht op valt?

A

foton (licht) stimuleert rhodopsine –> activatie G-protein transducine –> activatie cGMP fosfodipase (PDE) –> PDE geeft hydrolyse van cGMP –> concentratie cGMP omhoog –> sluiten kation-kanalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het effect van licht in de fotoreceptoren op neurotransmitter afgifte?

A

licht leidt tot: hyperpolarisatie –> negatiever membraanpotentiaal –> geen actiepotentiaal –> minder glutamaat afgifte

  • hoe meer licht, hoe groter de response (graduele respons, geen drempelwaarde!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het effect van donker in de fotoreceptoren op neurotransmitter afgifte?

A

donker leidt tot: depolarisatie –> kation-kanalen open staan –> meer glutamaat afgifte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe gaat de versterking van het signaal in fotoreceptoren?

A

1 foton –> 1 rhodopsine molecuul –> 800 tranducine moleculen –> 800 PDE –> hydrolyse 4800 cGMP –> sluiten 200 kationkanalen (2%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Voor hoeveel mV potentiaal verandering zorgt 1 foton?
1 foton = 1 mV potentiaal verandering
26
Welke soorten fotoreceptoren zijn er?
- staafjes - kegeltjes: 3 type
27
Voor welke waarnemen zijn kegeltjes? Waarom zijn hier 3 types van?
Kegeltjes = kleur 3 types om verschillende golflengtes en zo kleuren op te vangen
28
Voor welke waarneming zijn staafjes?
Staafjes = zwart-wit: helderheidswaarneming
29
Wat zijn verschillen tussen staafjes en kegeltjes? TENTAMEN! verdeling, versterking, gevoeligheid, reactiesnelheid
1. Verdeling: - kegeltjes: centrum (fovea) + neemt af naar periferie - staafjes: perifeer gelegen 2. Versterking: - kegeltjes: 1 kegeltjes geeft door aan 1 cel - staafjes: meerdere staafje geeft door aan 1 cel 3. Gevoeligheid: - staafjes >> kegeltjes - weinig licht = staafjes actief (scotopisch) - veel licht = kegeltjes actief (fotopisch) - beide actief: mesopisch 4. reactie snelheid en duur: - staafjes: duurt lang + langer herstel - kegeltjes: reageren snel + snel herstel
30
Hoe is de retinale verdeling mbt kegeltjes en staafjes en wat is het effect
Kegeltjes zitten met name in de fovea staafjes met name in de periferie. effect: centraal meest gevoelig voor resolutie en kleur, perifeer gevoelig voor lichtsterkte
31
Wat zijn kenmerken van bipolaire cellen?
- signaal doorgeven vanuit foto-receptoren - hebben glutamaat receptoren - graded response: GEEN actiepotentiaal
32
Welke 2 type bipolaire cellen zijn er + wat is het verschil?
1. ON: licht aan --> hyperpolarisatie --> minder glutataat --> MGluR6 receptor actief --> depolarisatie --> meer glutamaat --> meer actiepotentialen in retinaal ganglioncellen 2 OFF: licht aan --> hyperpolarisatie --> minder glutamaat --> AMPA receptor --> hyperpolarisatie --> minder glutamaat --> minder actiepotentiaal in retinaal ganglioncellen
33
Welke receptor hoort bij de: ON-bipolaire cellen? En welke bij de OFF
ON -> MGluR6 OFF -> AMPA
34
Wat zijn kenmerken van retinale ganglioncellen?
- krijgen signaal van bipolaire cellen - output via n. opticus naar laterale geniculate nucleus (LGN) - maken actiepotentialen!
35
Welke 2 type retinale ganglioncellen zijn er?
1. M-cellen: input van staafjes 2. P-cellen: input van kegeltjes
36
Wat is het verschil tussen M-cellen en P-cellen in de retina?
M-cellen: input van staafjes --> naar magno-cellulaire lagen in LGN * voor helderheid-contrast P-cellen: input van kegeltjes --> naar parvo-cellulaire lagen in LGN * voor kleur
37
Wat zijn kenmerken van amacriene cellen?
- zonder axonen - graded response: geen actiepotentiaal - functie: reageren op verandering = aan en uitgaan van licht
38
Wat zijn kenmerken van horizontale cellen in de retina?
- hebben glutamaat receptoren - graded response: geen actiepotentiaal
39
Wat is de functie van horizontale cellen in de retina?
- integreren van signalen over een groter oppervlak --> laterale verbindingen over groter gebied * interactie tussen fotoreceptoren --> laterale inhibine * receptieve veld --> center-surround
40
Wat is een receptief veld?
Receptief veld = deel van het visuele veld waar een visuele cel reageert
41
Hoe zijn de receptief velden opgebouwd in de retina?
- hoe verder naar de periferie, hoe groter ze worden - centrum: kleinere velden
42
Waarom zijn receptieve velden belangrijk?
reactie van bipolaire of ganglion cel hangt af van de verdeling van licht op zijn receptieve veld
43
Welke 2 type cellen voor center-surround zijn er?
1. On-center/off-surround 2. off-center/on-surround
44
Wat is het verschil tussen On-center en Off-center cellen?
1. On-center/off-surround: * licht op centrum --> actief (hyperpolarisatie) * omgeving --> inactief 2. off-center/on-surround: * licht op centrum --> inactief * omgeving --> actief (hyperpolarisatie)
45
Naar welke 4 kernen wordt er geprojecteerd vanuit de ogen informatie?
1. lateraal geniculate nucleus: visuele informatie (90%) 2. hypothalamus: dag-nacht cyclus (10%) 3. pretectum: pupil reflex 4. superior colliculus: oog/hoofd bewegingen
46
Hoe verloopt het primaire visuele pad?
retina --> optic chiasma --> LGN (thalamus) --> visuele cortex (occipitaal)
47
Hoe gaat de kruising van oogzenuwen in het optisch chiasma?
- Alles van de linker kant van het gezichtsveld van BEIDE ogen gaan naar linker kant - alles van de rechter kant van het gezichtsveld van BEIDE ogen gaat naar rechts
48
Hoe wordt het beeld van het gezichtsveld verdeelt in de occipitaal kwab rondom sulcus calcarine? zie plaatje!
Rondom: sulcus calcarine: - onder = info van boven - boven = info van onder - rechter hemisfeer = info van links - linker hemisfeer = info van rechts
49
Wat gebeurt er bij een laesie van het chiasma opticum?
Bitemporale hemianopsie
50
Hoe is de opbouw van de LGN (lateraal genu nucleus)?
- 6 lagen te onderscheiden in Parvo en Mango cellen: * 1-4: parvo-cellen * 5-6: magno cellen retina-topische representatie - mono-oculair: 3 lagen ipsilateraal en 2 lagen contra-lateraal oog (gescheiden per oog!!) De LGN bestaat dus uit zes lagen. Elke laag is monoculair en houdt zich bezig met: * Laag 2, 3 en 5: ipsilateraal oog (dezelfde kant); * Laag 1, 4 en 6: contralateraal oog (andere kant).
51
Neer welke laag van de primaire visuele cortex vindt projectie plaats?
laag 4: informatie uit ogen zijn nog gescheiden
52
Wat is de opbouw van de strikte cortex/V1 (primaire visuele cortex)?
- 2 mm dik - bestaat uit 6 lagen - retinotopische organisatie - visuele veld - over-representatie van fovea - kolommen structuur: * verticale --> gelijke voorkeur * horizontale --> langzame verandering van stimulus voorkeur
53
Wat is een functioneel eenheid in de V1?
Functionele eenheid = verzameling kolommen die de verschillende voorkeuren van een stimulus eigenschap van een stukje visueel veld verwerken
54
Welke 2 stromen van visuele informatie gaan er vanuit de V1? TEKEN PLAATJE HC 4
1. Dorsale stroom --> naar parientale kwab (MT) 2. Ventrale stroom --> naar temporale kwab (V4)
55
Voor welke waarnemen is de dorsale stroom?
- voor: plaats, beweging - belangrijk: WAAR? (locatie van object)
56
Welke aandoening kan ontstaan bij aantasting van de dorsale stroom van visuele verwerking?
Dorsale stroom naar: MT (parientale kwab) Aangedaan: - akinetosia (bewegingsblindheid)
57
Voor welke waarneming is de ventrale stroom?
- voor: kleur/vorm - belangrijk: WAT? (object)
58
Welke aandoening kan ontstaan bij aantasting van de ventrale stroom voor visuele verwerking?
Ventrale stroom: naar V4 (temporaal kwab) Aangedaan: - hemi-acromatosie: V4 aangedaan - prosopagnosia = geen gezichten herkennen: fusiforme gyrus/temporaal aangedaan
59
Wat is the binding problem?
The binding problem = verschillende aspecten van visuele stimulus worden gescheiden verwerkt, maar we neen het als 1 geheel waar
60
hoe wordt de pupilreflex getest?
in donker lampje met smalle felle bundel
61
welke zenuw de afferente baan en efferente baan van de pupil?
De afferente baan van de pupilreflex is de n. opticus (n. II). De functie hiervan worden getest door middel van het relatief afferent pupil defect (RAPD). De efferente bundels die de pupil besturen zijn de parasympaticus (n. oculomotorius) en de sympathicus die loopt via de grensstreng
62
Waarvoor zorgt de symptaticus en de parasympaticus van de pupil?
parasymp -> Sfincter van pupil (constrictie) Symptaticus -> dilatatie van pupil
63
Welk deel verzorgt het pupilreflex en hoe kan het dat de contralaterale pupil ook reageert?
Pretectum zorgt voor pupilreflex De reactie van het pretectum is dat er twee bundels richting de nuclei van Edinger-Westphal gaan: één naar de ipsilaterale en één naar de contralaterale nucleus, die weer door gaan naar de bijbehorende ogen. Dus, als slechts één oog licht ontvangt, zal de pupil van het andere oog door dit mechanisme ook contraheren
64
Wat is te zien bij efferente zenuwbanen laesies mbt pupilreflex?
anisocorie verschil neemt toe in donker -> sympaticus aangedaan anisocorie verschil neemt toe in licht -> parasympaticus aangedaan
65
Wat is de efferente zenuwbaan van de pupilreflex en de afferente zenuwbaan?
* Efferente zenuwbanen = parasympatisch via de n. oculomotorius en sympatisch: * Afferente zenuwbanen = via de n. opticus → testen op RAPD;
66
Hoe is de bloedvoorziening van het oog?
A. carotis interna -> a. ophthalmica -> a. calaris posterior longa + breves
67
Hoeveel spieren heeft het oog?
6 per oog
68
Teken de banen van het oog en benoem de laesies en hoe dan het gezichtsveld eruit ziet! TENTAMEN
zie plaatje PD1 week 3