week 3 Flashcards
(430 cards)
kenmerken virus
Een virus is een pakketje genetisch materiaal dat beschermd wordt door een eiwitmantel. Het is een infectieuze acellulaire entiteit en heeft zelf geen cel
kan niet voortbeweging
geen ribosomen
kan niet zelfstandig vermenigvuldigen
repliceert en groeit niet
Waarom wordt een virus niet als een levend organisme beschouwd?
kan niet groeien
kan niet zelfstandig repliceren
geen eigen energie voorziening
geen ribosomen
Welke drie criteria bepalen of iets een levend organisme is?
Het organisme is in staat tot groei en deling.
Het organisme is autonoom.
Het organisme heeft een eigen stofwisseling.
Waarom zijn virussen afhankelijk van een gastheer?
Virussen kunnen zichzelf niet vermeerderen en zijn afhankelijk van de cellen van een gastheer om te repliceren.
Wat maakt het ontwikkelen van antivirale therapieën lastig?
De nauwe relatie van virussen met hun gastheer maakt het moeilijk om antivirale therapieën te ontwikkelen die niet toxisch zijn voor de gastheer zelf.
Wat is een belangrijk verschil tussen bacteriën en virussen met betrekking tot genetisch materiaal?
Bacteriën bevatten alleen DNA, terwijl virussen zowel uit RNA als DNA kunnen bestaan.
Bevatten bacteriën ribosomen? En virussen?
Bacteriën bevatten ribosomen (+), terwijl virussen geen ribosomen hebben (-).
Hoe vermeerderen bacteriën zich en hoe vermeerderen virussen zich?
Bacteriën vermeerderen zich door celdeling (+).
Virussen kunnen zich niet zelfstandig vermeerderen (-).
Kunnen bacteriën groeien op een voedingsbodem? En virussen?
Bacteriën kunnen groeien op een voedingsbodem (+).
Virussen niet (-).
Zijn bacteriën altijd obligaat intracellulair? En virussen?
Sommige bacteriën (zoals Chlamydia) zijn obligaat intracellulair.
Virussen zijn altijd obligaat intracellulair (+).
Welk type microscoop is nodig om virussen te bestuderen?
Een elektronenmicroscoop.
Welke drie theorieën over de herkomst van virussen worden genoemd?
Virus first: overblijfsel precellulaire levensvormen Regression: reductie van eencellige organismen,
Escape: vrijgekomen fragmenten genetisch materiaal
Waarom spreekt de aanwezigheid van retrovirussen in het humane genoom (5-8%) de theorie tegen dat virussen pas konden ontstaan nadat cellen bestonden?
Omdat het suggereert dat virussen en cellen al veel langer met elkaar in interactie zijn en virussen mogelijk eerder dan of gelijktijdig met cellen zijn ontstaan.
Wat betekent het als een virus gastheerspecifiek is?
Het virus kan alleen een specifieke gastheer infecteren, zoals alleen mensen, dieren of planten.
Wat is crossover bij virussen?
Crossover treedt op wanneer een virus overspringt van de ene soort naar de andere (niet-immune) populatie, wat kan leiden tot epidemieën (bijv. HIV, Influenza, MERS).
Wat is een zoönose?
Een virusinfectie die wordt overgedragen van dieren op mensen, zoals vogelgriep of MERS.
Wat betekent cel specificiteit (tropisme) bij virussen?
Virussen infecteren alleen bepaalde celtypen binnen een gastheer. Bijvoorbeeld: HIV infecteert specifiek immuuncellen.
Noem vijf manieren waarop virussen worden overgedragen.
Direct contact (huidcontact, transplacentair, mucosaal).
Aerogeen (via lucht, bijv. druppeltjes).
Vector (zoals muggen of teken).
Druppel (speeksel of hoesten).
Vehikel (via voedsel, water of bloedproducten).
Waarom is het belangrijk om besmettingsroutes van virussen te kennen?
Om effectieve preventiemaatregelen te nemen, zoals in ziekenhuizen of tijdens epidemieën.
Wat zijn kortdurende infecties en geef een voorbeeld?
Kortdurende infecties duren kort en zijn zelflimiterend, zoals Ebola of Rhinovirus.
Wat zijn chronisch actieve infecties en geef een voorbeeld?
Infecties waarbij het virus actief blijft en zich blijft vermeerderen, zoals HIV.
Wat zijn latente infecties en geef een voorbeeld?
Infecties waarbij het virus zich tijdelijk terugtrekt en weer actief kan worden, zoals herpesvirussen.
Waaruit bestaat het genoom van een virus?
Het genoom van een virus bestaat uit nucleïnezuur, dat RNA of DNA kan zijn.
Wat is de functie van de capsidemantel bij een virus?
De capsidemantel is een eiwitmantel die het genetisch materiaal van het virus beschermt.