Week 3 Flashcards

(34 cards)

1
Q

Manier om zichzelf te definiëren in termen van de eigen interne gedachten, gevoelens en handelingen.

…Zelfbeeld

A

Onafhankelijk zelfbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Manier om zichzelf te defineren in termen van de relaties met andere mensen; erkennen dat het eigen gedrag dikwijls bepaald wordt door de gedachte, gevoelens en handelingen van de groep

… zelfbeeld

A

Onderling afhankelijk zelfbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Proces waarbij mensen binnen kijken en hun eigen gedachten, gevoelens en motieven onderzoeken

A

Introspectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Idee dat wanneer mensen hun aandacht op zichzelf richten, ze hun gedrag evalueren en het vergelijken met hun innerlijke normen en waarden.

Als we zelf een spiegel voorhouden dan houden we ons meer aan normen en waarden

  • onderdeel van introspectie
A

Zelfbewustzijnstheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Theorie die stelt dat wanneer onze attitudes en gevoelens onzeker of ambigu zijn, we onze conclusies daarover baseren op observaties van ons gedrag en de situatie waarin dat gedrag voorkomt.

Situaties die niet helemaal duidelijk zijn, baseer je je eigen beeld op wat je op dat moment doet

Vb: je zit in het werkcollege dus ik zal wel gemotiveerd zijn

*vorm van zelfobservatie

A

Zelfperceptietheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Intern of extern locus?

Vrijwillig

Vb: ik kom naar dit werkcollege.

A

Intern locus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Intern of extern locus?

Door de situatie

Vb: ik kom naar dit werkcollege,want het is verplicht

A

Extern locus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Intrinsieke vs extrinsieke motivatie.

Verlangen om ergens aan te beginnen omdat je ervan geniet of het interessant vind

A

Intrinsieke motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Intrinsieke vs extrinsieke motivatie.

Verlangen om ergens aan te beginnen vanwege externe beloningen of druk

A

Extrinsieke motivatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

*genderverschillen

Meer bij vrouwen
Meer over gevoel

A

Relationele onderlinge afhankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

*genderverschillen

Meer bij mannen
Over de grotere dingen, niet zoveel over gevoel

A

Collectieve onderlinge afhankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De neiging van mensen om de oorzaken van hun gedrag te zoeken in dwingende extrinsieke motivaties, waardoor ze de invloed van intrinsieke redenen onderschatten.

Vb: kinderen die al lezen en je die een beloning geeft om nog meer te lezen, en je haalt die beloning weg dan gaan ze nog minder lezen dan dat ze hiervoor deden. Kinderen denken dan dat ze alleen maar lezen om de beloning

A

Overrechtvaardigings effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beloningen die gegeven worden voor het uitvoeren van een taak, ongeacht hoe goed dat gebeurt.

A

Taakafhankelijke beloningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Prestatieafhankelijke beloningen

A

Beloningen die gebaseerd zijn op hoe goed een taak wordt uitgevoerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Stap 1: er gebeurt iets met je lijf, je voelt spanning, je begint te zweten.
Stap 2: je gaat een verklaring zoeken voor wat je voelt

Het idee dat een emotionele ervaring het resultaat is van een zelfperceptieproces dat uit 2 stappen bestaat waarin mensen eerst fysiologische opwinding (arousal) ervaren en daar vérvolgens een geschikte verklaring voor zoeken

A

Tweefactorentheorie van emotie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Misattributie van opwinding

A

Proces waarbij mensen verkeerde conclusies trekken over de oorzaken van hun gevoelens

17
Q

Het idee dat we een bepaalde capaciteit in een bepaalde mate bezitten en dat dit gegeven onveranderlijk is.

‘Ik ben nergens goed in, ik kan het of ik kan het niet ‘
‘Vertel me alsjeblieft dat ik slim ben’
“Mijn mogelijkheden bepalen alles “

A

Vast denkkader (fixed mindset)

18
Q

Het idee dat onze capaciteiten kneedbare kwaliteiten zijn die we kunnen cultiveren en ontwikkelen.

‘Ik kan alles leren wat ik wil, ik kan tegenslagen overwinnen, als het niet lukt dan leer ik de volgende keer wat harder en dan haal ik het wel’

A

Vorm denkkader (growth mindset)

19
Q

Sociale vergelijking

A

Het idee dat we over onze eigen vaardigheden en attitudes leren door onszelf te vergelijken met anderen

20
Q

Opwaartse sociale vergelijking

A

*sociale vergelijkingstheorie

Onszelf vergelijken met mensen die beter scoren op een bepaalde eigenschap of vaardigheid dan wijzelf

21
Q

Neerwaartse sociale vergelijking

A

Onszelf vergelijken met mensen die slechter scoren dan wijzelf op een bepaalde eigenschap of vaardigheid

22
Q

Sociale afstemming

A

Zelfkennis door ideeën/attitudes van andere over te nemen

Vb: facebook

23
Q

Poging van mensen mensen om andere over te halen om hen te zien zoals ze gezien willen worden

A

Impressie management

24
Q

Proces waarbij mensen andere naar de mond praten, prijzen en proberen zichzelf sympathiek te maken in de ogen van iemand andere, die vaak een hogere status heeft

25
Strategie waarbij mensen voor zichzelf obstakels en excuses creëren zodat ze bij een mislukking niet zichzelf de schuld hoeven te geven
Zelfsabotage
26
Welke stelling is waar? A) vrouwen neigen meer naar relationele onderlinge afhankelijkheid, terwijl mannen meer negen naar de collectieve onderlinge afhankelijkheid B) zowel mannen als vrouwen neigen meer naar collectieve onderlinge afhankelijkheid C) zowel mannen als vrouwen neigen meer naar relationele onderlinge afhankelijkheid D) mannen negen meer naar relationele onderlinge afhankelijkheid, terwijl vrouwen meer neigen naar collectieve onderlinge afhankelijkheid
A) vrouwen neigen meer naar relationele onderlinge afhankelijkheid, terwijl mannen meer negen naar de collectieve onderlinge afhankelijkheid
27
Wat zijn causale theorieën? A) geen van bovenstaande antwoorden B) theorieën over de oorzaken van de eigen gevoelens en gedragingen C) theorie die stelt dat wanneer onze attitudes en gevoelens onzeker of ambigu zijn, we onze conclusies daar over baseren op observaties van ons gedrag en de situatie waar in dat gedrag voorkomt D) idee dat we over onze eigen vaardigheden en attitude's leren door onszelf te vergelijken met andere mensen
B) theorieën over de oorzaken van de eigen gevoelens en gedragingen
28
Wat is het verschil tussen intrinsieke en extrinsieke motivatie? A) extrinsieke motivatie is het verlangen om ergens aan te beginnen omdat je ervan geniet of het interessant vindt, intrinsieke motivatie is het verlangen om ergens aan te beginnen vanwege beloningen of druk B) intrinsieke motivatie is het verlangen om ergens aan te beginnen omdat je ervan geniet of het interessant vindt, extrinsieke motivatie is het verlangen om ergens aan te beginnen vanwege beloningen of druk C) geen van bovenstaande antwoorden D) zowel bij intrinsieke als extrinsieke motivatie gaat het om het verlangen ergens aan te beginnen omdat je het interessant vindt, alleen bij extrinsieke motivatie wordt er vanaf buitenaf gecontroleerd of je wel je best doet
B) intrinsieke motivatie is het verlangen om ergens aan te beginnen omdat je ervan geniet of het interessant vindt, extrinsieke motivatie is het verlangen om ergens aan te beginnen vanwege beloningen of druk
29
Wat is Schachters twee factoren theorie Van emotie? A) het idee dat een emotionele ervaring het resultaat is van een zelf perceptie proces dat uit twee stappen bestaat en waar in mensen eerst een interpretatie maken van de situatie en daar vervolgens een emotie bij gaan voelen B) het idee dat een emotionele ervaring het resultaat is van een zelf perceptie proces dat uit twee stappen bestaat en waar in mensen eerst fysiologische opwinding ervaren en daar vervolgens een geschikte verklaring voor zoeken C) het idee dat een emotionele ervaring het resultaat is van twee verschillende factoren, namelijk de situatie in het karakter van de persoon D) de theorie is een verklaring voor het proces waarbij mensen verkeerde conclusies trekken over de oorzaak van hun gevoelens
A) het idee dat een emotionele ervaring het resultaat is van een zelf perceptie proces dat uit twee stappen bestaat en waar in mensen eerst een interpretatie maken van de situatie en daar vervolgens een emotie bij gaan voelen
30
We lopen de grootste kans dat we alleen denken dat we iemand leuk vinden terwijl dat in werkelijkheid niet zo is wanneer we: A) de hele avond samen dansen met onze date B) spannende dingen gaan doen met onze date C) chatten met onze date D) en glas alcohol hebben gedronken
B) spannende dingen gaan doen met onze date
31
Hoe kunnen ouders hun kinderen het beste prijzen? A) veel prijzen ongeacht de behaalde resultaten, zodat het kind een vaste denkkader ontwikkeld (Fixed Mindset) B) prijzen om de inspanning wanneer de behaalde resultaten tegenvallen, zodat het kind een vormbaar denkkader ontwikkeld (growth mindset) C) prijzen om de inspanning ongeacht de behaalde resultaten, zodat het kind een vormbaar denkkader ontwikkeld (growth mindset) D) alleen prijzen wanneer erg goede resultaten behaald zijn, zodat het kind een vastdenkkader ontwikkeld (fixed mindset)
B) prijzen om de inspanning wanneer de behaalde resultaten tegenvallen, zodat het kind een vormbaar denkkader ontwikkeld (growth mindset)
32
Het overrechtvaardiging'seffect houdt in: A) dat mensen denken dat hun gedrag wordt veroorzaakt door intrinsieke redenen, waardoor ze de mate waarin hun gedrag wordt veroorzaakt door dwingende extrinsieke redenen onderschatten B) dat mensen gedrag sterk laten beïnvloeden door gevoelens van rechtvaardigheid C) dat mensen denken dat hun gedrag wordt veroorzaakt door een dringende extrinsieke redenen, waardoor ze de mate waarin hun gedrag veroorzaakt door intrinsieke redenen onderschatten D) geen van bovenstaande antwoorden
C) dat mensen denken dat hun gedrag wordt veroorzaakt door een dringende extrinsieke redenen, waardoor ze de mate waarin hun gedrag veroorzaakt door intrinsieke redenen onderschatten
33
Een manier om naar onszelf te kijken is via introspectie. Wat is waar? A) het vragen aan anderen hoe zij jou zien is een vorm van introspectie B) introspectie is een zeer accurate manier om informatie over onszelf te vergaren C) bij introspectie wordt vaak gebruik gemaakt van onjuiste causale theorieën D) bij introspectie is vaak spraken van Missattributie van opwinding
C) bij introspectie wordt vaak gebruik gemaakt van onjuiste causale theorieën
34
.
.