Week 5 Flashcards
(39 cards)
Zijn meningen en voorkeuren die mensen erop nahouden. …. zijn evaluaties van objecten, mensen, plaatsten, ideeën maar ook gedragingen
Attitudes
Noem de 3 componenten van tripartite model van attitudes
- affectieve component
- cognitieve component
- gedragsmatig component
Wat houdt een affectief component in?
Bestaat uit onze emotionele reacties op het attitudeobject
Geef een voorbeeld van een affectief component
Geschokt, verdrietig, warmte of juist irritatie (weer zo’n goed doel)
Wat houdt een cognitief component in?
Bestaat uit onze gedachten en opvattingen over het attitudeobject
Geef een voorbeeld van een cognitief component
“Wat een goed initiatief, deze mensen moeten worden geholpen”
“Stom liedje, slappe tekst”
“Blijft teveel geld aan de strijkstok hangen”
Wat houdt een gedragsmatig component in?
Bestaat uit onze handelingen of ons observeerbare gedrag ten opzichte van het attitudeobject
Geef een voorbeeld van een cognitief component
Ik zet de radio harder
ik zing mee
ik doneer geld
Klassieke conditionering
Een vorm van leren
Een neutrale prikkel (stimulus) koppelen aan een stimulus die leidt tot een reflex
Voorbeeld van klassieke conditionering
Reclames voor een (alcoholisch) drankje met mooie mannen/vrouwen. Je hebt bepaalde gevoelens bij de mooie man of vrouw en dit wordt gekoppeld aan het drankje
Wat is operante conditionering ?
Verschijnselen waarbij gedrag dat mensen uit zichzelf vertonen toe-of afneemt, afhankelijk van de vraag of het wordt gevolgd door positieve bekrachtiging of door straf
Attitudes veranderen
Als attitudes veranderen is dat vaak een reactie op sociale invloed. Alle attitudes over elk onderwerp kunnen beïnvloed worden door wat andere mensen zeggen of doen
Persuasieve communicatie
Boodschap. Bv een toespraak of tv spotje die een bepaalde kant van een kwestie bepleit
Elaboration likelihood model
Theorie die gaat over de twee manieren waarop persuasieve communicatie tot attitudeverandering kan leiden
- centrale route
- perifere route
*elaboration likelihood model
Centrale route
Wanneer mensen gemotiveerd en in staat zijn om aandacht te besteden aan de argumenten in de boodschap
*elaboration likelihood model
Perifere route
Wanneer mensen geen aandacht kunnen of willen besteden aan de argumenten, maar in plaats daarvan beïnvloed worden door de oppervlakkige kenmerken (bijvoorbeeld wie de toespraak hield)
Kim kardashian die tweet over eos lip balms
Yale attitude change approach
‘Wie zei wat tegen wie’: de bron van de boodschap, de aard van de boodschap en de aard van het publiek
Marja wil stoppen met roken. Haar collega’s,kinderen, partner, vrienden en ook haar dokter hebben stuk voor stuk aan haar geprobeerd duidelijk te maken hoe belangrijk het voor haar is om te stoppen. Denk aan Ajzens ‘Theorie over gepland gedrag’ welk van de onderstaande factoren belemmert het meest waarschijnlijk haar sterke intentie om dit keer écht te gaan stoppen?
A) Marja’s subjectieve normen
B) Maja’s specifieke attitude over roken
C) Marja’s ingeschatte controle over gedrag
D) De toegankelijkheid van Marja’s attitudes
C) Marja’s ingeschatte controle over gedrag
Mensen zullen eerder afgaan op de oppervlakkige kenmerken van een boodschap, zoals de bron of de lengte, wanneer;
A) Er zowel voor- als tegenargumenten worden genoemd
B) Zij een hoge cognitiebehoefte hebben, het onderwerp belangrijk is en er veel toehoorderes zijn.
C) De boodschap niet persoonlijk relevant is, ze weinig tijd hebben of moe zijn.
D) De kern van de boodschap hun positieve zelfbeeld bevestigd
C) De boodschap niet persoonlijk relevant is, ze weinig tijd hebben of moe zijn.
Welke van de onderstaande uitspraken over het veranderen van iemands attitude klopt niet?
A) als je iemands attitude wilt veranderen met een boodschap, kun je er het beste voor zorgen dat diegene gemotiveerd en in staat is om zorgvuldig naar de boodschap te luisteren.
B) als je iemands attitude wilt veranderen met een boodschap, kun je er het beste voor zorgen dat je zoveel mogelijk argumenten aandraagt die de boodschap ondersteunen.
C) als je iemands attitude wilt veranderen met een boodschap, kun je er het beste voor zorgen dat de boodschap door iemand met autoriteit wordt uitgesproken.
D) als je iemands attitude wilt veranderen met een boodschap, kun je er het beste voor zorgen dat de boodschap wordt uitgesproken door iemand die aantrekkelijk is.
B) als je iemands attitude wilt veranderen met een boodschap, kun je er het beste voor zorgen dat je zoveel mogelijk argumenten aandraagt die de boodschap ondersteunen.
Mensen hebben over bijna alles wat ze tegenkomen wel een mening, ook wel attitudes genoemd. Attitudes bestaan uit drie componenten: een affectieve, cognitieve en gedragsmatig component. Hoe verhouden deze componenten zich tot elkaar?
A) in elke situatie is de verhouding tussen de componenten verschillend.
B) in elke situatie is de affectieve component de sterkst geldende component.
C) in elke situatie volgt uit de affectieve en cognitieve component de gedragsmatige component.
D) in elke situatie is de gedragsmatige component het belangrijkst
A) in elke situatie is de verhouding tussen de componenten verschillend.
Stel je wilt voorkomen dat mensen vuil in de collegezaal laten liggen. Welke van de onderstaande teksten kun je volgens de reactantietheorie dan het beste op de deuren of muren van de zaal ophangen?
A) laat geen vuil liggen.
B) absoluut verboden om vuil te laten liggen.
C) verboden om vuil achter te laten.
D) gelieve geen vuil achter te laten.
D) gelieve geen vuil achter te laten.
Als je erop uit bent iemands attitude langdurig te veranderen met sterke argumenten, dan kun je er het beste voor zorgen dat:
A) je zoveel mogelijk argumenten kunt aandragen die de boodschap ondersteunen.
B) de boodschap wordt uitgesproken door iemand die aantrekkelijk is.
C) de boodschap door iemand met autoriteit wordt uitgesproken.
D) diegene gemotiveerd en in staat is om zorgvuldig naar de boodschap te luisteren.
D) diegene gemotiveerd en in staat is om zorgvuldig naar de boodschap te luisteren.
De kans dat angstopwekkende communicatie tot attitudeverandering leidt is het kleinst als:
A) de angst die wordt opgewekt niet te heftig is en erbij wordt aangegeven hoe de angst gereduceerd kan worden.
B) de angst die wordt opgewekt heel heftig is en er niet bij aangegeven wordt hoe de angst gereduceerd kan worden.
C) de angst die wordt opgewekt niet te heftig is en het onderwerp persoonlijk relevant is.
D) de angst die wordt opgewekt realistisch is.
B) de angst die wordt opgewekt heel heftig is en er niet bij aangegeven wordt hoe de angst gereduceerd kan worden.