Week 4 Flashcards
(33 cards)
Onaangenaam gevoel van spanning dat wordt veroorzaakt door inconsistentie tussen ideeën en gedrag dat we graag weg willen nemen door de volgende manieren
- gedrag verandering
- attitude verandering (
- zelfbevestiging (roken is cool, ik wil net zo zijn als mijn vrienden)
Cognitieve dissonantie
Welke term hoort bij dit voorbeeld
‘Na het verbreken van de relatie denk je bij jezelf ‘hier ga ik echt een half jaar kapot van zijn’ Maar je bent er net twee maanden al vanaf
Impact bias
Welke term hoort bij dit voorbeeld?
Waarbij iemand zich op een of meer van zijn goede eigenschappen richt om de aandacht van het slechte gedrag af te leiden: ‘Ja ik ben tamelijk stom dat ik nog rook, maar wat kan ik goed koken! Ik zal je uitleggen hoe je dat recept maakt ….’
Zelfbevestiging
Bij welke term hoort dit voorbeeld?
Je staat in de winkel en je ziet 2 jassen een groene en een zwarte en je vind ze alle 2 even mooi.
Je beslist toch de groene jas te kopen.
Het moment dat je gekozen hebt wil je niet weer gaan twijfelen want dat roept weer die spanning op. Dus het gekozen product wordt veel aantrekkelijker en kraak je de zwarte jas af
Postdecision dissonance
Bij welke term hoort dit voorbeeld?
Gewetenloze strategie waarbij een verkoper een klant verleidt iets te kopen door een zeer lage prijs te bieden, vervolgens beweert dat het een vérgissing was en dan de prijs verhoogt.
Vaak stemt de klant alsnog in met de knoop tegen die hogere prijs
Lowballing
Waarom werkt lowballing?
Omdat je het gevoel hebt niet meer terug te kunnen als je al ja hebt gezegd tegen de oude prijs (Onherroepelijkheid)
*cognitieve dissonantie
Geef een voorbeeld bij het begrip
- zelfbevestiging
(roken is cool, ik wil net zo zijn als mijn vrienden)
*cognitieve dissonantie
Geef een voorbeeld bij het volgende begrip
Gedrag veranderen
Wanneer iemand probeert te stoppen met roken, maar later toch een sigaret rookt, voelt hij zich erg slecht. Om zichzelf dan beter te laten voelen besluit die persoon later toch weer te stoppen
*cognitieve dissonantie
Geef een voorbeeld bij het volgende begrip
Attitude verandering
Wanneer iemand probeert af te vallen en toch twee dagen achter elkaar naar de mcdonalds gaat kan hij zich erg schuldig gaan voelen, om dat gevoel te verminderen kan hij zijn attitude veranderen door te zeggen
“Ik begin volgende week echt!’
Neiging om iets waar je hard voor hebt gewerkt aantrekkelijker te gaan vinden
Rechtvaardiging van inspanning
Reductie van dissonantie door te verwijzen naar reden of verklaring buiten de betrokkenen (bijvoorbeeld het ontvangen van een grotere beloning of het vermijden van een zware straf)
- ik zit bij rapporteren want het is verplicht
Vb: je wilt iemand niet kwetsen (dat is een straf want dan wordt iemand boos op jou) dus je verzint een leugentje om best wil
Externe rechtvaardigheid
Reductie van dissonantie door iets in zichzelf te veranderen (bv: attitudes of gedrag)
-het vak rapporteren is niet verplicht maar je bent er wel telkens
Interne motivatie
Counter-attitude advocacy
In je eigen mening gaan geloven
Vb: je ziet schoenen, je vind ze eigenlijk niet zo mooi maar je ziet dat iedereen ze draagt dus je denkt dat jij ze ook mooi gaat vinden
Dissonantie die ontstaat als iemand te weinig externe rechtvaardigheid ervaart voor het weerstaan van een gewenste activiteit of een gewenst voorwerp; gewoonlijk zal de betrokkenen de verboden activiteit of het onbereikbare voorwerp dan minder aantrekkelijk vinden
Onvoldoende straf
Als je mensen zwaar bestraft voor gedrag dat je onwenselijk vind dan stopt het nu maar later komt het terug.
Onvoldoende straf
Kind dat broertje wilt slaan
- dreiging zware straf leidt tot reductie dissonantie (ik doe het niet omdat anders…) -> externe rechtvaardiging
- dreiging met lichte straf leidt tot gedragsverandering door attitudeverandering en permanente waardeverandering (ik wil broertje helemaal niet slaan) -> interne rechtvaardiging.
Effecten van onvoldoende straf
Zelfoverreding
We aanvaren de innerlijke verantwoordelijkheid voor gedrag als we denken dat we daarvoor gekozen hebben zonder dat krachtige druk van buitenaf daarin een rol heeft gespeeld
Drukmiddelen van buitenaf:
- grote beloning
- krachtige dreiging
- als je geconfronteerd wordt met gedrag dat je uitdaagt, maar dat je zelf niet vertoont ontstaat cognitieve dissonantie
- om gevoel van eigenwaarde te behouden moet je je gaan gedragen naar wat je verkondigt
Dus als je wilt dat iemand stopt met roken, laat hen een anti rook campange voorlezen
Hypocrisieparadigma
Benjamin Franklin effect
- Als je iemand een gunst hebt bewezen dan ontstaat de neiging om positievere gevoelens tegenover deze persoon te krijgen.
- ‘Ik zou toch niet iemand een gunst verlenen die ik niet aardig vind’
Studenten moesten in hun ogen pijnlijke schokken toedienen aan een onschuldige medestudent. Daarvóór kregen ze gemanipuleerde feedback op een persoonlijkheidstest die ze hadden afgelegd.
- mensen met een positief zelfbeeld (dankzij hun verkregen positieve feedback) moeten de dissonantie tussen hun positieve zelfbeeld en het immorele gedrag reduceren (door bv zelfrechtvaardiging)
- mensen met een negatief zelfbeeld (als het gevolg van verkregen negatieve feedback) hoefden hun immorele gedrag niet te rechtvaardigen, omdat het consistent wat met hun zelfconcept.
Negatief zelfbeeld
Neem Patrick die zichzelf Altijd beschouwd heeft als een matige schrijver met een geringe taalvaardigheid.
Stel dat een vriend die wel goed kon schrijven zijn scriptie leest en zegt dat het geheel goed in elkaar zat en prachtig verwoord is, hoe denk je dat Patrick zich dan voelt?
Je zou kunnen voorspellen dat hij zich vergenoegd en tevreden zou voelen omdat de complimenten van de vriend zijn gevoel van eigenwaarde opknappen. Maar dat zou ook wel eens niet het geval kunnen zijn. Waarom? De complimenten trek in het beeld dat Patrick lange tijd van zichzelf heeft gehad, namelijk dat hij een slechte schrijver is, in twijfel. En het kan zijn dat hij motiveert is om dit negatieve beeld in stand te houden.
Zelfverificatietheorie
Opeenvolgende serie zelfrechtvaardigingen die uiteindelijk resulteert in een reeks domme of immorele handelingen
Vb: Bush en de zogenaamde ‘massavernietigingswapens’ van Irak
Rationalisatieval
Een man heeft twee onverenigbare cognities, wat is waar?
A) hij zal niet proberen zijn positieve zelfbeeld in stand te houden; onverenigbare cognities zijn niet van invloed op de ervaring van iemands zelfbeeld
B) Hij zal zijn positieve zelfbeeld proberen in stand te houden door de cognitieve dissonantie die het gevolg is van deze cognities, te bekrachtigen.
C) Hij zal zijn positieve zelfbeeld proberen in stand te houden door de cognitieve dissonantie die het gevolg is van deze cognities, op te heffen.
D) Hij zal zijn positieve zelfbeeld proberen in stand te houden door zichzelf met andere te vergelijken die dezelfde cognities hebben als hij
C) Hij zal zijn positieve zelfbeeld proberen in stand te houden door de cognitieve dissonantie die het gevolg is van deze cognities, op te heffen.
Wat wordt er bedoeld met ‘rationaliserend gedrag’?
A) rationeel, functioneel gedrag met als doen ons gevoel van eigenwaarde in stand te houden
B) gedrag dat wordt gevoed door onze ratio en niet door ons gevoel.
C) gedrag waarbij we van onszelf vooral ongeloofwaardige argumenten onthouden, terwijl we van onze tegenstanders met name de geloofwaardige argumenten kunnen terughalen.
D) disfunctioneel, irrationeel gedrag met als doel ons gevoel van eigenwaarde in stand te houden.
D) disfunctioneel, irrationeel gedrag met als doel ons gevoel van eigenwaarde in stand te houden.