Week 7 Flashcards

(8 cards)

1
Q

Wat is een groep?

A

Minimaal 2 personen
Hebben een gezamenlijk doel
Hebben Interactie met elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sociale rollen

A
  • verwachtingen over hoe groepsleden zich horen te gedragen

- stanford prison-expermint

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verschillende soorten groepen

A
  • primaire groepen
  • secundaire groepen
  • open groepen
  • gesloten groepen
  • lidmaatschapgroepn
  • referentiegroep
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Groepscohesie

A

Hechtheid van een groep door eigenschappen van de groep die de leden ervan met elkaar verbinden en die de onderlinge sympathie bevorderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sociale facilitatie

A

De neiging van mensen om slechter te presteren bij eenvoudige taken, maar beter bij complexe taken als ze in aanwezigheid zijn van andere en als hun individuele prestaties niet kunnen worden beoordeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Social loafing

A

Met hoe meer mensen je bent hoe minder inspanning een individueel doet,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De-individuatie

A

Vervagen van normale grenzen als mensen zich in een menigte bevinden, wat leidt tot een toename van impulsief en afwijkend gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beslissen in groepen (group think)

A

Met z’n alle krijg je soort van oogkleppen op en ren je een bepaalde richting op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly