Week 4 Flashcards

(39 cards)

1
Q

Wat is het verschil tussen een hallucinatie en een illusionaire vervalsing?

A

Bij een hallucinatie moet de patient ervan overtuigd zijn dat de waarneming echt is. Als de pt weet dat de waarneming niet echt is, is het een illusionaire vervalsing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar bestaat een psychose uit?

A
  • Wannen en/of;
  • Hallucinaties en/of;
  • Desorienatie en denken en/of gedrag;
  • > 24h aanwezig (bij korter kan er sprake zijn van intoxicatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn hallucinaties?

A

= Percepties zonder bron, een waarnemingsstoornis.

–> kunnen dus niet zelf gestuurd worden
–> psychotisch zijn ze meestal akoestisch van aard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een waan?

A

= Een inhoudelijke denkstoornis, die oncorrigeerbaar is en niet aansluit bij de werkelijkheid.

–> hebt veel verschillende soorten wanen
(beinvloedingswaan, grootheidswaan etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In welke 3 clusters worden de symptomen van schizofrenie ingedeeld?

A
  • Positieve symptomen
    –> hallucinaties, wanen en gedesorienteerd spreken en gedrag
  • Cognitieve problemen
    –> problemen met aandacht etc.
  • Negatieve symptomen
    –> gebrek aan motivatie, geen vreugde meer, gedachte armoede, apathie etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen een psychose en een schizofreniforme stoornis?

A
  • Minder dan 1 mnd durende klachten van hallucinaties, wanen en gedesorienteerd gedrag duiden op een kortdurende psychotische stoornis.

–> komen hier cognitieve problemen en negatieve symptomen bij die 1-6 mnd aanhouden is het een schizofreniforme stoornis (reversibel)
–> bij schizofrenie duren de klachten langer dan 6 mnd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de oorzaken van een schizofrenie?

A

Deel genetisch en deels door omgevingsfactoren.

(cannabisgebruik, stress, sociale uitsluiting, stedelijke omgeving etc.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is er aan de hand bij een psychotische stoornis door een somatische oorzaak, O, S?

A

O –> tumoren, infecties, metabole verstoringen, endocriene stoornissen etc.

S –> cognitieve problemen
positieve symptomen
desorientatie
(vaak geen negatieve
symptomen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer is er sprake van een schizoaffectieve stoornis?

A

Wanneer je langer dan 6 mnd een periode hebt van psychotische klachten, cognitieve problemen, negatieve symptomen, somberheid, manische klachten.

Vaak medicatie nodig tegen bipolariteit en psychoses

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer is er sprake van een psychotische depressie?

A

Er is in eerste instantie een depressie welke zo ernstig wordt dat het contact met de realiteit verloren gaat.

–> zijn dan alleen wanen, eventueel cognitieve problemen en katatonie vanuit de depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een katatonie?

A

= ontregeld gedrag waarbij er heel veel of juist heel weinig beweging is gecombineerd met desorganisatie van het denken van gedrag.

–> kan zo ernstig worden dat er metabole veranderingen op gaan treden zoals een vertraagde ademhaling en hartslag etc.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar bestaat de behandeling bij psychose spectrumstoornissen uit?

A
  • Pyscho-educatie
  • Psychologische behandelingen
    = gevolgen behandelen
  • Psychosociale behandeling en ondersteuning
    = weer aan de slag met werk en hobby’s
  • Neurobiologische behandeling
    = antipsychotische medicatie
    (magnetische stimulatie etc)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de behandeling van schizofrenie?

A

= geven van antipsychotica welke zorgen dat het dopamine verlaagd wordt waardoor positieve symptomen verminderen.

–> duurt wel enkele weken voordat het werkt
–> helpen minder tegen cognitieve en negatieve klachten en er zijn veel bijwerkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen een dysartrie en een afasie?

A

Dysartrie = spraakstoornis
–> probleem in motorische systemen die mond en keelspieren aansturen. Meestal ook slikproblemen. Taal is inhoudelijk wel goed want taalbegrip is ongestoord

Afasie = taalstoornis
–> inhoud van de taal is gestoord. Geen slikproblemen maar wel vaak moeite met lezen en schrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn aandachtspunten bij neurologisch onderzoek bij mogelijke dysartrie?

A
  • Spontane spraak; stemvolume en articulatie
  • Verbale diadochokinese; snel afwisselen van bewegingen zoals papapapa kakakak tatatat pakapataka
  • Tong twisters;
    de kat krabt de krullen van de trap
  • Kracht mond/ tongspieren;
    bijv tongmotoriek, wangen bol blazen, fluiten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar zit het taalcentrum bij de meeste mensen?

A

Zit bij 90% van de rechtshandigen en 50% van de linkshandigen in de linkerhemisfeer.

17
Q

Wat zijn oorzaken van afasie?

A

De lokalisatie bepaalt het type afasie en de snelheid van het ontstaan bepaalt de bijkomende verschijnselen:

  • Acuut: hersenbloeding/ infarct
  • Subacuut: virale of immuun encefalitis
  • Geleidelijk: neurodegeneratie, ruimte innemend proces
18
Q

Wat moet je altijd beschrijven bij patienten met afasie?

A
  • Is spraak vloeiend of hakkelend?
  • Zijn er woordvindproblemen?
  • Omschrijvingen, algemene woorden
  • Klopt de grammatica
  • Parafasieen (verkeerde woorden)
    –> semantisch = woord is qua betekenis verwant; kat en hond
    –> fonematische = klankverwisseling bijv. beger ipv beter
19
Q

Wat is Wernicke afasie?

A

Er is vloeiende spontane spraak.
–> er is benoemprobleem en een gestoord woordbegrip/objectkennis
–> in de taal zitten parafasieen
–> ook neologismen (nieuwe woorden)
–> pt is vaak niet bewust van stoornis

20
Q

Wat is een Broca afasie?

A

Een hakkelende spraak (spraakapraxie)
–> pt spreekt weinig met agrammatisme
–> in taal parafasieen
–> taalbegrip is relatief goed
–> pt is bewust van stoornis

21
Q

Wat is een amnestische afasie?

A

Er zijn woordvindpauzes.
–> Pten ervaren geen spraakdwang en het taalbegrip is relatief goed
–> nazeggen is gestoord en in de taal kunnen fonematische parafasieen voorkomen

22
Q

Wat is het syndroom van Rett, O, S?

A

= normale ontwikkeling tot 5/18 mnd waarna symptomen ontstaan:

O –> soms door mutatie in MeCP2-gen

  • Psychomotore retardie en vaak een thoracale scoliose
  • Afname van schedelomtrek met neuronverlies, cortexatrofie, EEG afwijkingen
23
Q

Wat zijn de criteria voor het autismespectrumstoornis?

A

Iig:
- Deficienties in het non verbale communicatieve gedrag dat gebruikt wordt voor sociale interactie
- Deficienties in de sociaal emotionele wederkerigheid
- Deficienties in het ontwikkelen, onderhouden en begrijpen van relaties

En 2 van de 4 volgende
- Hardnekkig vasthouden aan hetzelfde, geritualiseerde patronen etc.
- Zeer beperkte gefixeerde interesses
- Repetitieve motorische bewegingen
- Hyper- of hypoactiviteit op zintuigelijke prikkels of ongewone belangstelling

–> hoe lager IQ, hoe slechter de prognose is

24
Q

Wat is de genetica van autisme?

A

Op elk chromosoom zijn mutaties gevonden die samenhangen met autisme
–> multifactoriele, polygene aandoening

Risico verhoogt wanneer er familieleden zijn met kenmerken van ASS –> heet broader autism phenotype

–> heeft dus genetische, omgevings- en epigenetische mechanismen

25
Wat is tubereuze sclerose complex?
Erft autosomaal dominant over O --> mutatie in TSC1 en TSC2 S --> neoplasmata in organne epilepsie verhoogd risico op ASD/ADHD
26
Wat voor tekenen wijzen er allemaal op een verhoogde kans op ASS?
- Ratio tussen lengte van de wijsvinger en de ringvinger --> 2D : 4D ratio --> als ringvinger langer is, is ratio kleiner en risico op ASS hoger --> lengte wijsvinger oiv oestrogeen --> lengte ringvinger oiv androgenen - Mensen met ASS gebruiken voor het herkennen van gezichten minder de gyrus fusiformis en meer de gyrus temporalis inferior - Hersenvolume is ong 5-10% groter, zowel de witte stof als de cortex - Subcorticale banen in hersenen zijn goed ontwikkeld maar de lange afstandsverbindingen minder goed - Problemen met synapsvorming - Verstoorde opbouw van en een geringe afstand tussen de minicolomns (lagen in de cortex)
27
Waar bestaat de diagnostiek van autisme uit?
- Anamnese en observatie - IQ test en ontwikkelings oz - Taal- en spraakonderzoek - Heteroanamnese via ouders
28
Wat is de behandeling van autisme?
--> liefst zo vroeg mogelijk en aansluitend op IQ en ernst - Psycho educatie - Ouderbegeleiding - Mediatietherapie - Individuele gedragstherapie - Kindergroep met training - Passend onderwijs - Medicatie voor symptoom bestrijding
29
Het taalsysteem bestaat uit de volgende 5 onderdelen, wat houden ze in? - Fonologie - Semantiek - Morfologie - Syntaxis - Pragmatiek
- Fonologie = spraakklank dat de betekenis van een woord kan veranderen - Semantiek = kennis van betekenis van woorden en zinnen (alle viervoeters zijn honden) - Morfologie = vervoegingen van woorden (land en lant is iets anders) - Syntaxis = opbouw en grammatica van zin kunnen betekenis zin veranderen (als je vt en tt door elkaar haalt --> syntax klopt niet meer door morfologische fout) - Pragmatiek = zijn regels voor communicatie als oogcontact, hoe een gesprek wordt onderhouden etc.
30
Welke spreeknormen zijn er voor de leeftijden van 1, 2 en 3-jarigen?
- 1 = makkelijke losse woordjes - 2 = twee woorden spreken - 3 = hele zinnen van mim 3 tot max 5 woorden
31
Wanneer voldoet een taalprobleem aan de definitie van een taalstoornis?
1) Het taalniveau is aanzienlijk lager dan het non verbale intelligentieniveau 2) Als er ook andere problemen spelen, zijn de taalproblemen erger dan daarbij verwacht wordt. (dus taalproblemen kunnen niet door bijv ASS verklaard worden maar staat op zichzelf) 3) Taalproblemen interfereren met schoolresultaten of sociaal functioneren --> eerst wel altijd gehoor checken!
32
Welke 3 vormen van taalstoornissen zijn er?
1) Expressieve taalstoornis = beperkte woordenschat, woordvindingsproblemen, foute vervoegingen, niet passende zinsbouw 2) Gemengd receptieve-expressieve taalstoornis = problemen met begrijpen van woorden, zinnen etc (betere prognose) 3) sociale communicatiestoornis = sociaal gebruik van taal is lastiger --> geassocieerd met ASS maar er is ip geen contactstoornis!
33
Wat is de etiologie van een taalstoornis?
Ontstaat door genetische componenten en omgevingsfactoren
34
Waaruit bestaat de behandeling van een taalstoornis?
- Psycho-educatie - Ouderbegeleiding - Gerichte taalstimulering via logopedie of omgeving - Schoolaanpassing in het regulier onderwijs
35
Hoe wordt sociale communicatiestoornis behandeld?
= Mbv Pivotal response training (PRT) --> training voor kinderen met taalstoornis, waarbij intentie tot communiceren wordt vergroot. --> ouders wachten op bepaalde klank of woord waarna kind enthousiast beloond wordt en verbaal --> niets voorzeggen voor het kind!
36
Wat is het verschil tussen spraakstoornissen en taalstoornissen?
Bij spraakstoornissen begrijpt het kind de taal wel maar kan het niet uiten. --> storend voor kind zelf
37
Welke 2 soorten spraakstoornissen zijn er?
1) Spraakklankstoornis (fonologische stoornis) --> weglaten van klanken, vervangen of verdraaien --> klank die probleem levert kan steeds hetzelfde zijn of inconsistent (put ipv puck) 2) Stoornissen in de spraakvloeiendheid (stotteren) --> herhaling, blokkades, verlengingen en tussenvoegingen --> zijn ook tremoren en grimassen van kaken en lippen en ticachtige bewegingen van gezicht
38
Wat is de oorzaak van stotteren?
Precieze oorzaak is niet bekend maar genetische factoren spelen zeker een rol. --> brein van iemand die stottert functioneert wel aantoonbaar anders! --> vaak wel spontaan herstel door rijping van spraaksysteem en verdergaande automatisering
39