Week 6 Flashcards
(55 cards)
1
Q
de avond
A
evening
2
Q
’s avonds
A
in the evening
3
Q
de bioscoop
A
cinema
4
Q
duur
A
expensive
5
Q
de film
A
film
6
Q
het geval
A
case, instance
7
Q
in ieder/ elk geval
A
anyway, at any rate
8
Q
interesseren
A
to interest
9
Q
de kleren
A
clothes
10
Q
ik eet liever
A
I prefer eat
11
Q
ik eet graag (gerne)
A
i like to eat
12
Q
lunchen
A
to have lunch
13
Q
’s middags
A
in the afternoon
14
Q
het museum
A
museum, gallery
15
Q
niks
A
nothing
16
Q
de ondertitel
A
subtitles
17
Q
het paar
A
pair
18
Q
het plezier
A
pleasure
19
Q
plezier hebben
A
to enjoy oneself
20
Q
reizen
A
travel
21
Q
de stad in
A
into town
22
Q
sterven
A
to die
23
Q
het uitstapje
A
trip
24
Q
vallen
A
to fall (past part.: gevallen)
25
vanochtend
this morning
26
want
because, for
27
winkelen
to shop
28
evening
de avond
29
in the evening
's avonds
30
cinema
de bioscoop
31
expensive
duur
32
film
de film
33
case, instance
het geval
34
anyway, at any rate
in ieder/ elk geval
35
to interest
interesseren
36
clothes
de kleren
37
I prefer eat
ik eet liever
38
i like to eat
ik eet graag (gerne)
39
to have lunch
lunchen
40
in the afternoon
's middags
41
museum, gallery
het museum
42
nothing
niks
43
subtitles
de ondertitel
44
pair
het paar
45
pleasure
het plezier
46
to enjoy oneself
plezier hebben
47
travel
reizen
48
into town
de stad in
49
to die
sterven
50
trip
het uitstapje
51
to fall (past part.: gevallen)
vallen
52
this morning
vanochtend
53
because, for
want
54
55
to shop
winkelen
