week 8: profession and labour Flashcards
(163 cards)
1
Q
qualification
A
kwalificatie, bevoegdheid
2
Q
qualify
A
geschikt zijn, bevoegd zijn
3
Q
knowledge
A
kennis
4
Q
fundamental
A
essentieel
5
Q
skill
A
vaardigheid
6
Q
basic
A
basis-
7
Q
experienced
A
ervaren
8
Q
unskilled
A
ongeschoold
9
Q
semi-skilled
A
halfgeschoold
10
Q
skilled
A
geschoold
11
Q
train
A
een opleiding volgen, opleiden
12
Q
training
A
oefening, opleiding
13
Q
ropes
A
de kneepjes van het vak
14
Q
apprentice
A
leerling
15
Q
apprenticeship
A
leertijd
16
Q
trainer
A
trainer, opleider
17
Q
apply
A
solliciteren
18
Q
application
A
sollicitatie
19
Q
interview
A
onderhoud, vraaggesprek
20
Q
suitable
A
passend, geschikt
21
Q
application form
A
sollicitatieformulier
22
Q
applicant
A
sollicitant
23
Q
curriculum vitae
A
curriculum vitae
24
Q
résumé AE
A
curriculum vitae
25
unsuitable
niet geschikt
26
offer
aanbod, aanbieding, aanbieden
27
opening
vacature
28
opportunity
gelegenheid, kans
29
agency
bureau, agentschap
30
vacancy
vacature
31
jobcentre BE
centrum voor werk en inkomen
32
job counsellor
beroepskeuzeadviseur
33
recruit
werven
34
recruitment
werving
35
career
carrière, loopbaan
36
trade
vak, beroep, branche
37
profession
beroep, vak
38
position
plaats, positie
39
post
betrekking, post, positie
40
job
baan
41
contract
contract
42
temporary
tijdelijk
43
permanent
vast, voor onbepaalde tijd
44
regular
regelmatig, vast
45
steady
vast
46
civil servant
ambtenaar
47
self-employed
zelfstandig
48
freelance
freelance
49
freelancer
freelancer
50
job-share
duobaan
51
sideline
bijbaan
52
moonlighting
bijbaan
53
living
levensonderhoud
54
work
werken
55
hard
hard
56
work
werk
57
working
werk-, arbeids-
58
start
starten, beginnen
59
finish
beëindigen, stoppen
60
knock off BE
kappen, stoppen
61
full-time
fulltime, voltijd-
62
part-time
parttime, deeltijd-, in deeltijd
63
flexitime BE
glijdende/variabele werktijden
64
flextime AE
glijdende/variabele werktijden
65
overtime
overuren
66
shift
dienst
67
run, ran, run
leiden
68
manage
leiden, besturen
69
management
bedrijfsleiding
70
boss
chef, baas
71
employer
werkgever
72
supervisor
opzichter
73
foreman, foremen
voorman, ploegbaas
74
forewoman, forewomen
vrouwelijke opzichter
75
owner
eigenaar
76
partner
partner
77
junior
junior-
78
senior
senior-
79
employ
in dienst nemen/hebben
80
hire AE
in dienst nemen
81
fire
ontslaan
82
dismiss
ontslaan
83
lay off, laid off, laid off
ontslaan, laten afvloeien
84
sack BE
ontslaan
85
sack BE
ontslag
86
employee
werknemer
87
worker
arbeider
88
colleague
collega
89
staff
personeel
90
labour market
arbeidsmarkt
91
teleworker
telewerker
92
white-collar
witteboorden-
93
blue-collar
fabrieks-
94
personnel
personeel
95
co-worker
collega
96
employed
in dienst
97
employment
werk
98
unemployed
werkloos
99
out of work
werkloos
100
unemployment
werkloosheid
101
jobless
werkloos
102
dole BE
werkloosheidsuitkering
103
jobseeker's allowance BE
uitkering voor werkzoekenden
104
unemployment benefit BE
werkloosheidsuitkering
105
unemployment benefits AE
werkloosheidsuitkering
106
quit, quit, quit
ontslag nemen, ermee stoppen
107
resign
onstlag nemen
108
notice BE
ontslagaanzegging
109
resignation
ontslagbrief
110
retire
met pensioen gaan
111
retired
gepensioneerd
112
retirement
pensioen
113
pensioner
gepensioneerde
114
earn
verdienen
115
income
inkomen
116
pay
loon, salaris
117
wage
loon
118
salary
salaris
119
pension
pensioen
120
earnings
inkomsten, inkomen
121
minimum wage
minimumloon
122
low-paid
slecht betaald
123
badly paid
slecht betaald
124
well-paid
goed betaald
125
bonus
bonus
126
rise BE
loonsverhoging
127
increase
verhogen
128
distribute
verdelen
129
benefit
voordeel
130
reward
beloning
131
promote
bevorderen
132
promotion
promotie
133
perk
extra verdienste
134
fringe benefit
secundaire arbeidsvoorwaarde
135
reward
belonen
136
holiday BE
vakantie
137
vacation AE
vakantie
138
break
pauze
139
go back, went back, gone back
teruggaan
140
time off
vrije tijd, vrij
141
day off, days off
vrije dag
142
lunch break
lunchpauze
143
luchtime
lunchpauze
144
coffee vreak
koffiepauze
145
tea break BE
theepauze
146
sick leave
ziekteverlof
147
maternity leave
zwangerschapsverlof
148
paternity leave
vaderschapsverlof
149
strike
staking
150
strike
staken
151
union
vakbond
152
shop steward BE
vakbondsvertegenwoordiger
153
union representative AE
vakbondsvertegenwoordiger
154
safety
veiligheid
155
requirement
behoefte
156
safe
veilig
157
harm
schade
158
danger
gevaar
159
dangerous
gevaarlijk
160
accident
ongeluk
161
hazard
gevaar, risico
162
regulation
voorschrift
163
measure
maatregel
