{ "@context": "https://schema.org", "@type": "Organization", "name": "Brainscape", "url": "https://www.brainscape.com/", "logo": "https://www.brainscape.com/pks/images/cms/public-views/shared/Brainscape-logo-c4e172b280b4616f7fda.svg", "sameAs": [ "https://www.facebook.com/Brainscape", "https://x.com/brainscape", "https://www.linkedin.com/company/brainscape", "https://www.instagram.com/brainscape/", "https://www.tiktok.com/@brainscapeu", "https://www.pinterest.com/brainscape/", "https://www.youtube.com/@BrainscapeNY" ], "contactPoint": { "@type": "ContactPoint", "telephone": "(929) 334-4005", "contactType": "customer service", "availableLanguage": ["English"] }, "founder": { "@type": "Person", "name": "Andrew Cohen" }, "description": "Brainscape’s spaced repetition system is proven to DOUBLE learning results! Find, make, and study flashcards online or in our mobile app. Serious learners only.", "address": { "@type": "PostalAddress", "streetAddress": "159 W 25th St, Ste 517", "addressLocality": "New York", "addressRegion": "NY", "postalCode": "10001", "addressCountry": "USA" } }

Woordenlijst Thema 3 Flashcards

(121 cards)

1
Q

aandoen

  • deed aan
  • heeft aangedaan
A

Het is donker, dus ik doe een lamp aan.

スイッチをオンにする、身につける

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aanvullen

  • vulde aan
  • heeft aangevuld
A

Het zout is bijna op. Ik koop meer zout en ik vul het aan.

補充する

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

achteraan

A

Het toilet is helemaal achteraan in de gang.

後方に

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

af en toe

A

Sanne gaat af en toe naar de bioscoop, maar Olga gaat elke week.

時々

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

de agenda

A

Dit wordt een lange vergadering! We hebben een volle agenda.

議題、手帳

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het alarm

A

Ons huis heeft een alarm. We horen het als er iemand inbreekt.

アラーム

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

het appartement

A

Ons appartement is op de vijfde verdieping van de flat.

アパートメント

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bereid zijn om

A

Kan iemand je helpen? - Ja, mijn broer is bereid om me te helpen.

〜する準備ができている

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

besparen

  • bespaarde
  • heeft bespaard
A

Fietsen gaat sneller dan lopen. Je bespaart tijd.

節約する

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

de bijeenkomst

A

Tijdens de bijeenkomst praten we over een nieuwe speeltuin.

集会、ミーティング

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

het blad

de bladeren

A

In de herfst vallen de bladeren van de bomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

de boormachine

A

Alex gebruikt een boormachine om een gat in de muur te maken.

ドリル

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de commissie

A

Een bewonerscommissie onderzoekt de ongelukken in de wijk.

委員会

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

communiceren

  • communiceerde
  • heeft gecommuniceerd
A

Op je werk moet je goed communiceren. Je vertelt wat je doet en je vraagt dingen die je niet begrijpt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de container

A

Hij doet het tuinafval in de groencontainer.

コンテナ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

het dekbed

A

Anne slaapt onder een dekbed.

羽毛布団

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

digitaal

A

Je moet het formulier digitaal invullen, dus niet op papier.

デジタル

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

zich druk maken (om)

A

Ik maak me druk om mijn zoontje. Ik ben bang dat hij ziek wordt.

心配する、動揺する

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

eenvoudig

A

Een kast repareren is eenvoudig. Dat kan ik zelf thuis doen.

単純、シンプル

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

eigenlijk

A

Ik ken je nog niet. Hoe heet je eigenlijk?

実際に

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

elektrisch

A

Lisa kookt elektrisch.

エレクトリック

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de emmer

A

Voor het dweilen doe ik eerst water in de emmer.

バケツ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

ergens anders

A

Simon is niet thuis. Hij is ergens anders.

どこか他の場所

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

fit

A

Jasmin is al twee weken ziek. Ze is nog steeds niet fit.

健康

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
het fototoestel
Emine maakte een foto met een fototoestel. カメラ、撮影機材
26
het gebied
Woon jij in een gebied met veel mensen? 土地、範囲
27
de gereedschapskist
Ali bewaart al zijn gereedschap in de gereedschapskist. ツールボックス
28
geschikt
Dit lesboek is geschikt voor beginners. 適している、適切な
29
de getuige
Een getuige heeft gezien hoe de dief de winkel uit rende. 目撃者
30
gezamenlijk
We kiezen gezamenlijk een datum voor het uitje. We moeten het samen eens zijn. (誰かと)いっしょに
31
het graan
De bakker gebruikt voor zijn brood verschillende granen. 穀物
32
de hamer
Zora gebruikt een hamer om te timmeren. ハンマー
33
het komt (niet) uit
Aster wil op donderdag met mij afspreken, maar dan werk ik. Het komt niet uit. うまくいく/いかない
34
het tijdstip
Alex stapt elke dag op hetzelfde tijdstip op zijn fiets: om 8.00 uur. 時間帯
35
het valt mee
Het ziet er moeilijk uit, maar het valt mee. Het is best makkelijk. まあ大丈夫
36
de heuvel
In Nederland heb je geen bergen, maar wel een paar heuvels. 丘
37
in de loop van
In de loop van de week, op woensdag of donderdag, gaat het sneeuwen. 〜の過程で
38
in ieder geval
We kunnen vandaag niet veel doen, maar we doen in ieder geval boodschappen. とりあえず、ともかく
39
inbreken - brak in - heeft ingebroken
Er is bij ons ingebroken. Onze laptops zijn gestolen. 侵入する
40
de industrie
Bij de haven van Rotterdam is veel industrie en dus veel werk. 工業、インダストリー
41
ingewikkeld
Wat een ingewikkelde vraag! Ik weet het antwoord echt niet. 複雑
42
zich inzetten (voor)
De buurman zet zich in voor de buurt. Hij repareert fietsen voor de buren. 貢献する
43
de jeugd
In mijn jeugd was ik vaak bij mijn grootouders. 若年層、10代後半〜20代前半
44
de kaars
Zora verlichtte haar huis met een kaars. ロウソク
45
de kachel
Sanne verwarmde haar huis met een kachel. ストーブ
46
de kar
De hond ligt in de kar achter de fiets. カート
47
katoen
Noor gebruikte luiers van katoen voor haar kind. コットン
48
de kelder
Martje bewaarde haar eten in de kelder. 地下倉庫
49
het klimaat
Houd jij van het Nederlandse klimaat? Van de regen en de zachte winters? 気候
50
de kruiwagen
Hij heeft het zand met de kruiwagen naar de tuin gebracht. 手押し車
51
kunststof
Aron heeft een bril met glazen van kunststof. プラスチック
52
de kust
Wij gaan graag op vakantie aan de Nederlandse kust. 海岸
53
de kwast
Samir schildert de deur met een kwast. 絵筆
54
de ladder
Maaike staat op de ladder om de takken van de boom te snoeien. はしご
55
de lantaarnpaal
Deze lantaarnpaal is kapot, dus de weg is hier heel donker. 街灯柱
56
logeren - logeerde - heeft gelogeerd
Mijn kinderen logeren bij vrienden van ons. Ze blijven daar een nachtje slapen. 滞在する
57
logisch
Het is logisch dat je het koud hebt. Het vriest buiten tien graden. 論理的、ロジカル
58
de mand
Thomas stopte de boodschappen in een mand. かご、バスケット
59
de mededeling
Er is nog een mededeling: het afval wordt om acht uur opgehaald. 発表
60
meedoen - deed mee - heeft meegedaan
We gaan een spelletje spelen. Wil je meedoen? 参加する
61
het meetlint
Koen meet de kastplanken met een meetlint. メジャー
62
mengen - mengde - heeft gemengd
Als je groene verf wilt, moet je gele en blauwe verf mengen. 混ぜる
63
mijn best doen
Ik wil de toets goed maken. Ik doe mijn best! 最善を尽くす
64
mislukken - mislukte - is mislukt
Mijn taart is mislukt. Hij smaakt vreselijk! 失敗する
65
nadat
Ik mag naar huis, nadat ik de toets heb gemaakt. 〜のあとに
66
nauwelijks
Ik heb ontzettende honger. Ik heb vandaag nauwelijks gegeten! ほとんど〜ない
67
net (zo)als
Julans vader is dokter. Julan wil dokter worden, net als zijn vader. ちょうど〜のように
68
nogal
In deze kamer past geen grote bank. De kamer is nogal klein. 幾分か
69
de notulen
De bewoners bespreken de notulen van de vorige vergadering. 議事録
70
nuttig
Een mobiele telefoon is altijd nuttig. Je kunt bellen, informatie opzoeken en hij heeft zelfs een zaklamp. 実用的
71
ongerust
Het is al laat, mijn dochter is nog niet thuis. Ik ben ongerust. 心配、不安
72
op de hoogte zijn/ brengen (van)
Ben je al op de hoogte van het laatste nieuws? (情報を)知っている
73
opknappen - knapte op - is/heeft opgeknapt
We knappen deze kamer op: een nieuwe vloer en nieuwe gordijnen. 改修する、改善する、回復する
74
de overkant
Aan deze kant van de straat is geen plaats. Mijn auto staat aan de overkant. 反対側
75
overnemen - nam over - heeft overgenomen
Onze docent is ziek, dus een andere docent neemt de les over. 引き継ぐ
76
het platteland
Ik woon liever op het platteland dan in een drukke stad. 田舎、郊外
77
een praatje maken (met)
Karlijn maakt graag een praatje met de kapper, terwijl de kapper haar haar knipt. おしゃべりする
78
de put
Koen haalde water uit de put. 井戸
79
(aan) de rand
Wij hebben een huis aan de rand van het bos. 端
80
rollen - rolde - zijn/heeft gerold
De voetbal rolt het doel in. 転がる
81
de rondvraag
De bewoner wil nog iets bespreken bij de rondvraag. 質疑応答
82
de schaar
Hua knipt het papier met een schaar. ハサミ
83
schaatsen - schaatste - heeft geschaatst
Het ijs op het meer is nu dik genoeg. We kunnen schaatsen! スケートする
84
schoonhouden - hield schoon - heeft schoongehouden.
Ik houd de gang in de flat schoon. Ik dweil twee keer per week. 清潔に保つ
85
de schroef
De schroef van de kast zit los. ネジ、スクリュー
86
de schroevendraaier
Marisol draait de schroef in het hout met een schroevendraaier. +/-ドライバー
87
schuren - schuurde - is/heeft geschuurd
Je moet de plak eerst schuren, voordat je hem kunt verven. やする、こする
88
de schuurmachine
Carlos maakt de deur glad met een schuurmachine. ヤスリがけ機
89
het slachtoffer
Er is een ongeluk gebeurd. Het slachtoffer is naar het ziekenhuis gebracht. 被害者
90
de spijker
Julan slaat de spijker in de muur met een hamer. 釘
91
de stekker
Aan dit elektrische apparaat zit een grote stekker. プラグ
92
het stopcontact
Ik wil gaan stofzuigen. Waar zit het stopcontact? コンセント
93
de tang
Bas gebruikt een tang om de spijker uit het hout te trekken. ニッパー
94
het terrein
Vanmiddag gaat Carlos voetballen op het sportterrein. フィールド、グラウンド
95
terwijl
Zora belt haar moeder, terwijl ze televisie kijkt. 〜している間に(同時に)
96
de tractor
De vader van Hua gebruikt voor het werk op de boerderij een tractor. トラクター
97
de trap
Thomas loopt via de trap naar de zolder. 階段
98
tropisch
Marisol komt uit een tropisch land. Daarom houdt ze van warm weer. トロピカル
99
trouwens
Trouwens, ik moet je nog iets vragen. Ik was het bijna vergeten. ちなみに
100
twijfelen - twijfelde - heeft getwijfeld
Zal ik wel of niet een nieuwe telefoon kopen? Ik twijfel nog. (決断を)迷う、疑う
101
uitgeven - gaf uit - heeft uitgegeven
Ik heb €10,- bij me, dus ik kan maar €10,- uitgeven. お金を費やす
102
de/het veger en blik
Yusuf gebruikt de veger en blik om de rommel op te vegen. ほうきとちりとり
103
het veld
In de velden van de boer groeien veel bloemen. フィールド、畑、分野
104
verbouwen - verbouwde - heeft verbouwd
Ik verbouw in mijn tuin veel soorten groenten. 改修する、(作物が)育つ
105
de verfroller
Emmine gebruikt een verfroller om de muur te schilderen. ペイントローラー
106
de vervuiling
Door de vervuiling van het water gaan veel vissen dood. 汚染
107
verwijderen - verwijderde - heeft verwijderd
Ik heb de e-mail van mijn computer verwijderd, dus ik heb hem niet meer. 削除する
108
vlak
Nederland is vlak. Alleen in het zuiden zijn er wat heuvels. 平ら
109
vochtig
Aster maakt de tafel schoon met een vochtige doek. 湿った
110
de volgorde
De woorden in een woordenboek staan op alfabetische volgorde. 順番
111
voor de zekerheid
Het gaat misschien regenen, dus ik neem voor de zekerheid een paraplu mee. 念のため
112
vooraf
Ik heb de filmkaartjes vooraf opgehaald bij de bioscoop. 事前に、先立って
113
voordat
De buurman zet hem alarm weer aan, voordat hij naar buiten gaat. 〜する前に
114
de voorzitter
De voorzitter opent de bewonersvergadering. 議長
115
vrijstaan - stond vrij - heeft vrijgestaan
Rond het vrijstaande huis van mijn oom ligt een prachtige tuin. (↑つながっていない一軒家)
116
waarderen - waardeerde - heeft gewaardeerd
Ik waardeer jullie hulp! Ik vind het echt heel fijn. 感謝する
117
de woningcorporatie
De bewoners huren deze woning van een woningcorporatie. 住宅管理団体
118
de zaag
Laila gebruikt een zaag om van deze plank twee stukken te maken. ノコギリ
119
zomaar
Waarom kom je langs? Zomaar, zonder reden. | 特に理由なく
120
zweten - zweette - heeft gezweet
Ik zweet erg, als ik hard fiets. 汗を掻く
121
gezamenlijk
We kiezen gezamenlijk een datum voor het uitje, We moeten het samen eens zijn. 共同で