Woordenlijst Thema 7 Flashcards
(150 cards)
1
Q
aaien
- aaide
- heeft geaaid
A
De hond is lief. Julan aait de hond.
撫でる
2
Q
aanhouden
- hield aan
- heeft aangehouden
A
Een man uit Breda werd gisteravond aangehouden door de politie vanwege een inbraak bij een telefoonwinkel.
逮捕する
Ik hield een voorbijganger aan om de weg te vragen.
立ち止まって尋ねる
3
Q
aansluiten
- sloot aan
- heeft aangesloten
A
Felix sluit de wasmachine aan op de waterleiding, zodat het water in de machine kan komen.
(機能させるために)接続する
4
Q
aansteken
- stak aan
- heeft aangestoken
A
Het is niet makkelijk om een barbecue aan te steken, als het hard waait.
火をつける
5
Q
aanwijzingen geven
A
Eva redt Samir terwijl Zora vanaf de zijkant aanwijzingen geeft.
指示する
6
Q
de aardbeving
A
Bij een aardbeving begint de aarde plotseling te bewegen.
地震
7
Q
aarzelen
- aarzelde
- heeft geaarzeld
A
Olga aarzelt om antwoord te geven op de vraag van de docent. Ze is bang is om fouten te maken.
躊躇する
8
Q
achterop
A
Het nadeel van een kind achterop de fiets, is dat je het niet ziet.
後ろに
9
Q
adviseren
- adviseerde
- heeft geadviseerd
A
De verkoper adviseert mij deze zuinige elektrische fiets te kopen.
アドバイスする
10
Q
afbreken
- brak af
- heeft afgebroken
A
Door de hevige storm is een grote tak van de boom afgebroken. Die ligt nu op de grond.
折れた、壊れた
11
Q
afdrogen
- droogde af
- heeft afgedroogd
A
Marisol wordt afgedroogd omdat ze nat is.
乾かす
12
Q
de afzuigkap
A
Koen heeft een afzuigkap gemonteerd in de keuken: nu ruikt het minder naar eten als hij kookt.
換気扇
13
Q
de allergie
A
Lisa heeft een allergie voor katten: ze krijgt er jeuk en rode ogen van.
アレルギー
14
Q
de ambulance
A
De gewonde vrouw wordt met een ambulance naar het ziekenhuis gebracht.
救急車
15
Q
de bacterie
A
Bacteriën zitten overal. In en op je lichaam, maar ook op spullen en planten.
バクテリア
16
Q
bagage
A
Je mag 12 kilo bagage meenemen in dit vliegtuig.
荷物
17
Q
beademen
- beademde
- heeft beademd
A
De patiënt heeft het erg benauwd en wordt nu via een slang in zijn mond beademd.
人工呼吸器で呼吸する
18
Q
bedekken
- bedekte
- heeft bedekt
A
De straten zijn bedekt met een dikke laag sneeuw.
覆う、カバーする
19
Q
de beet
A
Je kunt de beet van de hond in mijn been nog goed zien. Het doet ook nog steeds pijn.
噛み傷
20
Q
de berm
A
De bestuurder van een bus is tegen een auto gereden. De auto kwam naast de weg in de berm terecht.
(strook grond met gras langs een weg, spoorbaan, sloot of dijk)
道路、鉄道、溝または堤防に沿った草地の帯
21
Q
beschadigen
- beschadigde
- heeft beschadigd
A
Beschadig de muur niet als je het schilderij ophangt! Ik heb hem pas geverfd.
損傷する、ダメージを受ける
22
Q
de bestemming
A
Deze trein heeft als bestemming Duitsland.
行き先
23
Q
bevatten
- bevatte
- heeft bevat
A
Sinaasappels zijn gezond want ze bevatten veel vitamine C.
含む
24
Q
bevestigen (aan)
- bevestigde
- heeft bevestigd
A
Je kunt het schilderij met een spijker aan de muur bevestigen.
固定する
Je moet je wachtwoord bevestigen.
確認する
25
bewaken
- bewaakte
- heeft bewaakt
De woning van de koning en de koningin wordt altijd bewaakt door beveiligers.
守る
26
bewonderen
- bewonderde
- heeft bewonderd
Nahom lacht terwijl hij zijn baby bewondert.
賞賛する
27
zich bewust zijn van
Ik heb mijn buurvrouw beledigd door naar haar leeftijd te vragen. Dat is heel onbeleefd in haar cultuur, maar ik was me daar niet van bewust.
〜を意識して
28
bewusteloos
Hij is op zijn hoofd gevallen. Hij was 30 seconden bewusteloos maar toen deed hij gelukkig zijn ogen weer open.
無意識
29
bij bewustzijn zijn
Het slachtoffer is niet bij bewustzijn: ze ligt heel stil op de grond en reageert niet op mijn vragen.
意識がある
30
bijdragen aan
- droeg bij aan
- heeft bijgedragen aan
Felix wil graag iets bijdragen aan de samenleving. Daarom doet hij vrijwilligerswerk.
貢献する
31
blazen
- blies
- heeft geblazen
Gijs gebruikt een machine om de bladeren weg te blazen.
(風が、息を)吹く
32
bloot
Ga niet op blote voeten naar buiten! Het is veel te koud.
裸
(衣服を着ていない、uncoverd)
33
de borstkas
De voetballer stopte de bal tegen zijn borstkas; zijn shirt werd er helemaal vies van.
胸部
34
het bot
Ik heb een botje in mijn hand gebroken. Mijn hand zit nu in het gips.
骨
35
branden
- brandde
- heeft gebrand
Onze zoon is bang in het donker. Daarom laten we ‘s nachts de lamp in de gang branden.
燃やす、(ランプ、ストーブを)灯す、やけどする
36
de breuk
Ik heb mijn arm gebroken. Om de breuk te laten genezen, zit mijn arm nu in het gips.
骨折、断線
37
de brommer
Een brommer is geweldig! Hij is maar iets groter dan een fiets maar hij gaat veel sneller. Alleen jammer dat je een helm op moet.
原付
38
de controle
De politie had de controle over de onrustige situatie: de mensen luisterden en gingen na een tijdje naar huis.
規制、チェック、コントロール
39
de deuk
Er zit een deuk in mijn auto, omdat ik tegen een lantaarnpaal ben gereden.
凹み
40
doden
- doodde
- heeft gedood
Je moet rauw vlees altijd goed bakken om de bacteriën te doden.
死ぬ
41
downloaden
- downloadde
- heeft gedownload
Ik wil graag het programma Skype gebruiken op mijn nieuwe computer en ga het daarom downloaden.
ダウンロードする
42
de draaideur
Er loopt een vrouw door de draaideur van het ziekenhuis naar buiten.
回転ドア
43
de drempel
Er staat een ladder voor de drempel van de blauwe deur.
敷居
44
de driehoek
Soms staat er bij een kruispunt een rood witte driehoek. Dit verkeersbord zegt dat je voorrang moet geven.
三角
45
de eeuw
1 januari 2100 zal een bijzondere dag zijn, want dan begint niet alleen een nieuw jaar, maar ook een nieuwe eeuw!
世紀
46
zich ergeren aan
Alex ergert zich aan het lawaai van zijn buren: ze hebben vaak feestjes en luisteren dan harde muziek tot laat in de avond.
イライラする、頭を悩ます
47
het evenement
De Olympische Spelen zijn een sportevenement dat iedere vier jaar wordt georganiseerd.
イベント、
48
expres
Sorry, ik heb per ongeluk jouw post opengemaakt, ik deed dat niet expres.
わざと
49
het gebrek (aan)
Het bedrijf kampt met grote financiële problemen door een gebrek aan klanten.
不足、欠如
50
zich gedragen
- gedroeg zich
- heeft zich gedragen
Mijn kinderen gedragen zich meestal heel netjes, als ze in de buurt van andere mensen zijn.
振る舞う
51
gemeenschappelijk
De woonkamer en keuken in dit appartement zijn gemeenschappelijk: je deelt ze met andere bewoners.
共有
52
het geweld
Er is steeds vaker geweld tegen medewerkers in ziekenhuizen. Dan worden ze geschopt of geslagen, terwijl ze iemand proberen te helpen.
暴力
53
giftig
Deze planten zijn giftig, dus je kunt heel ziek worden als je ervan eet.
毒
54
de golf
De harde wind veroorzaakt hoge golven op de Noordzee.
波
55
grondig
Eva gaat haar huis grondig verbouwen; ze krijgt onder andere een nieuwe keuken en badkamer. De verbouwing zal vier weken duren.
徹底的に、深堀りする
56
handelen
- handelde
- heeft gehandeld
Tijdens een gevaarlijke operatie moet de dokter heel nauwkeurig handelen.
売買する、行動する
57
de handleiding
Deze handleiding is handig: er staat in hoe je de oven moet installeren, gebruiken en schoonmaken.
取扱説明書
58
hevig
Het regende zo hevig dat het dak begon te lekken en de zolder helemaal nat was.
(程度が)大きい/強い
59
de hittegolf
Bij een hittegolf is het vijf dagen op rij minimaal 25 graden en daarvan zijn drie dagen zelfs boven de 30 graden.
熱波
60
het hoogtepunt
Het hele feest was erg gezellig, maar het hoogtepunt was dat we met zijn allen stonden te dansen.
ハイライト
61
hygiënisch
In de keuken werken we hygiënisch: we wassen onze handen en maken alle spullen schoon.
衛生的
62
illegaal
Je mag geen wapen bij je hebben, dat is illegaal!
違法
63
in actie komen
De brandweermensen kwamen meteen in actie toen zij werden gebeld.
行動する
64
in paniek zijn
Ricardo is in paniek door de botsing.
パニックになる
65
de infectie
Vorige week had ik een infectie door een virus en daardoor voelde ik me heel ziek.
感染
66
het infuus
Noor loopt met een infuus in haar hand van het ziekenhuis weg.
点滴
67
ingrijpen
- greep in
- heeft ingegrepen
Een aantal kinderen op de speelplaats maakte ruzie. Eerst deed de juf niets, maar toen ze elkaar begonnen te slaan, greep ze in een stuurde hen naar binnen.
De politie grijpt in tegen de drugshandelaren.
介入する
68
het insect
Ik kan niet slapen, ik hoor de hele tijd insecten om mijn hoofd vliegen.
虫
69
inslikken
- slikte in
- heeft ingeslikt
Het meisje deed een knoop in haar mond en heeft hem per ongeluk ingeslikt.
飲み込む
70
kalmeren
- kalmeerde
- heeft/is gekalmeerd
Alex probeert zijn dochter te kalmeren als ze zich agressief gedraagt.
落ち着く、落ち着かせる
71
de kantine
Karlijn en Ahmet lunchen graag in de kantine van hun bedrijf: er worden gezonde broodjes, salade en soep verkocht.
食堂
72
het kenteken
Het eerst cijfer van het kenteken van de rode auto is 1.
車両のナンバープレート
73
keuren
- keurde
- heeft gekeurd
Vorige week werd onze auto gekeurd. Gelukkig was alles in orde. Onze auto rijdt dus veilig.
検査する、承認する
74
klem zitten
Karlijn wilde de bus halen en sprong naar binnen, maar toen zat ze klem tussen de deur. De chauffeur deed de deur snel weer open.
(何かが)挟まる
75
de klink
De klink van de deur zit te hoog voor de kleuter; hij kan hem niet openmaken.
音
76
knijpen
- kneep
- heeft geknepen
Knijp je neus dicht, want het stinkt hier!
絞る、つまむ
77
knipperen
- knipperde
- heeft geknipperd
Het lampje van de televisie blijft knipperen: het gaat steeds aan en uit. Wat is er aan de hand?
点滅する、まばたきする
78
de kooi
De kooi van Sannes vogel hangt naast haar.
かご、ケージ
79
kwetsbaar
Een bril is een kwetsbaar ding: de glazen beschadigen snel.
壊れやすい、脆弱
80
het leed
Er is zoveel leed in deze wereld. Als Olga naar het nieuws kijkt, wordt ze altijd heel verdrietig.
怒りや悲しみ
81
de lekkage
Sanne heeft lekkage aan het dak: als het regent, komt er water naar binnen.
水漏れ
82
het leven kosten (aan)
Een hevige sneeuwstorm in de Verenigde Staten heeft aan een oude vriend van mij het leven gekost: hij wordt morgen begraven.
犠牲になる
83
de locatie
In WhatsApp kun je heel makkelijk je locatie met iemand delen. Zo weet je waar iemand is. Dat is handig als je iemand zoekt.
ロケーション
84
de lucifer
Sommige mensen kunnen vuur maken zonder lucifers te gebruiken. Dat is knap!
マッチ
85
mondeling
Zora oefent met Nederlands spreken met een vriendin. Morgen heeft ze een mondeling examen.
口頭
86
naderen
- naderde
- heeft genaderd
De trein nadert station Amersfoort; de machinist vermindert snelheid.
近づく
87
je neus snuiten
Als je verkouden bent, moet je steeds je neus snuiten.
鼻をかむ
88
niezen
- niesde
- heeft geniesd
Hatsjie! Wat jammer, ik heb prachtige bloemen van de buren gekregen, maar ik moet ervan niezen.
くしゃみする
89
onthouden
- onthield
- heeft onthouden
Zal ik mijn telefoonnummer opschrijven, of onthoud je het wel?
記憶する
90
ontsnappen
- ontsnapte
- is ontsnapt
De vogel van Sanne is door het raam ontsnapt.
逃げ出す、抜け出す
91
de oortjes
In het openbaar vervoer zie ik veel mensen met oortjes in hun oren naar muziek luisteren.
イヤホン
92
oplichten
- lichtte op
- heeft/is opgelicht
Ik ben opgelicht! Ik heb een tweedehands telefoon gekocht via internet, maar ik heb hem nooit gekregen.
騙す
93
het oppervlak
Er is bijna geen wind vandaag. Het wateroppervlak van de vijver in het park lijkt op een spiegel.
水面
94
de orkaan
Een orkaan is een hevige storm met windsnelheden van meer van 117 kilometer per uur.
ハリケーン
95
overgeven
- gaf over
- heeft overgegeven
Nina moet overgeven omdat ze te veel gedronken heeft.
嘔吐する
96
de overstroming
Bij een overstroming komt veel water uit een rivier of zee op het land.
洪水
97
het pand
Wij werken in een mooi pand in het centrum. Het is een oud gebouw met hoge ramen.
建物
98
reanimeren
- reanimeerde
- heeft geanimeerd
Het ambulancepersoneel probeert de bewusteloze man met een AED te reanimeren.
蘇生する
99
reinigen
- reinigde
- heeft gereinigd
Zora reinigt haar gezicht voordat ze gaat slapen: ze verwijdert alle make- up en wast het met zeep.
きれいにする
100
de reiziger
In 2019 namen dagelijks meer dan 1 miljoen reizigers de trein in Nederland.
旅行者
101
het (fietsen) rek
Er staan twee fietsen in het rek bij het ziekenhuis.
(自転車)ラック
102
het riool
Water dat wegloopt uit de wc en de douche komt in het riool.
下水道
103
een ronde
De arts maakt dagelijks een ronde langs de patiënten op zijn afdeling in het ziekenhuis.
訪問診療、回診
104
rondom
Vroeger hadden we alleen een voortuin. Nu hebben we een mooie tuin rondom ons huis.
〜の周りに
105
de rugzak
Aron gebruikt altijd een rugzak om zijn spullen in mee te nemen. Hij vindt dat handig, want dan heeft hij zijn handen vrij.
リュックサック
106
de schade (aan)
De auto heeft een kapotte ruit door het ongeluk. De verzekering betaalt de schade aan de auto.
損害、ダメージ
107
scheef
Deze lantaarnpaal staat scheef, want er is een auto tegenaan gereden.
曲がっている、真っ直ぐでない
108
scheuren
- scheurde
- heeft/is gescheurd
Ik scheur de bladzijde met de puzzel uit de krant, zodat ik in de trein de puzzel kan maken.
破り取る
109
de schok
De monteur repareerde de televisie, terwijl de stekker nog in het stopcontact zat. Daardoor kreeg hij een elektrische schok.
ショック、衝撃
110
de schoorsteen
Er komt rook uit de schoorsteen op het dak.
煙突
111
slippen
- slipte
- heeft geslipt
Door de gladheid slipte de auto, waardoor hij dwars op de weg kwam te staan.
スリップする
112
smerig
De buurt van Thomas is smerig: er ligt een hoop hondenpoep en afval op straat en er staan volle vuilniszakken naast de containers.
不潔
113
de snee
Hua heeft met een mes in zijn vinger gesneden. Het is gelukkig geen diepe snee.
切り傷
114
spijt hebben van
Helaas heb ik vroeger onaardige dingen gezegd tegen mijn ouders. Daar heb ik nu spijt van.
後悔する
115
de spoed
Ik ben inmiddels gescheiden van mijn partner en ik heb met spoed een ander huis nodig. Kan ik voorrang krijgen bij een huurwoning?
素早い行動、緊急
116
de spuit
Er liggen drie spuiten op de grond bij het water.
スポイト、注射器
117
stappen (in)
Aster stapte in de hondenpoep, nu heeft ze een vieze schoen.
踏み入れる
118
steken
- stak
- heeft gestoken
De dief heeft de agent met een mes gestoken; de agent moet snel naar het ziekenhuis.
刺す
119
stikken
- stikte
- heeft/is gestikt
Door de rook zijn drie mensen bijna gestikt, ze konden niet meer ademen.
窒息する
120
het stof
Samir moet stofzuigen: er ligt veel stof onder de bank en de tafel, en op de kast.
ほこり
121
de straling
De straling van de zon zorgt voor licht en warmte, maar kan ook slecht zijn voor je huid.
放射、放射線
122
de struik
Er groeit een struik met rode bloemen tussen de huizen.
低木
123
stuk
Brrr, het is koud in huis: de verwarming is stuk. Ik bel de monteur.
De tv doet het niet meer, hij is stuk.
壊れた
124
tenzij
Ik ga op de fiets, tenzij het regent. Dan pak ik liever de bus.
〜の場合を除き
125
toeteren
- toeterde
- heeft getoeterd
Laila zit op haar brommer en toetert geïrriteerd naar de agent.
クラクションを鳴らす
126
het toetsenbord
Ik kan geen bericht typen op mijn computer, want het toetsenbord is kapot.
キーボード
127
uitkijken
- keek uit
- heeft uirgekeken
Aron kijkt altijd goed uit voordat hij de weg oversteekt.
気をつける、細心の注意を払う
128
van belang zijn
Het is van belang je goed voor te bereiden op het examen, want het is je laatste kans.
重要である
129
verdrinken
- verdronk
- is verdronken
Let altijd op als je in de zee gaat zwemmen: elke zomer verdrinken er mensen in de zee.
溺死する
130
zich vergissen
- vergiste zich
- heeft zich vergist
Nina woont op nummer 24. O nee, ik vergis me, ze woont op 26.
思い違いをする、勘違いする
131
vermoeden
- vermoedde
- heeft vermoed
Ik heet het niet zeker, maar ik vermoed dat mijn zoon schulden heeft.
推測する、多分そうだと思う
132
de verpakking
Op de verpakking staat hoeveel koekjes erin zitten.
包装
133
verplaatsen
- verplaatst
- heeft verplaatst
Olga heeft de bank verplaatst: hij staat nu niet meer voor het raam, maar tegen de muur.
(何かを)移動させる
134
versleten
Een versleten fietsband kan glad zijn. Daarom moet je hem vervangen door een nieuwe.
使い古した
135
(zich) verspreiden
Door de droogte verspreidde het vuur zich snel; na een uur stond het hele bos in brand.
De menigte verspreidde zich over het hele plein.
広がる
136
het virus
Fatima heeft griep. Ze is ziek geworden door een virus.
ウイルス
137
de vlag
De kleuren van de vlag van Carlos zijn rood, wit en blauw.
旗
138
voldoende
Ali heeft voldoende ervaring opgedaan tijdens zijn stage; nu kan hij afstuderen en gaan werken.
十分な
139
volgen
- volgde
- heeft/is gevolgd
Wij rijden ook naar het centrum van de stad. Als u ons met uw auto volgt, wijzen wij u de weg.
ついていく、(線に沿って)進む、
140
de voorbijganger
Mijn oma is gisteren op straat gevallen en kon niet meer opstaan. Gelukkig kwam een vriendelijke voorbijganger haar helpen.
通行人
141
voorzichtig
Je moet voorzichtig zijn met kaarsen in huis: zet ze nooit te dicht bij de gordijnen, want daar kan snel een brand ontstaan.
気をつける、慎重
142
de vorm
Welke vorm heeft jouw tafel? Is hij rond of vierkant?
フォーム、形
143
de vulkaanuitbarsting
Bij een vulkaanuitbarsting komen hete stenen, gassen en rook door de opening van een berg naar buiten.
火山噴火
144
wegzetten
- zette weg
- heeft weggezet
Maaike zet haar fiets weg naast de ingang van het ziekenhuis.
片付ける、(所定の場所に)置く
145
de werkplaats
Een fietsenmaker repareert kapotte fietsen in zijn werkplaats.
職場
146
de wond
Sanne is op haar knie gevallen, haar moeder plakt een pleister op de wond.
傷
147
het zadel
Het zadel van de brommer van Laila is bruin.
サドル
148
zoenen
- zoende
- heeft gezoend
Lisa en Ali zitten bij de gracht te zoenen.
キスする
149
de zool
Deze schoenen hebben een dikke zool. Als het koud is, blijven mijn voeten lekker warm.
ソール
150
zorgwekkend
Mijn oma ligt in het ziekenhuis; haar situatie is zorgwekkend. Ik ben bang dat ze niet meer beter wordt.
心配事、憂慮すべき
