Woordenlijst Thema 6 Flashcards
(103 cards)
aan het woord zijn / laten
Aster blijft maar praten en ze laat niemand anders aan het woord.
誰かが何かを言うのを許可する
(iemand in de gelegenheid stellen iets te zeggen)
het aanbod
De supermarkt in mijn buurt heeft een groot aanbod. Er worden veel verschillende producten verkocht.
オファー
de achtergrond
Weet je iets over de achtergrond van deze leerling? Nee, ik weet alleen dat hij uit een groot gezin komt.
バックグラウンド、経歴、過去
afronden
- rondde af
- heeft afgerond
Ik zit in het laatste jaar van mijn opleiding. Ik verwacht dat ik dit jaar mijn studie afrond.
完了する
afslaan
- sloeg af
- is/heeft afgeslagen
Als je bij de supermarkt rechts afslaat, kom je in mijn straat.
(角を)曲がる
de afstand
De afstand tussen Amsterdam en Den Haag is ongeveer 60 kilometer.
距離
afstuderen
- studeerde af
- is afgestudeerd
Eva is bijna klaar met haar opleiding: ze studeert in juli af.
卒業する
zich afvragen (of)
- vroeg zich af
- heeft zich afgevraagd
Koen vraagt zich af of hij al naar huis mag.
(jezelf een vraag stellen of uitspreken dat je aan iets twijfelt)
Koenはもう家に帰っていいのかなと思っている。
agressief
De vrouw werd agressief en begon te slaan en te schoppen.
アグレッシブ、攻撃的
alleen maar
Ik heb alleen maar een flesje water bij me. Verder heb ik geen eten of drinken meegenomen.
たったこれだけ
het argument
Ze heeft me overtuigd van haar mening, want ze heeft goede argumenten.
議論
het asfalt
Snelwegen worden gemaakt van asfalt.
アスファルト
de atletiek
De hardloper neemt deel aan een atletiekwedstrijd.
アスレチック
het beeld
Zora heeft een open dag bezocht. Daardoor heeft ze een goed beeld van de opleiding en de school.
イメージ、想像
begrip hebben voor
Ik heb begrip voor de slachtoffers van de inbraak. Ik zou ook boos zijn, als een dief spullen uit mijn huis meenam.
(誰かの気持ちや状況を)理解する
beledigen
- beledigde
- heeft beledigd
Ik heb Nahom beledigd; ik heb gezegd dat zijn vrouw te dik is.
気分を害する、怒らせる
beoordelen (op)
- beoordeelde
- heeft beoordeeld
Mijn collega beoordeelt mensen vaak op hun uiterlijk, maar ik probeer naar iemands karakter te kijken.
判断する
bestaan uit
- bestond uit
- heeft bestaan uit
Het land Indonesië bestaat uit meer dan 17.000 eilanden.
〜で構成される
de bestuurder
De bestuurder van auto remde te laat en reed tegen een paal.
運転者
beweren (dat)
- beweerde
- heeft beweerd
Sanne beweert dat ze twintig talen spreekt, maar ik geloof haar niet.
(zeggen dat iets zo is, vaak zonder het te kunnen bewijzen)
(証拠もなく)主張する
bewust
Hij houdt niet van grote scholen, dus heeft hij een bewuste keuze gemaakt voor deze kleine school.
意図的に、意識して
zich bezighouden met
- hield zich bezig met
- heeft zich beziggehouden met
Ik werk als manager in een restaurant. Daar houd ik me onder andere bezig met het werkrooster.
(tijd en aandacht besteden aan iets)
(何かに時間と注意を向ける)
de bocht
De weg gaat hier met een bocht naar links.
カーブ
de botsing
Op dat gevaarlijke kruispunt was een botsing tussen twee auto’s.
衝突