10. Zenuwstelsel en beroerte Flashcards

(82 cards)

1
Q

Homeostase

A

Het op peil houden van de voedingsstoffen en afvalstoffen in de cellen via het interne milieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hersenschors/cortex cerebri

A

3mm dikke laag grijze stof aan de buitenkant cerebrum. Hier wordt de info van de zintuigen verwerkt en doorgegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zenuwcellen

A

Neuronen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Liquor cerebrospinalis

A

Het vocht dat de hersenen en het ruggenmerg omgeeft, dit dient voor bescherming van het zenuwstelsel tegen stoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Centraal zenuwstelsel

A

De hersenen en het ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een zenuwsignaal

A

een soort elektrisch stroompje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke belangrijke levensfuncties bestuurd de hersenstam

A

lichaamstemp.
hartslag
bloeddruk
ademhaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Afasie

A

een taalstoornis die het gevolg is van niet aangeboren hersenletsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Aptraxtie wanneer komt het voor

A

kan voorkomen door een beschadiging aan de hersenen door niet aangeboren hersenletsel of bij verschillende vormen van dementie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Aptraxtie wat is het?

A

het onvermogen om praktische handelingen uit te voeren. haar kammen, sokken aantrekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

agnosie

A

het onvermogen om dingen(beelden, geluiden, geuren) te herkennen die via de zintuigen (ogen, mond, oren, neus en tast) waargenomen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

apathie

A

lusteloosheid een totaal gebrek aan interesse en initiatief. Het is kenmerkend gedrag voor mensen in een verder gevorderd stadium van dementie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

amnesie

A

geheugenverlies er is een probleem met het onthouden en opslaan van informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

CVA / cerebro (hersenen) vasculair (bloedvaten) accident (ongeluk)

A

een ongeluk in de bloedvaten van de hersenen ook wel een beroerte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

symptomen CVA / beroerte

A

dwanghandelingen en dwanghuilen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

complicaties van CVA/ beroerte

A

decubitus (doorligplek)
contracturen (gewricht langdurig in dezelfde stand)
veneuze trombose (in een dieper gelegen ader een bloedprop zit)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bloedonderzoek onderscheiden

A

Hematologisch onderzoek (in het bloed aanwezige cellen)
Chemisch samenstelling van het bloedserum of plasma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hematologisch bloedondezoek

A

onderzoek van het bloed op aanwezige cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Chemisch bloedonderzoek

A

chemische samenstelling van het bloedserum (plasma)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

CZS centraal zenuw stelsel

A

de hersenen en het ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke zenuwen komen uit de hersenen en ruggenmerg

A

hersenzenuwen en ruggenmergzenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

PZS perifeer zenuwstelsel

A

hersenzenuwen en ruggenmergzenuwen die vanuit hersenen respectievelijk ruggenmerg naar alle lichaamsdelen en organen lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

sensorische zenuwen

A

afferente zenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

motorische zenuwen

A

efferente zenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Hoe krijgen de hersenen en het ruggenmerg input
vanuit de zintuigen en het interne milieu
26
Welke zintuigen zijn er
zien, horen, ruiken, proeven, voelen
27
Wat is het interne milieu
bloeddruk en temperatuur
28
Hoe komt de input van de zintuigen en het interne milieu binnen
via een sensoriche cel in het ruggenmerg, naar de hersenen daar wordt het verwerkt. Dan terug naar het ruggenmerg en naar de motorische output
29
Motorische output
motorische cellen die naar het doelorgaan gaat die de actie moet uitvoeren
30
Motorisch op 2 manieren
willekeurig / sympatisch onwillekeurig / parasympatisch
31
Sympatische zenuwstelsel
sympathische zenuwen alle processen stimuleren die met lichamelijke activiteit te maken hebben (bijvoorbeeld sporten, noodsituaties) Het gaspendaal
32
Parasympatische zenuwstelsel
beinvloed de organen zodanig dat het in rust kan komen en herstel De rem
33
Grote hersenen
cerebrum
34
kleine hersenen
cerebellum
35
Wat is onderdeel van het CZS
de grote hersenen, kleine hersenen en de hersenstam
36
De grote hersenen (cerebrum) bestaat uit 2 delen
links / hemisfeer rechts / hemisfeer deze hebben verbinding met elkaar
37
Hoe zijn de 2 hersenhelften verbonden
door het corpus callosum
38
Hoe sturen de hersenen elkaar aan
links stuurt rechts aan en andersom, ze hebben dus een verbinding
39
4 hersenkwabben
1 frontale kwab 2 portietaal kwab 3 temporaal kwab 4 occipitaal kwab
40
Waar zorgen de kleine hersenen voor / cerebellum
coordinatie, evenwicht en houding
41
Hersenstam
basale lichaamsfuncties ademhaling, hartslag, reflexen (hoesten, slikken, braken)
42
Wat loopt er in de hersenstam
Vezels naar de grote hersen en kleine hersenen en het ruggenmerg
43
Hersenschors / cortex cerebri
3mm dikke laag grijze stof die aan de buitenkant van het cerebrum ligt. Het gebied waar info uit de rest van het lichaam komt, geanalyseerd en geinterpeteerd wordt
44
liquor cerebrospinalis
vocht dat de hersenen en het ruggenmerg omgeeft en dient voor bescherming van het zenuwweefsel tegen stoten
45
Hoe gaan afferente zenuwsignalen naar het CZS
vanuit de zintuigen
46
wat is het synoniem van vegatief ZS
autonoom ZS
47
Wat reguleert het vegatieve ZS
de orgaanfuncties ten behoeve van de homeostase
48
Welke regelcentra behoren tot het vegatieve ZS
werking inwendige organen, ademhaling, spijsvertering, verwijderen/vernauwen bloedvaten en beinvloedt ook de hartslag
49
Het vegatieve ZS wordt door de hypothalamus in de hersenen (cerebrum) bestuurt
Dit zijn dus de grote hersenen
50
Hoe wordt wat wij visueel waarnemen geprojecteerd op de hersenschors
de linkerhelft van het gezichtsveld wordt geprojecteerd op de rechter hersenschors
51
Waar zijn motorische (broca) en sensorische (wernicke) taalcentrum bij de meeste mensen gelocaliseerd
op de voorkwab en slaapkwab op de linker hersenhelft
52
Sensorische afasie
(gedeeltelijk) onvermogen gesproken of geschreven taal te begrijpen
53
zijn de cognitieve functies van de hersenschors verdeeld over beide hemisferen
ja
54
waar liggen de motorische functies op de hersenschors
frontale kwab
55
Wat is onderdeel van het limbische systeem
de amandelkern
56
Waar dient het limbische systeem voor
emotionele functies
57
Wat is een psychosomatische stoornis
bewijs van de kracht van de geest op het lichaam. Je beleeft de wereld tijdelijk anders dan andere mensen
58
waar speelt de hippocampus een rol
bij de geheugenfunctie van de hersenen
59
wat is de subcorticale kern in de hersenen
het schakelstation tussen een of meer bundels van zenuwvezels
60
Hoe wordt de ziekte van parkinson veroorzaakt
degeneratieve (achteruitgang) ziekte in het CZS waarbij zenuwcellen langzaam afsterven
61
Waar leidt parkinson toe
in de 1e plaats tot stoornissen in de motoriek het is een bewegingsstoornis
62
Welke rol vervult de subcorticale kernen in de grote hersenen
de automatische aansturing van lichaamsbewegingen
63
Een stoornis in de kleine hersenen kan leiden tot
problemen in het lichaamsevenwicht
64
Waar vindt de planning van onze lcih. beweging plaats
in de motorische schors
65
wat is een reflex
een reactie van het lichaam op een prikkel uit de omgeving die via het CZS tot stand komt
66
Wat is een neurotransmitter
stof die signaaloverdracht van een zenuwcel verzorgt
67
wat is een synaps
de contactplaats tussen 2 zenuwcellen waar de inpulsoverdracht plaatsvindt
68
neurotransmitterstof van een synaps past als een sleutel in het slot van
de receptor in het postsympatische membraan
69
Hoe komen leerprocessen van de hersenen tot stand
door de aanmaak van nieuwe sympatische verbindingen tussen neuronen
70
waar vindt de pijnbestrijding door medicatie plaats
op diverse aangrijpingspunten in het ZS
71
Dopamine is een neurotransmitterstof en is betrokken bij
de ziekte van parkinson als schizofrenie
72
Bijwerkingen van psychofarmaca berusten op beinvloeding van
een bepaalde neurotransmitterstof die een rol speelt in verschillende hersengebieden met uiteenlopende functies
73
cerebrovasculair accident
acuut optredende stoornis in de doorbloeding van de hersenen
74
hoe kan een cerebrovasculair accident worden veroorzaakt
door een infarct of door een bloedingin de hersenen
75
TIA transient ischaemic attack wordt gekenmerkt door
plotselinge neurologische uitvalsverschijnselen van voorbijgaande aard
76
atherosclerose
belangrijkste oorzaak van cerebrovasculair accident
77
Hemi-anesthesie
vormen van verdoving
78
Hemianopsie
van beide ogen dezelfde helft van het gezichtsveld is uitgevallen
79
hemi-neglect
verwaarlozing (zich bewust zijn) van 1 (deel van een) lichaamshelft
80
Wat krijgen patienten met een herseninfarct zo snel mogelijk toegediend
stollingsremmende middelen
81
doel van revalidatie van een patient met cerebrovasculair accident heeft als doel
zo goed mogelijk zelfstandig te leven
82
Welk systeem speelt bij de geheugenfunctie van de hersenen een belangrijke rol
Het limbische systeem