1000 Words Part 2 Flashcards
(108 cards)
1
Q
Klasse
A
Good
2
Q
Kloppen
A
To knock (on a door)
3
Q
De kok
A
The cook
4
Q
De kom
A
The bowl
5
Q
De koorst
A
The fever
6
Q
De kracht
A
The strength/power
7
Q
De kuil
A
The (pot)hole
8
Q
Laag
A
Low
9
Q
Laatst
A
A while ago
10
Q
Het laken
A
The sheet (on a bed)
11
Q
Langs
A
(To move) past/alongside
12
Q
De leeftijd
A
The age (how old you are)
13
Q
Het leger
A
The army
14
Q
Leiden vs lijden
A
Leiden: to lead
Lijden: to suffer
15
Q
Het lijk
A
The corpse
16
Q
De lineaal
A
The ruler (to draw a straight line)
17
Q
De list
A
An evil trick
18
Q
Lomp
A
Crude
19
Q
Lood
A
Lead
20
Q
Het lot
A
The fate
21
Q
De maag
A
The stomach
22
Q
De maat
A
The size
23
Q
De map
A
The folder
24
Q
De markt
A
The market
25
Het meel
The flour
26
Meerdere
Multiple
27
Het mengsel
The mixture
28
Het middel
The means
29
Min
Minus
30
Mits
If/as long as
31
De moord
The murder
32
De munt
The coin
33
De naald
The needle
34
Neer (iets neerleggen)
Down (to put something down)
35
Netjes
Neat
36
Noch
Neither...nor
37
Nood
(In) need
38
Het onderwerp
The topic
39
Het onderzoek
The research/investigation
40
Ontvangen
To receive
41
Ontwikkelen
To develop
42
De oorlog
The war
43
De oorzaak
The cause (of something)
44
De opleiding
The (training) course
45
Opnemen
To answer/to pick up (the phone)
46
De orde
The order (of the phoenix)
47
Overal
Everywhere
48
De overeenkomst
The similarity
49
Overlijden
To pass away
50
Overvallen
Overcome/to have been burgled
51
Het plaatje
The picture
52
Het plafond
The ceiling
53
Plat
Flat
54
De plattegrond
The map/plan (e.g. of a house)
55
Klasse
Good
56
Kloppen
To knock (on a door)
57
De kok
The cook
58
De kom
The bowl
59
De koorst
The fever
60
De kracht
The strength/power
61
De kuil
The (pot)hole
62
Laag
Low
63
Laatst
A while ago
64
Het laken
The sheet (on a bed)
65
Langs
(To move) past/alongside
66
De leeftijd
The age (how old you are)
67
Het leger
The army
68
Leiden vs lijden
Leiden: to lead
Lijden: to suffer
69
Het lijk
The corpse
70
De lineaal
The ruler (to draw a straight line)
71
De list
An evil trick
72
Lomp
Crude
73
Lood
Lead
74
Het lot
The fate
75
De maag
The stomach
76
De maat
The size
77
De map
The folder
78
De markt
The market
79
Het meel
The flour
80
Meerdere
Multiple
81
Het mengsel
The mixture
82
Het middel
The means
83
Min
Minus
84
Mits
If/as long as
85
De moord
The murder
86
De munt
The coin
87
De naald
The needle
88
Neer (iets neerleggen)
Down (to put something down)
89
Netjes
Neat
90
Noch
Neither...nor
91
Nood
(In) need
92
Het onderwerp
The topic
93
Het onderzoek
The research/investigation
94
Ontvangen
To receive
95
Ontwikkelen
To develop
96
De oorlog
The war
97
De oorzaak
The cause (of something)
98
De opleiding
The (training) course
99
Opnemen
To answer/to pick up (the phone)
100
De orde
The order (of the phoenix)
101
Overal
Everywhere
102
De overeenkomst
The similarity
103
Overlijden
To pass away
104
Overvallen
Overcome/to have been burgled
105
Het plaatje
The picture
106
Het plafond
The ceiling
107
Plat
Flat
108
De plattegrond
The map/plan (e.g. of a house)
