August Flashcards
(66 cards)
1
Q
Benauwd
A
Breathless
2
Q
dapper
A
brave
3
Q
verrader
A
traitor
4
Q
schieten
A
to shoot
5
Q
omkomen
A
to die
6
Q
afschuwelijk
A
awful
7
Q
de knecht
A
the servant
8
Q
werkelijk
A
truly
9
Q
zwijgen
A
to not say anthing
10
Q
zweren
A
to swear (promise)
11
Q
jagen
A
to hunt
12
Q
de boog
A
the bow
13
Q
het leer
A
the leather
14
Q
de grot
A
the cave
15
Q
opsluiten
A
imprison
16
Q
schuilen
A
to hide/shelter
17
Q
op slot
A
locked
18
Q
sluiten
A
to close
19
Q
schreeuwen
A
to scream
20
Q
verdwijnen
A
to disappear
21
Q
vliegensvlug
A
super quick
22
Q
vredig
A
Peaceful
23
Q
De hemel
A
The Heaven/sky
24
Q
Neuriën
A
To hum
25
Genieten
To enjoy
26
Verschrikkelijk
Awful
27
Beschermen
To protect
28
Denkbaar
Conceivable
29
Koken van woede
To boil with anger
30
Het gat
A hole
31
Zodra
As soon as
32
Leek
Seemed (past tense of lijk)
33
In de steek laten
To abandon
34
Ergens iets van af weten
To know something about something
35
Een gevaar
A danger/hazard
36
Tot bedaren komen
To become calm
37
Vegen
To sweep
38
Zelfs
Even
39
De riem
The belt
40
de nevel
The fog
41
Beetpakken
To grab
42
Niet uit te houden
Unbearable
43
Verliezen
To lose
44
De opdracht
The assignment
45
De wang
The cheek
46
De traan
The tear
47
Er is niets aan
It is dull
48
Immers
After all
49
Hoe de zaak in elkaar zit
How the things work
50
Verhongeren
Starve
51
Het slot
The lock
52
De schurk
The villain
53
Het seintje
The signal
54
Snuffelen
To snif
55
Opleveren
To yield (not like Lummie)
56
Het meubel
The item of furtinure
57
De kist
The chest
58
Het haver
The oats
59
Het hooi
The hay
60
Tuig
Scum
61
Uithouden
To endurance
62
Uithoudingsvermogen
Endurance
63
Je iets overkomen
Something bad happening to you
64
Ieder ogenblik
The whole time, any time now
65
Verzekeren
To guarantee
66
Aanstaren
To stare at someone
