1.1 levensloop psychologie Flashcards

(11 cards)

1
Q

Waarom is een bredere, persoonsgerichte visie op geestelijke gezondheid belangrijk in de ouderenpsychologie?

A

Ouderen hebben naast psychische klachten vaak ook te maken met levensverhalen, verlieservaringen, sociale netwerken en zorgbehoufte. Ene te eenzijdige kijk verliest om wie het echt gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke vier perspectieven uit de levenslooppsychologie sluiten aan op een bredere, persoonsgerichte visie in de ouderenpsychologie?

A

Levensloopperspectief – geestelijke gezondheid hangt samen met ontwikkeling in algemeen
Welzijnsperspectief – geestelijke gezondheid is meer dan afwezigheid van stoornissen; welbevinden en functioneren zijn belangrijk.
Maatschappelijke context – stereotypering beïnvloedt hoe met ouderen wordt omgegaan
Narratieve benadering – het betekenis geven aan het eigen levensverhaal draagt bij aan geestelijke gezondheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kijkt de levenslooppsychologie aan tegen ouder worden?

A

Dit is een proces wat het hele leven plaatsvindt. En kan niet worden gezien als een aparte levensfase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn volgens Paul Baltes (1987) de belangrijkste principes van levensloopontwikkeling, multidimentioneel, multidirectionel?

A

Multidimensioneel: ontwikkeling vindt plaats op meerdere domeinen (fysiek, sociaal, psychologisch), die elkaar beïnvloeden.
Multidirectioneel: binnen elk domein kan sprake zijn van groei, behoud of verlies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de 4 type uitkomsten in de levensloopontwikkeling, pathologische, normaal, succesvol en optimaal?

A

Pathologische ontwikkeling – ontwikkelingsprocessen verlopen fout, resulteren in ziekte of stoornis.
Normale ontwikkeling – gemiddelde ontwikkeling binnen een populatie; wat statistisch gebruikelijk is.
Succesvolle ontwikkeling – positieve afwijking van de norm; beter functioneren dan gemiddeld.
Optimale ontwikkeling – best mogelijke ontwikkeling onder ideale omstandigheden; een ideaalbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de activitiy theorie en disangagement theorie als verklaringen van succesvol ouder worden?

A

Disengagement is het langzaam terugrekken uit de samenleving.
Activity is dat mensen goed willen blijven deelnemen in de samenleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de visie van rowe en kahn op succesvol ouder worden?

A

Kleine kans op ziekte, goed fyziek en cognitief functioneren, actieve betrokkenheid in het leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de benadering van ouder worden zien als een proces?

A

Dat succesvol ouder, naast goed functioneren, moet worden gericht op de manier waarop ouderen zelf omgaan met ouder worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke twee kanten heeft omgaan met ouder worden?

A

Er is sprake van aanpassingsvermogen, het niveau van functioneren in stand houden
Er is srpake van autonomie en sturing, door doelen stellen kan er richting gegeven worden aan het ouder worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het SOC model van paul baltes?

A

Selectie – Het kiezen van doelen en prioriteiten in het leven. Op oudere leeftijd richt dit zich op het behouden van belangrijke activiteiten ondanks beperkingen.
Optimalisatie – Het investeren in vaardigheden of hulpbronnen om functioneren te verbeteren of op peil te houden (bijv. oefenen, trainen, hulp vragen).
Compensatie – Het inzetten van alternatieve strategieën of hulpmiddelen om verlies te compenseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de socio-emotionele selectiviteitstheorie over motivatie tijdens de levensloop?

A

Dit stelt dat er 2 levensloop motieven zijn:
Nieuwe dingen leren – dit is vooral van kracht als er veel toekomst perspectief is
Emoties reguleren – dit wordt ingezet bij ziekte of als iemand ouder wordt en minder toekomst heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly