HC 2.1 Integratie college week 1 Flashcards

1
Q

Waarom is de Q-top van het ECG negatief?

A

Q-top heeft een andere richting dan de hartvector daarom daar negatief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom zie je geen signaal van de SA-, AV-knoop en purkinjevezels op de ECG?

A

Te weinig cellen die bijdragen aan de depolarisatie daarom zie je geen signaal van de SA-knoop, AV-knoop en de purkinjevezels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe kan het dat de T-top en de R-top allebei positief zijn op het ECG (afleiding 1)?

A

De T-top en de R-top zijn positief in afleiding 1, dit kan alleen als de depolarisatiegolf tegenovergesteld is aan de repolarisatiegolf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer zorgt een depolarisatiegolf voor een positieve piek?

A

Depolarisatiegolf naar de + elektrode toe –> positieve piek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer zorgt een depolarisatiegolf voor een negatieve piek?

A

Depolarisatiegolf naar de – elektrode toe –> negatieve piek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom is de richting van de hartvector tijdens de kamerdepolarisatie het belangrijkst?

A

De richting van de hartvector tijdens de kamerdepolarisatie is het belangrijkst, hier zijn de grootste aantal cellen tegelijkertijd bezig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe bepaal je de hartas?

A

De hartas bepaal je door te kijken naar in welke afleiding de kamerdepolarisatie het sterkst is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is er met de afleiding met de hoogste piek?

A

Die is het meest parallel met de hartas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is er met de afleiding met het diepste dal?

A

Is het meest tegengesteld aan de hartas.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wanneer ontstaat er een funny current?

A

Als de membraanpotentiaal naar beneden gaat, dus bij een hyperpolarisatie ontstaat er een funny current.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer gaan de Na en K kanalen open?

A

Als de membraanpotentiaal naar boven gaat, dus bij een depolarisatie worden de Na en K+ kanalen getriggerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat doet adrenaline?

A

Verhoogt de hartfrequentie, versterkt de contractiekracht en verkort de relaxatietijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zorgt er voor het verhogen of verlagen van de hartfrequentie?

A

De sympathicus en de parasympathicus werken op de sinusknoop, dus voor het verhogen of verlagen van de hartfrequentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke cellen zijn betrokken bij het versterken van de contractiekracht?

A

Versterken van de contractiekracht werkt vooral in op de ventriculaire hartspiercellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe wordt de relaxatietijd verkort?

A

Relaxatietijd door adrenaline binden aan de ventriculaire hartspiercellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het QT-syndroom?

A

Het QT-segment is dan verlengd door een verlate ventriculaire repolarisatie. Deze patiënten kunnen gemakkelijk bewusteloos raken bij inspanning of emotie.

17
Q

Hoe ontstaat een QT-syndroom?

A

Dit komt door activatie van de sympathicus wat zorgt voor tachycardie: hoge hartfrequentie, maar een laag hartminuutvolume. Doordat de repolarisatie wordt uitgesteld, blijft de calciumconcentratie hoog en kan er ondanks de pacemakeractiviteit van de SA-knoop geen nieuwe depolarisatie ontstaan.