1B3 - W12 - HC3 Therapie van perifeer vaatlijden Flashcards

1
Q

Wat zijn risicofactoren voor atherosclerose?

A

Familair, man, roken, DM, leeftijd, hyperlipidemie en hypertensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat valt er onder de primaire en secundaire preventie van atherosclerose?

A
  • Primair: voorkomen van atherosclerose in de bevolking door informatie (levensstijl-verbetering).
  • Secundair: voorkomen van problemen van atherosclerose bij symptomatisch vaatlijden. Voorkomen van nog een ‘event’ na het doormaken van MI of CVA.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de behandeling van atherosclerose (preventie)?

A
  • Statine
  • Clopidogrel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn klachten van athersclerose?

A
  • Pijn in spieren: bil, dijbeen, kuit
  • Na inspanning zoals lopen
  • Wordt minder in rust
    Bij kritieke ischemie ook rustpijn/wonden (verste plek van het lichaam: voeten/tenen).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk aanvullend onderzoek kan er worden gedaan bij atherosclerose?

A
  1. Enkel/arm index (EAI) > met 0,15 daling: perifeer arterieel vaatlijden.
  2. Duplex
  3. CT angiografie
  4. MR angiografie
  5. Conventioneel angiografie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Met welke classificatie wordt er bepaald hoe ernstig de klachten zijn?

A

Fontaine classificatie
I: geen klachten
II: claudicatieklachten > A: niet-invaliderend en B: wel-invaliderend.
III: rustpijn (vragen s’nachts wakker pijn in teen, in bed laten hangen).
IV: gangreen, wonden en weefselverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat wordt er gedaan indien Fontaine II?

A

Looptraining: oefensessie 30 min, 3x per week, tot pijngrens lopen en 6 maanden volhouden. Dan ga je neovasculogenese: nieuwe collateralen aanmaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de behandeling indien fontaine III/IV?

A

Invasief: endovasculair/open.
Aanvullend onderzoek: duplex, CTa!/MRa!/conventionele angiografie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke invasieve therapie bestaat er?

A
  • Percutane transluminale angioplastiek (PTA): eventueel met stent.
  • Endarteriectomie/desobstructie
  • Bypass chirurgie: kunststof of veneus.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarvoor is PTA het meest geschikt?

A
  • Korte laesie
  • Stenose/occlusie
  • Bereikbaar via lies tenzij de a. femoralis communis zelf het probleem vormt, geen knikpunt!
  • Patency neemt af van: iliacaal, femoraal en cruraal.
  • Expertise (zeker richting onderbeen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is PTA vs conservatief?

A

Na 6 maanden: verbetering loopafstand en kwaliteit van leven t.g.v. PTA maar na 2 jaar geen verschil meer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn complicaties van PTA?

A
  • Trombus/embolus komt los
  • Er ontstaat een dissectie (stent nodig)
  • Het lumen wordt na verwijderen van de ballon niet groter (stent nodig).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe en waar wordt het liefst een endartiectomie uitgevoerd?

A
  • Korte leasies op buigpunten: a. femoralis communis en a. carotis interna.
  • Sluiten met patch: kunststof of vene (voorkeur bij lies omdat deze vies is > minder kans op lieswandinfectie. Vaak v. femoralis).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke vormen van bypasschirurgie zijn er?

A
  • Centraal of aorto-iliacaal in het inflow gedeelte, niet zo vaak meer door goede PTA
  • Vaker: perifeer, femoro-distaal in het outflow gedeelte.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat geeft bij een korte- en lange stenose de voorkeur?

A
  • Korte: dotteren
  • Lange: bypass
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly