1.7 Foetale hartbewaking Flashcards

(136 cards)

1
Q

Wat is het belang van de foetale registraties?

A

Contracties veroorzaken een periodiek zuurstoftekort > verdedigingsmechanisme van de foetus treedt in werking

Door foetale registratie bekijken we of de foetus het hele proces van arbeid blijft verdragen zonder > foetus moet kunnen recupereren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Fysiologie van het foetale hartritme

Waardoor kan het foetale hart hypoxie eerder signaleren dan het adulte hart?

A
  1. Lagere zuurstofsaturatie & -spanning: 4 circulatoire shunts
  2. Zuurstofarme intra-uteriene milieu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Fysiologie van het foetale hartritme

Waarom is er een lagere zuurstofsaturatie - spanning in de foetale circulatie?

A

Nodig voor een efficiënte zuurstofuitwisseling thv de placenta > lage zuurstofspanning: foetaal Hb hogere affiniteit zuurstof dan adulte Hb > °zuurstof ‘wegzuigen’ bij moeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Fysiologie van het foetale hartritme

Welke vier circulatoire shunts zorgen voor deze lage zuurstofspanning?

A
  1. Placenta
  2. Ductus venosus
  3. Foramen ovale
  4. Ductus arteriosus

Trapsgewijze daling zuurstofspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Fysiologie van het foetale hartritme

Hoe zorgt de placenta voor een lage zuurstofspanning?

A
  • 1/3 placenta neemt niet deel aan zuurstofuitwisselingsproces > reserveweefsel
  • Bloed uit dit deel vermengt zich in v. umbilicalis met zuurstofrijk bloed > °meest zuurstofrijke bloed krijgt lagere zuustofspanning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Fysiologie van het foetale hartritme

Hoe zorgt de ductus venosus voor een lage zuurstofspanning?

A

Thv monding DV in VCI mengt zuurstofrijke bloed uit v. umbilicalis met zuurstofarme bloed uit VCI uit onderste lichaamshelft > °dalende zuurstofspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fysiologie van het foetale hartritme

Hoe draagt het foramen ovale bij tot de zuurstofspanning?

A

Via VCI in rechteratium:
> Deel ongewijzigd door foramen ovale naar linkeratrium
> Achtergebleven deel in rechteratrium vermengt met zuurstofarmbloed uit hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Fysiologie van het foetale hartritme

Hoe draagt het ductus arteriosus bij tot de zuurstofspanning?

A

Bloed in linkeratrium > mengt thv DA met zuurstofarm bloed uit rechteratrium > °dalende zuustofspanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Fysiologie van het foetale hartritme

Hoe wordt deze lage zuurstofspanning gecompenseerd?

Gevolg?

Hersenen voorzien van bloed door…

A

Shunts laten toe om bepaalde delen van foetale circulatie op te splitsen & parallel te schakelen met elkaar

Voornaamste organen eerst van bloed voorzien: lever, hart & hersenen

Fetal brain sparing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Fysiologie van het foetale hartritme

Hoe & waar vindt de eerste stap van de fetal brain sparing plaats?

A

Thv monding v. umbilicalis in foetale lever
1. Gezonde foetus
> 75% bloed via vena porta naar lever
> 25 % bloed via DV naar VCI naar hart
2. Verminderde placentaire functie met lager O2
> 40 % bloed via DV naar VCI naar hart & hersenen > °voordeel hart & hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Fysiologie van het foetale hartritme

Waarom is de lever belangrijk bij het oxygenatieproces?

A

Vanaf 8-30w: lever = erytropoëtisch orgaan: hogere zuurstofbevloeiing > verhoogde aanmaak rbc > °betere oxygenatie foetus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fysiologie van het foetale hartritme

Hoe & waar vindt de tweede stap van de fetal brain sparing plaats?

A

Thv DA
* DA mondt uit in aorta distaal van coronaire/cefale arteriae > hart, hoofd & hersenen eerst O2 rijk bloed (minder weerstand dan aorta descendens) > °verhoogde perifere vasculaire weerstand = °foetale hypertensie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Fysiologie van het foetale hartritme

Waartoe leidt de foetale hypertensie?

A

Foetale hart moet tegen hoge weerstand bloed rondpompen > verhoogd zuurstofverbruik hart

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Fysiologie van het foetale hartritme

Wat is de limiterende factor van het zuurstofverbruik van het hart?

A

De balans tussen zuurstoftoevoer & -verbruik
* verbruik hoger dan toevoer: hart overschakelen op anaërobe metabolisatie > minder efficiënt & snellere uitputting foetale cardiale reserves > °snellere detectie zuurstofgebrek thv hart tov hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Fysiologie van het foetale hartritme

Waarom is foetale cardiale monitoring zo belangrijk?

A

Vroege detectie hypoxie vooraleer hersen- of orgaanschade optreedt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

FHT

Hoe wordt het hartritme & de hartactiviteit bepaald?

A

Spontane ontladingen sinoatriale knoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

FHT

Waardoor wordt de frequentie van de ontladingen beïnvloed?

A
  1. Species
  2. Basale metabolisme: hoger dan volwassene > °hogere frequentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

FHT

Wat zijn de normale FHT tijdens de zwangerschap?

A

110-150 slagen per minuut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

FHT

Welke knoop zorgt ook voor pacemakeractiviteit?

A

Atrioventriculaire knoop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

FHT

Wat is er anders aan de atrioventriculaire knoop?

A
  • Ontladingsfrequentie lager: 60-80 sl/min
  • Bij normale werking sinoatriale knoop: niet actief
  • Bij uitval sinoatriale knoop > overnemen pacemakeractiviteit > °lager hartritme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

FHT

Wanneer neemt de atrioventriculaire knoop over?

A

Fysiologisch:
* Prematuriteit: kortdurende ‘spikes’ = deceleraties

Pathologisch:
* Bepaalde vormen foetale basislijn
* Aanhoudende bradycardie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

FHT

Wat duidt op een goed foetaal hartritme?

A
  1. Stabiel basisritme: 110-150 sl/min
  2. Acceleraties aanwezig
  3. Voldoende variabiliteit
  4. Afwezigheid van deceleraties (die langer duren dan 15sec)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Controlemechanismen FHT

Welke mechanismen beïnvloeden het hartritme?

Welk belangrijkst?

A
  1. Neuro-endocriene factoren: autonoom zenuwstelsel
  2. Lokale metabole processen

Autonoom zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Controlemechanismen FHT

Waaruit bestaat het autonoom zenuwstelsel?

Waar bevinden regulerende centra zich?

Reageren op welke stimuli?

A
  1. Orthosympathische zenuwen
  2. Parasympathische zenuwen

Hersenstam

Chemo-, baro-, thermo- & gevoelsreceptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
# Controlemechanismen FHT Waartoe draagt het autonoom zenuwstelsel bij?
* Bepaalt het foetale leven * Variaties in de foetale harttonen
26
# Controlemechanismen FHT Waarvoor zorgen orthosympathische stimuli? | Synoniem?
Activatie van cardiovasculaire respons > FHT stijgt | Fight or flight
27
# Controlemechanismen FHT Waarvoor zorgen parasympathische stimuli? | Synoniem?
Relaxatie > FHT daalt | Rest and digest
28
# Controlemechanismen FHT Waarvoor zorgt de wisselwerking tussen ortho- & parasympathische stimuli? | Synoniem? ## Footnote Engels
Constante variaties hart- & vaatstelsel > °constante verandering cardiale basisritme | Slag-op-slagvariabiliteit ## Footnote Beat-to-Beat variabiliteit > Short term variability
29
# Controlemechanismen FHT Wat gebeurt er bij verminderde hersenstamactiviteit?
Slag-op-slagvariabiliteit lager > sterke activatie (orthosympathisch) > toename variatie > °acceleraties hartritme > daarna pas deceleratie bij aanhoudende hypoxie
30
# Controlemechanismen FHT Waarvan is de graad en snelheid van de respons van het autonoom zenuwstelsel afhankelijk?
Type mediërende receptor: > chemo- & gevoelsreceptoren stimuleren parasympaticus trager & geleidelijker > baroreceptoren genereren abrupte respons vb. navelstrengcompressie
31
# Controlemechanismen FHT Hoe evolueert de slag-op-slagvariabiliteit tijdens de zwangerschap?
* Hoe verder gevorderd, hoe matuurder het autonoom zenuwstelsel is > ° dalen basisritme * Orthosympathisch matureert sneller dan parasympathisch stelsel > °premature baby hoger ritme dan à terme baby + lagere activiteit parasympathisch stelsel > °lagere slag-op-slagvariabiliteit
32
# Controlemechanismen FHT Hoe verhouden het basisritme & de variabiliteit zich tijdens de zwangerschap?
Omgekeerd evenredig Hoe hoger het basisritme, hoe lager de variabiliteit. > matuurder: basisritme daalt, variabiliteit stijgt
33
# Controlemechanismen FHT Waarvoor is variabiliteit een teken?
Dat het CZS het cardiovasculaire systeem kan monitoren & aanpassen
34
# Controlemechanismen FHT Welke andere neuro-endocriene mechanismen hebben invloed op het hartritme?
1. Drukregulerende hormonen: adrenaline & noradrenaline 2. Volumeregulerende hormonen thv nieren
35
# Controlemechanismen FHT Welke metabole processen beïnvloeden het hartritme? Voorbeeld
Via **anaërobe metabolisatie & lactaatproductie** vb. inadequate cardiale oxygenatie > verminderde intracellulaire energieproductie > verlaagde respons/inactivatie sympathische stimuli van intracellulaire processen > hartspier reageert niet meer op hypoxie > °deceleratie
36
# Invloeden FHT Wat veroorzaakt zoal veranderingen in de foetale harttonen? | Zijn deze veranderingen normaal?
1. Geneesmiddelen 2. Normale veranderingen in foetale hartactiviteit 3. Wijzigingen placentaire doorbloeding 4. Hypoxie 5. Temperatuurverhogingen 6. Externe stimuli | Ja
37
# Invloeden FHT Wat beïnvloedt een normale bloedvoorziening & foetale circulatie?
1. Hoog bloedvolume 2. Lage druk 3. Trage stroomsnelheid > langdurig foetomaternaal contact
38
# Invloeden FHT Hoe wordt het verhoogd bloedvolume bekomen?
1. Fysiologische bloed- en plasma-expansie van 40% bij de moeder 2. Maternale circulatoire redistributie > °meer bloed naar uterus
39
# Invloeden FHT Wat zou het gevolg zijn van de verhoogde bloedtoevoer?
°Sterke vullingsdruk
40
# Invloeden FHT Waarom ontstaat er geen sterke vullingsdruk thv de placenta?
Uteriene bloedvaten passen zich aan > spiraalarteriën verwijden > maternale bloed sijpelt in intervilleuze ruimte > snelheid & druk daalt sterk voor de placenta > myometrium met arterioveneuze anastomosen > °overdukklep om maternale bloed af te voeren bij te hoge druk in intervilleuze ruimtes
41
# Invloeden FHT Waarvoor zorgt het maternale placentaire bed?
Foetomaternale stofuitwisseling wordt snel & efficiënt aangepast volgens de behoeften van het moment door gevoeligheid voor tonus en vulling van het capillair netwerk.
42
# Invloeden FHT Wat gebeurt bij hypovolemie & drukdaling? | Wanneer?
Sterke daling uteriene perfusie | Hypertensie, epidurale, VCS, aorta-iliacale compressie of contracties
43
# Invloeden FHT Wat is het verschil tussen VCS & aorta-iliacale compressie?
VCS: > Vena Cava wordt afgeklemd door gewicht baarmoeder > FHT dalen: eerst tachycardie dan deceleraties > Maternale RR daalt ook AIC: > Aorta iliaca wordt dichtgeduwd door gewicht baarmoeder > FHT dalen > Maternale RR blijft ok
44
# Invloeden FHT Wat gebeurt bij normale stofuitwisseling tijdens contracties?
Zuurstofuitwisseling gebeurt tussen de contracties door > foetus benut slechts 50% O2 van maternale aanvoer Bloed wordt in intervilleuze ruimtes 'gecapteerd' > niet in- of uitstromen > andere 50% O2 blijft in intervilleuze ruimte > gecapteerde bloed kan blijven uitwisselen tijdens contracties
45
# Invloeden FHT Wat zijn 2 oorzaken van gecompromitteerde zuurstofuitwisseling tijdens contracties?
1. Te sterke baarmoederactiviteit 2. Globale vermindering van de uteriene perfusie
46
# Invloeden FHT Wat gebeurt er bij te sterke baarmoederactiviteit? | voorbeeld
Er is te weinig tijd om het bloed in de placentaire ruimtes te verversen > bloed blijft 'gecapteerd' | Uteriene hypertonie
47
# Invloeden FHT Wat gebeurt er bij de globale vermindering van de uteriene perfusie? | Voorbeeld
Foetus moet meer dan 50% O2 benutten > °onvoldoende O2 reserve in intervilleuze ruimtes | intra-uteriene groeirestrictie
48
# Invloeden FHT Wat gebeurt er bij gecompromitteerde stofuitwisseling tijdens contracties?
Verminderde zuustofuitwisseling > °daling zuurstofspanning foetale bloed > °reflectoire respons autonome zenuwstelsel door **chemoreceptoren** of rechtstreekse **inhibitie moleculaire mechanismen** van geleiding & contractiliteit myocardcellen > °chemoreceptor deceleraties of bradycardie
49
# Invloeden FHT Waardoor ontstaat compressie thv de navelstreng?
1. Navelstrengomstrengeling 2. Dichtdrukken NS tussen voorliggend deel & bekken- of uteruswand bij een contractie
50
# Fysiologie zuurstoftoevoer Waarop is de fysiologische zuurstoftoevoer naar de foetus gebaseerd?
1. Placentaire doorbloeding 2. Normale gasuitwisseling foetus/placenta en foetus/weefsels
51
# Fysiologie zuurstoftoevoer Wat houdt de placentaire doorbloeding in? | Hoeveel bloed?
* Placentair vaatbed = grotendeels foetaal * Uitwisseling: navelstrengarteriën tot in villi in intervilleuze ruimte & maternaal bloed in intervilleuze ruimte vanuit spiraarlarteriën > via venen naar navelstrengvene > vena porta foetus > lever foetus | A term: 500-600ml/min
52
# Fysiologie zuurstoftoevoer Wat gebeurt er met de placentaire doorbloeding bij een contractie?
Bij contractie >30mmHg: maternale bloeddoorstroming volledig onderbroken
53
# Fysiologie zuurstoftoevoer Wat gebeurt er bij acute zuurstofnood of hypovolemie?
Moeder beschermt eerst zichzelf > °problemen foetus
54
# Fysiologie zuurstoftoevoer Waardoor krijgen we een grotere zuurstofopname & koolstofafgifte?
* Maternale bloed in intervilleuze ruimte = relatief zuurstofarm * Hb gehalte foetus is hoger * Bindingcapaciteit foetaal Hb is hoger * Bij bepaalde zuurstofspanning: foetale zuurstofsaturatie hoger * Lagere foetale PH: zuurstof makkelijker losgelaten aan weefsels * Gescheiden bloedstromen (foramen ovale): zuurstofrijkbloed eerst naar hart en naar hersenen
55
# Fysiologie zuurstoftoevoer Hoe kan de foetus zich beschermen tegen zuurstoftekort?
* Verminderd energieverbruik vooral tijdens zwangerschap (minder bewegen, minder groeien) * Cardiovasculaire aanpassingen > Verbetering placentaire doorbloeding > Redistributie circulatie (reservedeel placenta inschakelen) * Metabole veranderingen: aerobe verbranding naar anaerobe verbranding in extremiteiten > afvalproducten (lactaat) > °verzuring op termijn
56
# Fysiologische zuurstoftoevoer Wat gebeurt er bij ernstig zuurstoftekort bij de foetus?
* Foetale stresshormonen > HR stijgt * Foetale bloeddruk stijgt * Placentaire doorbloeding verhoogt > reservedeel placenta wordt eventueel ingezet * Verminderde doorbloeding perifere weefsels
57
# Hypoxie Wat begrijpen we als foetale nood?
= toestand waarbij de foetale fysiologie zodanig veranderd is dat er **permanente schade** & zelfs de **dood van de foetus** kan optreden
58
# Hypoxie Wat zijn oorzaken van foetale nood?
* Acute & chronische utero-placentaire insufficiëntie * Belemmering NScirculatie * Foetale complicaties vb. sepsis of bloeding
59
# FHT Hoe evolueert het cyclisch rust-activiteitsgedrag tijdens zws?
* Vanaf 7-8w: beweging met rustperiodes van 13min * Vanaf 20w tot 36w: toename beweging & meer georganiseerd
60
# FHT Waardoor wordt FHT & variabiliteit beïnvloed?
1. Bloedflow 2. Chemo- & baroreceptoren 3. Autonoom ZS > Parasympatisch: FHT daalt & °variabiliteit > Stimulatie nervus Vagus: FHT daalt > Orthosympatisch: FHT stijgt door vrijzetting noradrenaline 4. Foetale gedrag: actief <> slapen 5. Hormonen: (nor)adrenaline > FHT stijgt
61
# Karakteristieken FHT Wat zijn de karakteristieken van het foetale hartritme?
1. Basisritme 2. Variabiliteit 3. Acceleraties 4. Deceleraties 5. Normaal CTG
62
# Karakteristieken FHT Wat is de fysiologische betekenis van het basisritme? | Hoeveel bedraagt het basisritme?
Basisritme = weerspiegeling ontladingsfrequentie foetale sinoatriale knoop | 110-150 sl/min
63
# Karakteristieken FHT Wat is een basislijntachycardie?
Basisfrequentie hoger dan 150 sl/min
64
# Karakteristieken FHT Wat zijn mogelijke oorzaken voor basislijntachycardie? | Jogging fetus?
1. Maternale: koorts, medicatie, stress, hypotensie,... 2. Foetale: infectie, prematuur, hypoxemie, toename orthosympatisch ZS, afname parasympatisch ZS, stressrespons, fetal jogging,... | Gezonde foetus met grote activiteit
65
# Karakteristieken FHT Wat is een basislijnbradycardie?
Basisfrequentie lager dan 110 sl/min
66
# Karakteristieken FHT Wat zijn twee mogelijke oorzaken van basislijnbradycardie?
* Hypoxie * Foetale hartafwijkingen * Druk op foetale caput bij uitdrijving * VCS 1. Overshooting orthosympathische stimulatie van sinoatriale knoop > °refractaire periode & geen spontane ontlading meer > pacemakerfunctie overgenomen door atrium of atrioventriculaire knoop > °lagere basisfrequentie 2. Hypoxie & verminderde energieproductie in cardiale cellen > °vertraging of inertie receptoren > hart trekt minder frequent samen
67
# Karakteristieken FHT Wat is de variabiliteit? | Normale slag-op-slagvariabiliteit?
= variatie hartritme over de basislijn gedurende 1 min buiten een acceleratie of deceleratie = weerspiegelt activiteit foetale hersenstam | 5-15 sl/min; in partus 5-25sl/min ## Footnote ook nog langetermijnvariabiliteit
68
# Karakteristieken FHT Wanneer neemt de variabiliteit toe? | Synoniem extreme stijging? ## Footnote Wanneer extreme stijging?
* Bij foetale activiteit en/of adembewegingen * Gedurende de loop van de zwangerschap | Saltatoir patroon: ortho- overstijgt parasympathische stimulatie ver ## Footnote > 25sl/min In arbeid als respons op tijdelijke acute hypoxie
69
# Karakteristieken FHT Wanneer neemt de variabiliteit af? | Volledig ontbreken? ## Footnote Medicatie?
Bij foetale rust (slaap) < 5sl/min | Teken foetaal lijden > preterminaal patroon ## Footnote Dag1-3 na toediening longrijping
70
# Karakteristieken FHT Bij wie vinden we vaak lage variabiliteit & deceleraties in het hartritme?
Neonaten geboren met metabole acidose
71
# Karakteristieken FHT Wat gebeurt met de variabiliteit tijdens de zwangerschap?
Hoogfrequente ritmeveranderingen nemen toe door maturerende parasympathische zenuwstelsel > meer acceleraties
72
# Karakteristieken FHT Wat gebeurt met de variabiliteit tijdens de arbeid? | Wat neemt af?
Zowel laag- als hoogfrequente hartritmeveranderingen nemen toe > stimulering ortho- & parasympathische activiteit door contracties & indaling | Bewegingsgerelateerde ritmeveranderingen > daling acceleraties
73
# Karakteristieken FHT Wat gebeurt met de variabiliteit bij een foetus in acute of chronische nood?
Alle 3 types van ritmeveranderingen zijn minder frequent
74
# Karakteristieken FHT Wat is een acceleratie? | Waar bevindt de stimulus zich?
= stijging hartritme met minstens 15 sl/min over een periode van minstens 15 seconden tov basislijn (na 32weken) | Hersenstam > kern autonoom zenuwstelsel
75
# Karakteristieken FHT Waarmee worden acceleraties geassocieerd? | Hoeveel %?
Foetale bewegingen > weerspiegeling foetale activiteit & welzijn | 90%
76
# Karakteristieken FHT Wat is een deceleratie?
= ploste daling met ten minste 15 sl/min gedurende 15 sec
77
# Karakteristieken FHT Wat zijn de kenmerken van een normaal CTG?
1. Normaal & stabiel basisritme conform foetale leeftijd 2. Normale variabiliteit 3. Aanwezigheid slaap-waak-wakker patroon (cycling) 4. Aanwezigheid van acceleraties 5. Bepaalde deceleraties (baroreceptor & vroege chemoreceptor)
78
# CTG - basislijn Wat is een basislijn?
= foetale hartfrequentie die gedurende ten minste 10 achtereenvolgende minuten geregistreerd wordt
79
# CTG - basislijn Wat is een normaal basisritme: rond 24w? à terme? postterm?
24w: 128-160 sl/min A terme: 110-150 sl/min Postterm: 100-120 sl/min
80
# CTG - basislijn Wanneer spreken we van milde tachycardie?
150-170 sl/min
81
# CTG - basislijn Wanneer spreken we van ernstige tachycardie? | Wijzen op? ## Footnote Verhelpen door?
> 170 sl/min | Foetale anemie, adrenalinestijging moeder, foetale hartritmestoornissen ## Footnote pijnstilling, geruststelling & rehydratatie
82
# CTG - basislijn Wanneer spreken we van milde bradycardie?
100-110 sl/min
83
# CTG - basislijn Wanneer spreken we van ernstige, blijvende bradycardie? | Wijzen op?
< 100 sl/min | Hypoxie < lage placent. doorbloeding, NScompressie, plots Mat hypotensie
84
# CTG - basislijn Wat is een wandering baseline? | Wijzen op?
Geen voldoende stabiel stuk CTG > instabiele hartfrequentie schommelt tussen 110 & 150 | Ernstige neurologische schade bij het kind
85
# CTG - variabiliteit Hoe verhouden de variabiliteit en de hartfrequentie zich tegenover elkaar? | Vb.
Omgekeerd evenredig: variabiliteit stijgt & hartfrequentie daalt | Tachycard: hoge HF, lage variabiliteit ## Footnote Bradycard: lage HF, hoge variabiliteit
86
# CTG - variabiliteit Wanneer spreken we van een saltatorisch patroon? | Wijzen op?
* Antepartum: >15bpm * Peripartum: > 25bpm * Afwezige basislijn > altijd wandering baseline * Duurt > 1min | Acute foetale hypoxie
87
# CTG - variabiliteit Wanneer spreken we van een sinusoïdaal patroon?
= golvend patroon met gelijke amplitude * Bij ernstige foetale anemie; bloedgroep immunisatie en foetale bloeding * Kan voorkomen met asfyxie en duiden op hersenschade * Na toediening van narcotica
88
# CTG - variabiliteit Wanneer is een afwijkende variabiliteit fysiologisch?
* Prematuur * Normaal slaappatroon * Medicatie als morfine, valium * Afwijking van de hersenen
89
# CTG - variabiliteit Waarop wijst een variabiliteit die uit balans is?
Problemen thv autonoom zenuwstelsel > O2 tekort hersenen
90
# CTG - variabiliteit Wat is een silentieus of strak patroon?
Variabiliteit < 5bpm
91
# CTG - acceleraties Wat gebeurt er met de acceleraties tijdens de zwangerschap?
Duur & amplitude nemen toe
92
# CTG - acceleraties Wat is een acceleratie voor 32w?
= stijging hartritme met minstens 10 sl/min over een periode van minstens 10 seconden tov basislijn
93
# CTG - acceleraties Wat is een langdurige acceleratie? | Wat na 10min?
= stijging hartritme over een periode van minstens 2min maar minder dan 10min | °basislijnshift
94
# CTG - acceleraties Hoeveel acceleraties verwacht je op een CTG?
Minstens 2 op 10min
95
# CTG - deceleraties Wanneer zien we fysiologische deceleraties verschijnen bij een CTG? | Hoeveel % fysiologisch?
* Antenataal: voor 32w (minder dan 30sec) = spike * Bij contracties & de daarbij ontwikkelde hypoxie | > 85% bij normale gezonde foetus in arbeid niet door hypoxie wel fysiol
96
# CTG - algemeen gedurende de dag Wanneer is het basisritme het laagst/hoogst? | Tijdstip van de dag
* Laagst tussen 2 & 6u 's nachts * Hoogst in de voormiddag
97
# CTG - algemeen gedurende de dag Wanneer is de variabiliteit het laagst/hoogst? | Tijdstip van de dag
* Laagst in de ochtend * Hoogst rond middernacht
98
# CTG - algemeen gedurende de dag Wanneer zijn de acceleraties het laagst/hoogst? | Tijdstip van de dag
* Laagst in de ochtend * Hoogst rond middernacht
99
# CTG - algemeen Wanneer spreken we van een reactief patroon?
Minstens 2 acceleraties over een periode van 10min
100
# CTG - algemeen Wanneer spreken we van een niet-reactief patroon?
Geen acceleraties gedurende 40min
101
# CTG Op welke wijze worden FHT & contracties geregistreerd bij laag- & hoogrisico zwangeren?
Met een ECTG > laagrisico: IA 30 min ontsluiting & 15min uitdrijving > hoogrisico: 15 min ontsluiting & 5 min uitdrijving
102
# CTG Wat is IA? | Wanneer overstappen naar continu CTG?
= intermittente auscultatie | Abnormale vaststellingen bij IA & wens moeder
103
# Contracties Wat zijn de kenmerken van goeie weeënactiviteit?
1. 3-5 weeën/10min 2. Amplitude > 50mmHG 3. Regelmatig verloop 4. Rustdruk < 20mmHG 5. Duur: 60sec
104
# Contracties Op welke 2 manieren kan weeënactiviteit geobserveerd worden?
1. Klinisch manueel 2. CTG
105
# Contracties Hoe worden contracties klinisch manueel geobserveerd & geregistreerd?
1. Palpatie vingertoppen tussen navel & symfyse of thv fundus 2. Observaties > Frequentie: Begin wee 1 tot begin wee 2 > Duur: Opkomen tot volledig ontspannnen > Regelmaat: Verandert gedurende baringsproces > Intensiteit: zwak => zeer sterk
106
# Contracties Wat is een weeënpauze?
= tijdsduur tussen het einde van de wee & het begin van de volgende wee
107
# Contracties Waarom is klinische observatie van de duur van een contractie korter dan de werkelijke contractie?
Druk bij het begin & het einde van contractie vrij laag is
108
# Contracties Wat voel je bij een wee met zwakke intensiteit?
Zekere spanning, maar nog gemakkelijk putje in buikwand duwen
109
# Contracties Wat voel je bij een wee met matige intensiteit?
Buik harder, maar spant nog niet volledig op
110
# Contracties Wat voel je bij een wee met sterke intensiteit?
Harde buik, geen putje meer mogelijk
111
# Contracties Wat voel je bij een wee met zeer sterke intensiteit?
Plankharde buik
112
# Contracties Geef meer info over de pijnbeleving bij de baring.
* Afhankelijk van pijndrempel parturiënte * Begin & einde contractie: niet pijnlijk * Pijn recht evenredig met sterkte contractie * Vooral dilatatie cervix & omliggende delen baringskanaal die pijn veroorzaken
113
# Contracties Welke afwijkingen in contracties zijn er?
1. Rusttonus 2. Verlaagde relaxatie 3. Polysystolie 4. Bigemie 5. Tachysystolie 6. Tetanische contracties 7. Hypertonie
114
# Contracties Wat is de rusttonus? | Hoe druk meten?
= drukverschil tussen cavum uteri & atmosfeer, buiten contracties * tijdens zwangerschap: < 10mmHG * tijdens baring: maximaal 20mmHG | intra-uterien geplaatste drukkatheter
115
# Contracties Wat is vertraagde relaxatie? | Gevolg?
= totale duur contractie is 90sec of langer | Foetus kan dit niet uithouden > medicatie om weeën te drukken
116
# Contracties Wat is polysystolie?
= tussen 2 contracties wordt de rusttonus niet bereikt
117
# Contracties Wanneer vindt polysystolie plaats? Wat is de oorzaak?
Begin ontsluitingsfase 1.Latente fase: Onvoldoende coördinatie myometriumcontractie 2. Acceleratiefase: foeto-pelvische disproportie > °vertraagde ontsluiting
118
# Contracties Wat is bigeminie? | Gevolg?
= tussen 2 contracties wordt de rusttonus wel bereikt, maar tijd tussen 2 contracties is minder dan 60sec | Foetus kan niet genoeg recupereren
119
# Contracties Wat is hypertonie? | Oorzaak? ## Footnote Gevolg?
= rusttonus is voortdurend >20mmHG | Overstimulatie bij inductie / solutio placentae ## Footnote Belemmering uteroplacentaire circulatie > °hypoxie
120
# Contracties Wat zijn tetanische contracties? | Oorzaak?
= rusttonus is merkelijk > 20mmHg & meerdere contracties volgen kort op elkaar & afzonderlijke weeën nauwerlijks te herkennen | Volledige placentaloslating of vlak voor uterusscheur
121
# Contracties Wat is tachysystolie?
= te frequente contracties: 6 of meer contracties /10min, wel korte rusttonus < 20mmHG
122
# Contracties Hoe veranderen de contracties tijdens de arbeid?
Frequentie, intensiteit en duur verandert Optimale frequentie: 3 à 5/10min Ontsluiting: van 2 à 3 naar 3 à 5/10min
123
# Peripartum CTG Wat houdt een nauwkeurige CTG in?
1. Registratie van contracties 2. Deceleraties 3. Acceleraties 4. Variabiliteit 5. Basishartfrequentie 6. Duur & kwaliteit van de registratie
124
# Peripartum CTG Wat kan je zeggen over de basishartfrequentie bij peripartum CTG?
* Meting gedurende minimaal 10min * A terme: 110-150 sl/min
125
# Peripartum CTG Wat doen bij tachycardie tijdens peripartum?
Maternale lichaamstemperatuur controleren
126
# Peripartum CTG Welke soorten deceleraties zijn er?
1. Baroreceptor deceleratie: > Gecompliceerd variabele > Niet-gecompliceerd variabele 2. Chemoreceptor deceleratie: > Late uniforme > Vroege uniforme
127
# IA Wat is een synoniem voor intermittente auscultatie? | Waarom?
= intelligente auscultatie | Interpretatie FHT in combinatie met intrapartum hypoxisch proces +patho
128
# IA Wanneer IA gebruiken?
* Bij laagrisico zwangerschap > fysiologisch verloop * Normale fysiologie bevorderen door bewegingsvrijheid parturïente
129
# IA Wat zijn aandachtspunten bij IA gebruik?
* Moeder vrij laten bewegen > normale fysiologische bevalling * CTG kan leiden tot verkeerde interpretaties > °onnodig ingrijpen * Acceleraties = gezonde foetus * Fysiologische hypoxie = deceleraties + geleidelijk stijgende basislijn * Cycling (slaap-waak-wakker) = intact centraal zenuwstelsel * Deceleratie na contractie dan opnieuw basislijn = fysiologisch * Deceleratie na contractie niet hersteld tegen volgende contractie = mogelijks pathologie
130
# IA Wat zijn overshoots? | Vb.
= acceleraties na een contractie = teken uitgesproken foetale compensatiereactie op foetale hypotensie | Navelstrengcompressie tijdens contractie
131
# IA Wat is de methode bij IA?
1. Klinisch beeld: risicovol of niet? 2. Doppler: basisritme FHT bepalen & tegelijk posslag moeder > variabiliteit van 15bpm + ausculteren na contractie om deceleraties uit te sluiten 3. Afwijkingen? CTG! 20 à 30min bij normale FHT 4. Basishartslag uitzetten op het partogram
132
# IA Wanneer & welke frequente IA gebruiken?
Bij laagrisico arbeid & partus met initiële normale beoordeling: > Ontsluitingsfase: auscultatie gedurende 1min na contractie elke 15min > Uitdrijvingsfese: auscultatie gedurende 1min na contractie elke 5min
133
# Toestellen FHB Welke toestellen worden gebruikt binnen de foetale hartbewaking? | Vanaf wanneer?
1. CTG vanaf 26 à 28w 2. STAN vanaf 36w 3. Doppler vanaf 10 à 12w
134
# Evaluatie neonaat Wat zijn de 2 technieken om de neonaat te beoordelen?
1. APGAR score 2. Bloedgassenonderzoek
135
# Evaluatie neonaat Geef meer info over APGAR score | Info over?
* 3 tijdstippen: na 1min, 5min & 10min * Score: 0-2 voor 5 kenmerken (ademhaling, pols, spierspanning, kleur, reactie) * Maximale score: 10 * Stijgende score beter dan aflopende | Conditie van het kind kort na de geboorte
136
# Evaluatie neonaat Geef meer info over bloedgassenonderzoek | Info over?
* 2 boedtubes uit navelstrengbloed: 1 arterieel & 1 veneus | Toestand in utero tijdens arbeid & uitdrijving > schade ja of nee?