1C2 week 6 HC 3 & 5 Stofwisseling Flashcards

(39 cards)

1
Q

Wat is een metaboliet?

A

Organische stof die kan worden omgezet in andere stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom hebben triglyceride geen first pass?

A

Komen via de lymfe in de circulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoeveel glucose zit er normaal in het bloed?

A

5 gram

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoeveel glucose wordt er gebruikten waarvoor?

A

130 mg/min -> 180 g/dag

- Hersenen, ery’s, spieren, vet, lever en nieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurt er met overschot koolhydraat?

A

Wordt omgezet in vetzuren (grootste energie voorraad)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er met glucose na de maaltijd?

A

Wordt onder invloed van insuline omgezet in glycogeen in de lever

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke hormonen komen vrij bij lage glucose spiegel?

A

Glucagon, adrenaline, cortisol en groeihormoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurt er in de storage mode?

A
  • Glycogenese
  • Lipogenese en TG synthese
  • Netto eiwitsynthese
  • Meer glycolyse dan vetzuuroxydatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurt er in production mode?

A
  • Glycogenolyse
  • Gluconeogenese
  • Lipolyse
  • Ketogenese
  • Netto eiwitafbraak
  • Meer vetzuuroxydatie van glycolyse
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is het gevolg van eiwitafbraak?

A

Negatieve stikstofbalans = stikstof verlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn snelle (0-30 min) en trage effecten van hormonen?

A
  • Snel: (de)fosforylering, allosterie en rekrutering transporteiwit
  • Traag: inductie/repressie, substraataanbod
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de early-refed state?

A

Maaltijd na een periode van vasten

- Lever is minder goed in staat bloedsuikerspiegel te reguleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Uit welke fasen bestaat de storage mode?

A

Early-refed of well-fed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uit welke fasen bestaat de production mode?

A
  • Post-absortive (4-12 uur vasten)
  • Early fasting (12-36 uur vasten)
  • Late fasting (meer dan 36 uur vasten)
  • Starvation (meer dan een week vasten)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de glycolyse en gluconeogenese?

A

Glycolyse: glucose -> pyruvaat
Gluconeogenese: pyruvaat -> glucose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar worden aminozuren opgeslagen?

A

Lever en spieren

17
Q

Wat gebeurt er na 12-36 uur vasten?

A

Gluconeogenese door de lever

  • Lactaat uit ery’s
  • Glycerol uit TG
  • Aminozuren uit spieren
18
Q

Wat gebeurt er met de vetzuren uit triglyceriden?

A

Gaan naar lever en hartspier voor verbranding

- Kan niet in hersenen!

19
Q

Wat gebeurt er na 36 uur vasten?

A

Vorming van ketonlichamen -> eiwitsparing

- Bij hoge concentratie ook verbranding in hersenen

20
Q

Wat is glucose sparing?

A

Glucose toevoer naar spieren afsluiten

-> alleen nog glucose naar hersenen en ery’s

21
Q

Welke vorm van gluconeogenese is het meest voordelig?

A

Glycerol, want hoog in cyclus en levert 1,5 ATP

  • Lactaat moet eerst naar pyruvaat
  • Aminozuur moet via citroenzuurcyclus
22
Q

Welke soorten aminozuren zijn er en wat wordt er uit gevormd?

A
  • Glucogene aminozuren (-> pyruvaat) -> oxaalacetaat

- Ketogene aminozuren (-> acetyl-CoA) -> ketonlichamen

23
Q

Waarom kun je uit acetyl-CoA geen glucose vormen?

A

Je hebt eerst oxaalacetaat nodig om oxaalacetaat te vormen, dus er is geen netto koolstof toevoeging

24
Q

Wat gebeurt er met de aminogroep uit aminozuren?

A

Als aminozuur of als vrij ammoniak naar lever -> ureum

  • Arginine + H20 -> ureum + ornithine
  • Via fumuraat gekoppeld aan citroenzuurcyclus
25
Op welke manieren kunnen aminozuren gemobiliseerd worden uit de spier?
- Direct naar de lever | - In de spier zelf (zelf vertakt keten aminozuren zoals leucine, en valine) -> NH3 als alanine of glutamine naar lever
26
Waarom is vetzuuroxidatie essentieel voor de gluconeogenese?
Levert: - ATP: is nodig voor gluconeogenese - NADH: is nodig voor gluconeogenese (malaat-aspartaat shuttle) - Acetyl-CoA: stimuleert gluconeogenese (omzetting pyruvaat naar oxaalacetaat
27
Hoe verloopt de vetzuuroxidatie?
1. Vetzuur -> acyl-CoA door acyl-CoA synthetase (activering) 2. B-oxidatie: Acetyl-CoA vorming + NADH + FADH2 3. Acetyl-CoA naar citroenzuurcyclus of ketonlichaam vorming
28
Hoe wordt de vetzuuroxidatie geregeld?
Hoe meer vetzuur aanbod aan mitochondrien, hoe meer vetzuuroxidatie
29
Wanneer worden ketonlichamen gevormd uit acetyl-CoA?
- Bij hoog aanbod acetyl-CoA - Als voldaan is aan ATP behoefte - Bij te lage concentratie oxaalacetaat
30
Wat doen (de)branching enzymen?
Glycogeen maken of afbreken | - nodig voor a1,6 verbindingen
31
Wat doet de malaat aspartaat shuttle?
Reoxideert in cytosol gevormde NADH
32
Wat is een kinase reactie?
Fosforylering van een molecuul waarbij de fosfaatgroep van een ATP molecuul komt
33
Hoe kunnen CoA esters de binnenmembraan van het mitochondriën passeren?
Oxidatie: CPT1 en CPT2 Synthese: omzetting in citraat
34
CoA-esters zijn thiol esters, wat betekent dit?
Bij splitsing komt energie vrij | - Deze energie wordt gebruikt voor vorming van citraat
35
Welke stoffen vormen samen citraat?
Acetyl-CoA en oxaalacetaat
36
Wat gebeurt er met pyruvaat bij late fasting?
Wordt omgezet in malaat ipv verbranding in citroenzuurcyclus | - door hoge NADH gehalte
37
Waarom is de vetzuursynthese actief direct na de maaltijd?
Door hoge aanvoer van pyruvaat en acetyl-CoA door glycolyse activiteit
38
Door welke drie processen bevordert insuline de vetopslag?
- Proteine lipase activiteit: LPL expressie - GLUT4 activatie - HSL remming
39
Op welke manieren bereikt vet de lever?
Als glycerol of als vrije vetzuren