2. BEWIJSMIDDELEN Flashcards
(5 cards)
wanneer is er sprake van bewijslevering in een procedure? Benoem verschillende manieren van bewijslevering in een procedure.
Het bewijsproces heeft zeven fasen: (i) stellen; (ii) betwisten; (iii) bewijslastverdeling; (iv) bewijsaanbod; (v) bewijsopdracht; (vi) bewijslevering; en (vii) bewijswaardering. Daarna volgt vaststelling of werping van de feitelijke stelling.
In een civiele procedure geschiedt bewijslevering door partijen.
dit kan dmv
- schriftelijke st.ukkken
- getuigen
- deskundigenbericht
De stagiaire kan in een concrete zaak bepalen op welke wijze bewijsmiddelen in een procedure moeten worden ingebracht, en hoe getuigenbewijs moet worden aangeboden zodanig dat de rechter het aangeboden (tegen)bewijs moet toelaten.
Bewijsaanbod
- Schriftelijk bewijs kan gedurende de gehele procedure in het geding worden gebracht.
- Voor getuigenbewijs dient men een bewijsaanbod te doen. De rechter moet getuigenverhoor na een aanbod ogv art 166 lid 1 bevelen mits de feiten zijn betwist en het bewijs zinvol is, ter zake dienen, voldoende duidelijk en concreet.
- De partij die het bewijsrisico draagt dient een bewijsaanbod te doen (dit is een zelfstandig bewijsaanbod, itt aanbod tot tegenbewijs wanneer je niet het bewijsrisico draagt).
o Ook zelfstandig bewijsaanbod: bij omkering van bewijslast en bij een bevrijdend verweer.
- Een bewijsaanbod moet worden gedaan van feiten, niet van de rechtsgrond of de rechtsgevolgen.
De stagiaire kan in een concrete zaak vaststellen aan welke additionele eisen een bewijsaanbod in hoger beroep is gebonden, zowel voor bewijs als tegenbewijs.
In hoger beroep moet het bewijsaanbod specifieker en concreter zijn. Dan moet wel worden
aangegeven op welke stellingen het bewijsaanbod betrekking heeft en wie daarover kan verklaren.
In hoger beroep mag van een partij die bewijs door
getuigen aanbiedt worden verwacht dat zij voldoende concreet aangeeft op welk van haar
stellingen dit bewijsaanbod betrekking heeft en, voor zover mogelijk, wie daarover een verklaring
zouden kunnen afleggen. In het algemeen mag niet worden verlangd dat daarbij ook wordt aangegeven
wat daarover door getuigen zal worden verklaard
De stagiaire kan in een concrete zaak bepalen wat de bewijsrechtelijke waarde is van uitlatingen die de cliënt, derden of deskundigen op een zitting doet/doen en daarbij onderscheid maken tussen het geval dat de cliënt als getuige wordt gehoord en het geval waarbij dat niet zo is.
Formeel hebben alle (ten overstaan van de rechter afgelegde) getuigenverklaringen dezelfde
bewijskracht en is de rechter in beginsel vrij in de waardering ervan (152 lid 2 Rv).
Varianten zijn:
1. van derden. = vrije waardering;
2. van deskundigen. vrije waardering;
3. van partijen= beperkte waardering.
Behalve ten aanzien van de
partijgetuigeverklaring zijn er tav getuigenverklaringen geen beperkingen opgelegd.
1) Derden
Een getuigenverklaring (van derden) kan alleen tot bewijs dienen als deze betrekking heeft op de aan
de getuige uit eigen waarneming bekende feiten (artikel 163 Rv). Uit eigen waarneming moet ruim
worden uitgelegd: hieronder valt ook hetgeen de getuige verklaart over wat hij een ander heeft horen
zeggen.
2) Deskundigenonderzoek
Wat betreft het deskundigenonderzoek geldt dat de rechter niet gebonden is aan het resultaat van het
deskundigenonderzoek. De waardering van het deskundigenbericht is overgelaten aan de rechter. In de
meeste gevallen zal de rechter de uitkomsten van het deskundigenrapport overnemen. Tegenbewijs
tegen feitelijke vaststellingen door deskundigen staat vrij op grond van artikel 151 lid 2 Rv.
3) Partijgetuige
Een verklaring die een partij ter comparitie aflegt heeft ten gunste van wat die partij moet bewijzen
geen enkele bewijskracht (artikel 88 lid 4 Rv). Als diezelfde verklaring door die partij onder ede wordt
afgelegd, heeft die verklaring wel bewijskracht ten gunste van dat probandum, mits aanvullend bewijs
voorhanden is (artikel 164 Rv). Een verklaring van een partijgetuige kan dus alleen strekken ter
aanvulling van onvolledig bewijs en heeft dus BEPERKTE bewijskracht.
Wel of geen Bewijsaanbod nodig?
Wel of geen Bewijsaanbod ?
De rechter moet getuigenbewijs bevelen wanneer een concreet bewijs aanbod is gedaan (166 Rv) (kan ook ambtshalve door de rechter).
Er staat op grond van art. 168 Rv voor de wederpartij van rechtswege een contra-enquête open om tegenbewijs te leveren dmv getuigen, mits bewijslevering door middel van getuigen is toegelaten. Daarvoor is NIET vereist dat de die partij een bewijsaanbod heeft gedaan.
In alle overige gevallen van tegenbewijs (denk met name aan het bewijs tegen een rechterlijk of een wettelijk vermoeden) is WEL een bewijsaanbod nodig. Dit kan door:
1) een zelfstandig bewijsaanbod;
2) aanbod tot tegenbewijs (altijd, mits die partij eerst de gestelde feiten heeft betwist ex 149 lid 1 Rv);
3) een bewijsaanbod tot contra-enquete; of
4) een bewijsaanbod in hoger beroep.
Uitzondering: Het aanbieden van bewijs van deskundigenbericht (194 Rv ligt NIET besloten in een bewijsaanbod. De rechter mag dat aanbod ook passeren.
De rechter mag een ter zake dienend aanbod tot het leveren van schriftelijk bewijs verwerpen. Schriftelijk bewijs dien je al bij de dagvaarding, conclusie of akte in het geding te brengen (85 lid 1)