21 Medien & Kommunikationsmittel Flashcards
(72 cards)
1
Q
het (inter)net
A
das Netz
2
Q
googelen
A
googeln
3
Q
de (micro)chip
A
der Chip
4
Q
de bluraydisc
A
die Blu-Ray-Disc
5
Q
de cassette, het (cassette)bandje
A
die Kassette
6
Q
de cd-speler
A
der CD-Player
7
Q
de video
A
der Video
8
Q
de landelijke krant
A
die überregionale Zeitung
9
Q
de gebeurtenis
A
das Ereignis
10
Q
publiceren, verslag doen
A
bringen
11
Q
de verslaggever
A
der Reporter
12
Q
het onderzoek
A
die Recherche
13
Q
de foto
A
das Foto
14
Q
het nieuwsitem, het bericht, de melding
A
die Meldung
15
Q
het extra nieuwsbericht, het breaking nieuws
A
die Eilmeldung
16
Q
de kop, de headline
A
die Schlagzeile
17
Q
de uitgeverij, de uitgever
A
der Verlag
18
Q
telkens, elk
A
jeweils
19
Q
wekelijks
A
wöchentlich
20
Q
maandelijks
A
monatlich
21
Q
de brochure, de folder
A
die Broschüre
22
Q
de afstandbediening
A
die Fernbedienung
23
Q
aanzetten
A
einschalten
anmachen
24
Q
de tv-gids
A
TV-Programm
25
de omroep
der Rundfunk
26
het programma
die Sendung
27
de reclamespot, het reclamefilmpje
der Spot
28
uitzenden
übertragen
29
de show
die Show
30
de quiz
das Quiz
31
uitzenden
senden
| ausstrahlen
32
de zender, de omroep
der Sender
33
het commentaar, het opiniestuk/-programma
der Kommentar
34
de detective
der Krimi
35
beklemmend
unheimlich
36
de e-mail
die E-Mail
37
sturen, zenden
schicken
38
de telefoon
das Telefon
39
overgaan, bellen, rinkelen
klingeln
| läuten
40
bezet, in gesprek
besetzt
| belegt
41
aan de telefoon: "met Hanne"
"hier ist..."
42
doorverbinden
verbinden
43
het (telefoon)nummer
die Rufnummer
| die Telefonnummer
44
het netnummer, het kengetal
die Vorwahl
45
de hoorn, de telefoon
der Hörer
46
opnemen
abnehmen
47
ophangen
auflegen
48
het antwoordapparaat
der Anrufbeantworter
49
de aansluiting
der Anschluss
50
de vaste telefoonaansluiting
der Festnetzanschluss
51
de fax(machine)
das Fax
52
de pdf
das PDF
53
de mobiele telefoon, het mobieltje, de gsm
die Mobiltelefon
| das Handy
54
de smartphone
das Smartphone
55
het mobiele nummer
die Handynummer
56
de voicemail
die Mailbox
57
de toegang
der Zugang
58
de sms
die SMS
59
sms'en
simsen
60
de (oplaadbare) batterij
der Akku
61
de post, het postkantoor
die Post
62
de postzegel
die Briefmarke
63
het porto
das Porto
64
de postbode
der Briefträger
| der Pöstler (CH)
65
de envelop
der Briefumschlag
| das Kuvert/Couvert
66
de postcode
die Postleitzahl
67
posten, op de post doen, verzenden
aufgeben
68
de handtekening
die Unterschrift
69
wegen
wiegen
70
de afzender
der Absender
71
de geadresseerde, de ontvanger
der Empfänger
72
de aanhef
die Anrede
