2B1 week 1 HC 2 Inleiding immunologie Flashcards

1
Q

Wat is de functie van het immuunsysteem?

A
  • Handhaving van integriteit van het weefsel
  • Onderhouden en herstellen homeostase
  • Afweer van pathogene micro-organismen en schadelijke stoffen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn voorbeelden van exogeen infectieuze verstoorders?

A

Virussen, bacteriën, fungi en protozoa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn voorbeelden van exogeen niet infectieuze verstoorders?

A

Zwangerschap, allergenen, transplantaat, toxine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn voorbeelden van endogene verstoorders?

A

Trauma: brandwond, botbreuk, UV straling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waaruit bestaat de samenwerking van het immuunsysteem?

A

Immuunsysteem, endocrien systeem, zenuwstelsel en microbiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er na herkenning van weefselschade?

A

Activatie innate immuniteit, inflammatie en adaptieve immuniteit
- Doden, opruimen of afschermen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke barrières heeft het lichaam?

A
  • Mechanisch: epitheel, beweging (lucht of vloeistof)
  • Chemisch: vetzuren, lage pH, zout, enzymen en anti microbiële peptiden
  • Microbiologisch: microbiotica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Uit welke stappen bestaat de afweer?

A
  • Beschikbare innate afweer (0-4 uur)
  • Geinduceerde innate afweer (4-96 uur)
  • Adaptieve afweer (> 96 uur)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke soorten schade zijn er?

A

Toxisch, trauma, infectie, post ischemie of auto immuun

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke typen leukocyten zijn er?

A

Granulocyten, lymfocyten en monocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn kenmerken van de innate respons?

A
  • Genoom gecodeerde receptoren
  • Niet klonale respons
  • Snelle reactie
  • Altijd in alle individuen
  • Geen geheugenpopulatie
  • Patroonherkenning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn kenmerken van de adaptieve respons?

A
  • Gerearrangeerde receptoren
  • Klonale respons
  • Heeft tijd nodig
  • Verschillend per individu
  • Opbouw geheugenpopulatie
  • Specifieke herkenning
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waaruit bestaan lymfocyt receptoren?

A

Constant domein en variabel / antigeenherkenning domein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat herkennen de verschillende lymfocyten?

A

T-lymfocyt: Ag peptiden in APC
B-lymfocyt: vrij Ag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke lymfoide organen zijn er?

A
  • Primair: beenmerg en thymus
  • Secundair: lymfeklieren, milt, tonsillen, plaques van Peyer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke twee typen immuniteit zijn er?

A
  • Humoraal: B-lymfocyten produceren antilichamen
  • Cellulair: T-lymfocyten produceren cytokinen
17
Q

Wat zijn kenmerken van de verschillende typen HLA op antigeenpresenterende cellen?

A
  • HLA I: CD8+ Tc, alle kernhoudende cellen en herkent cytosol endogeen Ag
  • HLA II: CD4+ Th, herkent exogeen Ag, via lysosoom
18
Q

Waaruit bestaat de balans van de cellulaire immuniteit?

A

Regulatoire T cellen en effector T cellen

19
Q

Welke principes zijn onmisbaar voor een goede immuunrespons?

A

Migratie/homing en recirculatie

20
Q

Waaruit bestaat de aspecifieke afweer?

A
  • Barrières
  • Humorale factoren (complement, transferrine)
  • Cellen
21
Q

Waar in de lymfeklier liggen T en B cellen?

A

T-cellen in paracortex, B-cellen in outer cortex