2B1 week 1 HC 3 & 6 Inleiding virologie

Question 1

Wat is de definitie van een virus?

Answer 1

Obligaat intracellulaire moleculaire parasieten

Question 2

Hoe heet een virus tijdens de extracellulaire fase?

Answer 2

Virion

Question 3

Wat zijn kenmerken van een virus?

Answer 3

• Bevatten DNA óf RNA
• Verspreiding door virus partikels
• Passieve agentia

Question 4

Op basis waarvan kunnen virussen worden geclassifiseerd?

Answer 4

• Ziekte
• Morfologie (vorm en genetisch materiaal)
• mRNA synthese (Baltimore)

Question 5

Hoe kun je virussen bekijken?

Answer 5

Met elektronenen microscoop

Question 6

Waar wordt naar gekeken bij virus taxonomie?

Answer 6

• Vorm van capside (icosaeder, helicaal of pleomorf)
• Wel of geen envelop
• DNA of RNA / ss of ds / linear of circulair

Question 7

Wat is tropisme?

Answer 7

Wel of niet aanwezigheid van juiste receptor
- Wel: susceptibel
- Niet: resistent

Question 8

Wat is de Berlin patient?

Answer 8

Patiënt met HIV en AML, die transplantatie van CCR-5 deficiënte donor kreeg

Question 9

Op welke manier kan een virus binnendringen?

Answer 9

Penetratie, endocytose of membraanfusie

Question 10

Waaruit bestaat de Baltimore classificatie?

Answer 10

Manier waarop mRNA wordt bereikt
- DNA of RNA
- Enkelstrengs of dubbelstrengs
- Positief of negatief

Question 11

Wat is assemblage?

Answer 11

Samenkomst van virale eiwitten en DNA of RNA

Question 12

Uit welke stappen bestaat virus replicatie?

Answer 12

Attachement, entry, synthesis, assembly en release

Question 13

Wat is permissiviteit?

Answer 13

Ondersteunen van virus replicatie

Question 14

Hoe kun je een virus aantonen?

Answer 14

• Pathologie / immunohistochemie
• PCR (detectie virale genoom)
• ELISA (detectie viraal antigeen)
• Elektronenmicroscopie / immunofluorescentie
• Virus isolatie

Question 15

Wat bepaalt de specificiteit van een virus?

Answer 15

De capside of envelop

Question 16

Wat zijn de groepen van de Baltimore classificatie?

Answer 16

• Groep 1: dsDNA (+/-)
• Groep 2: ssDNA (+ of -)
• Groep 3: dsRNA (+/-)
• Groep 4: ssRNA (+)
• Groep 5: ssRNA (-)
• Groep 6: ss RNA (+) (via DNA)
• Groep 7: dsDNA (+/-)

Question 17

Hoe wordt HIV vastgesteld?

Answer 17

Positieve ELISA bevestigen met western blot

Question 18

Waaruit bestaat de virus envelop?

Answer 18

Lipide bi laag

Question 19

Wat zijn kenmerken van RNA virussen?

Answer 19

Hebben eigen RNA polymerase nodig

Question 20

Welk virus is het moeilijkst te inactiveren?

Answer 20

DNA naked virus

Question 21

Hoe verloopt synthese van het HIV virus?

Answer 21

ss + RNA -> ss - DNA -> ds DNA -> mRNA

Question 22

Wat zijn nucleoside analogen?

Answer 22

Nucleosiden waarbij de OH groep van de suikerring wordt vervangen
- Replicatie wordt geremd
- Worden intracellulair gefosforyleerd

Question 23

Waardoor zijn selectieve nucleoside analogen niet toxisch?

Answer 23

De nucleosiden worden alleen gebruikt door virale polymerases

Question 24

Waardoor treedt er snel resistentie op tegen nucleoside analogen?

Answer 24

Hoge replicatie snelheid met veel mutaties
- M184V mutatie heeft voordeel

Question 25

Wat zijn compensatie mutaties?

Answer 25

Mutatie die verlies van fitness compenseren door betere replicatie

Question 26

Hoe kun je resistentie voorkomen?

Answer 26

- Combinatie therapie: 3 middelen (cART) - Hoge genetische barrière: meerdere mutaties nodig

Question 27

Wat is acyclovir?

Answer 27

Nucleoside analoog dat door viraal thymidine kinase wordt gefosforyleerd (200x beter dan cellulair kinase) - Verminderd mortaliteit encephalitis bij herpes

Question 28

Waar repliceren de verschillende soorten virussen?

Answer 28

- DNA: in celkern met DNA polymerase van cel (behalve pokkenvirus) - RNA: in cytoplasma met eigen RNA polymerase

Question 29

Hoe kan er van een viraal mRNA meerdere eiwitten gevormd worden?

Answer 29

- Proteases - Ribosomale frameshifting - Interne transcriptie - Gesegmenteerd genoom

Question 30

Welke vier groepen RNA virussen zijn er?

Answer 30

- Plus strengs: via negatief RNA naar mRNA - Min strengs: via positief RNA naar mRNA - Dubbelstrengs - Positief met DNA als intermediair

Question 31

Hoe verloopt de replicatie van hepatitis B?

Answer 31

ds DNA -> RNA intermediair -> ds DNA

Question 32

Hoe heet de verzwakking van virussen?

Answer 32

Attenuatie

Question 33

Op welke manieren kunnen RNA virussen hun genetisch materiaal veranderen?

Answer 33

- Standaardmutaties (antigene drift) - Recombinatie virale genomen - Reassortering virale genomen

Question 34

Wat zijn mogelijke functies van virale eiwitten?

Answer 34

- Component voor replicatie van het genoom - Proteolytische klieving van gesynthetiseerde eiwitten (virale proteases) - Structuurelement

Question 35

Welk deel van het virus wordt herkent?

Answer 35

Glycoproteïnen

Question 36

Welke typen vaccinaties zijn er?

Answer 36

- Klassiek: verzwakt virus - Recombinant vector: onschuldig virus met recombinant materiaal

Question 37

Hoe werkt het retrovirus?

Answer 37

1. RNA wordt DNA (reverse transcriptase) 2. Intergratie in humane genoom (intergrase) 3. Assemblage (proteases)

Question 38

Wat is seropositief?

Answer 38

In het serum zijn antistoffen tegen het virus aantoonbaar

Question 39

Wat is het gevolg van HIV?

Answer 39

- Directe afbraak T helpercellen - Afbraak door cytotoxische T cellen doordat T helpercellen HIV op MHC-I presenteren