3. gezondheid en geneeskunde Flashcards
(377 cards)
1
Q
de gezondheid
A
la salute
2
Q
genezen, beter worden
A
guarire, guarisco
3
Q
de genezing
A
la guarigione
4
Q
zwak
A
debole
5
Q
de zwakte, de slapheid
A
la debolezza
6
Q
de behandeling, de kuur
A
la cura
7
Q
herstellen, opknappen
A
rimettersi
8
Q
het herstellen, het genezen, de herstelperiode
A
la convalescenza
9
Q
de conditie, de toestand
A
la condizione
10
Q
zich niet lekker voelen, ziek zijn, zich goed voelen, gezond zijn
A
stare male/bene
11
Q
ziek worden
A
ammalarsi
12
Q
de stoornis, de klacht
A
il disturbo
13
Q
gezond
A
sano, sana
14
Q
ziek
A
ammalato, ammalata
15
Q
zich laten behandelen, zichzelf verzorgen
A
curarsi
16
Q
het symptoom, het ziekteverschijnsel
A
il sintomo
17
Q
beschrijven, omschrijven
A
descrivere
18
Q
de beschrijving, de omschrijving
A
la descrizione
19
Q
moe, vermoeid
A
stanco, stanca
20
Q
moe worden
A
stancarsi
21
Q
de vermoeidheid, de moeheid
A
la stanchezza
22
Q
de volksgezondheid
A
la sanità
23
Q
gezondheids-
A
sanitario, sanitaria
24
Q
het gezondheidszorgpasje
A
la tessera sanitaria
25
de ziekenfondskaart
il foglio della mutua
26
de ziekte, de aandoening
la malattia
27
de geestesziekte
la malattia mentale
28
verbeteren, beter worden
migliorare
29
de verbetering
il miglioramento
30
verslechteren, slechter worden
peggiorare
31
de verslechtering, de verergering
il peggioramento
32
ernstig
grave
33
chronisch
cronico, cronica
34
de pijn
il male
35
de pijn
il dolore
36
pijnlijk, pijn-
doloroso, dolorosa
37
pijn doen
far male
38
ziek
malato, malata
39
de patiënt
il paziente, la paziente
40
de epidemie
l'epidemia
41
een besmetting oplopen
contagiarsi
42
de besmetting
il contagio
43
besmettelijk
contagioso, contagiosa
44
de immuniteit
l'immunità
45
immuun
immune
46
het immuunsysteem
il sistema immunitario
47
de lichamelijke weerstand
le difese immunitarie
48
de koorts
la febbre
49
koortsig
febbricitante
50
de thermometer
il termometro
51
de crisis
la crisi
52
de complicatie
la complicazione
53
compliceren, ingewikkeld maken
complicare
54
acuut, plotseling optredend
acuto, acuta
55
flauwvallen
svenire
56
de duizelingen
le vertigini
57
duizelingwekkend
vertiginoso, vertiginosa
58
de pols
il polso
59
de spijsvertering
la digestione
60
verteren
digerire, digerisco
61
de vezels
le fibre
62
de indigestie
l'indigestione
63
onverteerbaar
indigesto, indigesta
64
de diarree
la diarrea
65
overgeven, braken
vomitare
66
het overgeven
il vomito
67
uitspugen
sputare
68
het dieet
la dieta
69
vermagerings-
dimagrante
70
het leed, het lijden
la sofferenza
71
lijdend
sofferente
72
lijden aan
soffrire di
73
de hoofdpijn
il mal di testa
74
de maagpijn
il mal di stomaco
75
de buikpijn
il mal di pancia
76
de blindedarm
l'appendice
77
de blindedarmontsteking
l'appendicite
78
de kiespijn
il mal di denti
79
de keelpijn
il mal di gola
80
de zeeziekte
il mal di mare
81
de diabetes
il diabete
82
zwaarlijvig
obeso, obesa
83
de zwaarlijvigheid
l'obesità
84
de beroerte, de attaque
l'ictus
85
de beroerte
l'infarto
86
de hartritmestoornis
l'aritmia (cardiaca)
87
de pacemaker
il pacemaker
88
de bypass
il by-pass
89
de sclerose
la sclerosi
90
iets ondergaan
subire qc, subisco
91
de verlamming
la paralisi
92
de hersenschudding
la commozione cerebrale
93
slapen
dormire
94
in slaap vallen
addormentarsi
95
de slaap
il sonno
96
de droom
il sogno
97
dromen
sognare
98
snurken
russare
99
de stress
lo stress
100
nerveus, zenuwachtig
nervoso, nervosa
101
hysterisch
isterico, isterica
102
de hysterie
l'isteria
103
de wond, de verwonding
la ferita
104
verwonden, een wond toebrengen
ferire, ferisco
105
de gewonde
il ferito, la ferita
106
desinfecteren, ontsmetten
disinfettare
107
de desinfectie
la disinfezione
108
desinfecterend
disinfettante
109
breken
rompersi qc
110
gebroken
rotto, rotta
111
de breuk
la frattura
112
aantasten
ledere
113
het letsel
la lesione
114
de verminking
la mutilazione
115
verminkt
mutilato
116
de preventie
la prevenzione
117
de vroegtijdige onderkenning
il riconoscimento precoce
118
de allergie
l’allergia
119
allergisch
allergico
120
de vaccinatie
la vaccinazione
121
ongeneeslijk
inguaribile
122
de therapie
la terapia
123
de therapeut
il, la terapista
124
therapeuthisch
terapeutico, terapeutica
125
werkzaam
efficace
126
de kanker
il cancro
127
het carcinoom
il carcinoma
128
kankerverwekkend
cancerogeno, cancerogena
129
de tumor
il tumore
130
gezwel-
tumorale
131
kwaadaardig
maligno, maligna
132
goedaardig
benigno, benigna
133
de neurose
la nevrosi
134
neurotisch
neurotico, neurotica
135
de handicap
l’handicap
136
gehandicapt
handicappato, handicappata
137
gehandicapt
disabile
138
het hoorapparaat
l’apparecchio acustico
139
de prothese
la protesi
140
de hinder
il fastidio
141
vervelend
fastidioso, fastidiosa
142
de hoest
la tosse
143
hoesten
tossire, tossisco
144
de verkoudheid
il raffreddore
145
kou vatten
raffreddarsi
146
verkouden
raffreddato, raffreddata
147
de griep
l’influenza
148
de bronchitis
la bronchite
149
oppassen
riguadarsi
150
de longontsteking
la polmonite
151
bronchiaal
bronchiale
152
de luchtpijp
il bronco
153
het slijm
il muco
154
het slijmvlies
la mucosa
155
de kinkhoest
la pertosse
156
het virus
il virus
157
het bacil
il bacillo
158
de bacterie
il batterio
159
resistent
resistente
160
de resistentie
la resistenza
161
schaden
danneggiare
162
treffen
colpire, colpisco
163
de mycose
la micosi
164
de voorzorgsmaatregelen
le misure preventive
165
voorkomen
prevenire
166
de kramp
il crampo
167
ontsteken
infiammarsi
168
ontstoken
infiammato, infiammata
169
de ontsteking
l’infiammazione
170
opzwellen
gonfiarsi
171
zweten
sudare
172
het zweet
il sudore
173
de migraine
l’emicrania
174
afbreken
stroncare
175
het spasme
lo spasmo
176
de kramp
lo spasimo
177
smachten van
spasimare
178
de beroerte
l’apoplessia
179
de revalidatie
la riabilitazione
180
de aids
l’Aids
181
seropositief
sieropositivo, sieropositiva
182
de arts
il medico
183
het medisch onderzoek
la visita medica
184
de huisarts
il medico generico
185
de huisarts
il medico di famiglia
186
huisbezoeken afleggen
visitare a domicilio
187
de diagnose
la diagnosi
188
de norm
il criterio
189
het medisch rapport
il referto medico
190
de specialist
lo, la specialista
191
sturen
mandare
192
spreekuur hebben
ricevere
193
de praktijk
l’ambulatorio
194
zich wenden tot
rivolgersi a
195
het noodgeval
l’emergenza
196
de hartstilstand
l’arresto cardiaco
197
de maagspoeling
la lavanda gastrica
198
de wachttijd
l’attesa
199
verzorgen
curare
200
de injectie
l’iniezione
201
de verzorger
il, la badante
202
het ziekenhuis
l’ospedale
203
de kliniek
la clinica
204
de spoedopname
il ricovero d’urgenza
205
opnemen
ricoverare
206
de polikliniek
il policlinico
207
de alarmdienst
il servizio di pronto intervento
208
de centrale doktersdienst
la guardia medica
209
de brancard
la barella
210
het Rode Kruis
la Croce Rossa
211
de ambulance
l’ambulanza
212
de reanimatie
la rianimazione
213
de ehbo
il pronto soccorso
214
het achterlaten in hulpeloze toestand
l’omissione di soccorso
215
de verpleegkundige
l’infermiere, l’infermiera
216
het bed
il letto
217
de operatie
l’operazione
218
opereren
operare
219
het scalpel
il bisturi
220
de afdeling
il reparto
221
het onderzoek
le analisi
222
de urine
l’urina
223
de verdoving
l’anestesia
224
de anesthesist
l’anestesista
225
het coma
il coma
226
de doodsstrijd
l’agonia
227
palliatief
palliativo, palliativa
228
de orgaandonatie
la donazione di organi
229
afstaan
donare
230
de donor
il donatore, la donatrice
231
geschikt
adatto, adatta
232
transplanteren
trapiantare
233
de transplantatie
il trapianto
234
het weefsel
il tessuto
235
afstoten
rigettare
236
de afstoting
il rigetto
237
de tandarts
il, la dentista
238
het tandbederf
la carie
239
het gebit
la dentatura
240
eruithalen
togliere
241
het kunstgebit
la dentiera
242
de vulling
l’otturazione
243
vullen
otturare
244
de tandprothese
la protesi dentaria
245
het amalgaam
l’amalgama
246
de kroon
la capsula
247
de beugel
l’apparecchio
248
de tandsteen
il tartaro
249
het tandvlees
la gengiva
250
de psycholoog
lo psicologo, la psicologa
251
de psychologie
la psicologia
252
de psychiater
lo, la psichiatra
253
de depressie
la depressione
254
gedeprimeerd
depresso, depressa
255
deprimeren
deprimere
256
deprimerend
deprimente
257
gek
pazzo, pazza
258
de gekte
la pazzia
259
neurologisch
neurologico, neurologica
260
de neurologie
la neurologia
261
de neuroloog
il neurologo, la neurologa
262
de schizofrenie
la schizofrenia
263
schizofreen
schizofrenico, schizofrenica
264
de anorexia
l’anoressia
265
de boulimie
la bulimia
266
de internist
l’internista
267
de chirurg
il chirurgo
268
de kinderarts
il, la pediatra
269
de KNO-arts
l’otorinolaringoiatra
270
de radioloog
il radiologo, la radiologa
271
de röntgenfoto
la radiografia
272
de biopsie
la biopsia
273
de MRI-scan
la risonanza magnetica
274
de echografie
l’ecografia
275
de CT-scan
la tomografia assiale computerizzata
276
de mammografie
la mammografia
277
de gastroscopie
la gastroscopia
278
de coloscopie
la coloscopia
279
de lasertherapie
la laserterapia
280
de traditionele geneeskunde
la medicina tradizionale
281
alternatief
alternativo, alternativa
282
de homeopathie
l’omeopatia
283
de homeopaat
l’omeopata
284
homeopathisch
omeopatico, omeopatica
285
de spuit
la siringa
286
inspuiten
iniettare
287
het infuus
la flebo
288
de bloedtransfusie
la trasfusione di sangue
289
de apotheek
la farmacia
290
de apotheker
il, la farmacista
291
de bloeddruk
la pressione del sangue
292
de bloedsomloop
la circolazione del sangue
293
klachten bezorgen
dare disturbi
294
de aderverkalking
l’arteriosclerosi
295
het geneesmiddel
il farmaco
296
het medicijn
il medicinale
297
het recept
la ricetta
298
het voorschrift
la prescrizione
299
iemand iets voorschrijven
prescrivere qc a qu
300
de eigen bijdrage
il ticket
301
het medicijn
la medicina
302
de medicatie
la medicazione
303
het tabletje
la pastiglia
304
het pakje
la confezione
305
de dosering
la posologia
306
de druppels
le gocce
307
de pleister
il cerotto
308
de kamille
la camomilla
309
de zalf
la pomata
310
de zetpil
la supposta
311
het verband
la fascia
312
het verband
la fasciatura
313
de oogarts
l’oculista
314
bijziend
miope
315
de dioptrie
la diottria
316
de lens
la lente
317
de opticien
l’ottico
318
optisch
ottico, ottica
319
het bindvlies
la congiuntiva
320
de blindvliesontsteking
la congiuntivite
321
de cel
la cellula
322
de stamcellen
le cellule staminali
323
het gen
il gene
324
de genetica
la genetica
325
ggo
ogm
326
de genetische manipulatie
l’ingegneria genetica
327
de genetische manipulatie
la manipolazione genetica
328
genetisch gemanipuleerd
transgenico, transgenica
329
het genoom
il genoma
330
het chromosoom
il cromosoma
331
de kern
il nucleo
332
klonen
clonare
333
de kloon
il clone
334
het embryo
l’embrione
335
veranderen
mutare
336
onveranderd
immutato, immutata
337
het gif
il veleno
338
de drugs
la droga
339
verstrekken, uitdelen
distribuire, distribuisco
340
de dealer
il, la trafficante
341
drugs gebruiken
drogarsi
342
verslaafd
drogato, drogata
343
giftig
tossico, tossica
344
drugsverslaafd
tossicodipendente
345
de drugsverslaving
la tossicodipendenza
346
de onthouding
l’astinenza
347
de tranquillizer
il tranquillante
348
de drug
lo stupefacente
349
het drugsmisbruik
l’abuso di stupefacenti
350
de cocaïne
la cocaina
351
de drugdealer
il, la narcotrafficante
352
de heroïne
l’eroina
353
de joint
lo spinello
354
de xtc
l’ecstasy
355
het eigen gebruik
il consumo proprio
356
de alcohol
l’alcol, l’alcool
357
het alcoholisme
l’alcolismo
358
dronken
ubriaco, ubriaca
359
de dronkenschap
l’ubriachezza
360
afkicken
disintossicarsi
361
de ontwenningsverschijnselen
i sintomi da astinenza
362
recidiverend
recidivo, recidiva
363
recidiveren
recidivare
364
het recidiveren
la recidività
365
de alcoholtester
l’etilometro
366
het rijden onder invloed
la guida in stato di ebbrezza
367
de tabak
il tabacco
368
de nicotine
la nicotina
369
de sigaret
la sigaretta
370
de sigarenzaak
il tabaccaio
371
de sigaar
il sigaro
372
de pijp
la pipa
373
roken
fumare
374
de asbak
il portacenere
375
de as
la cenere
376
de lucifer
il fiammifero
377
de aansteker
l’accendino
