4. psyche, geest en gedrag Flashcards
(473 cards)
1
Q
il sentimento
A
het gevoel
2
Q
l’amore
A
de liefde
3
Q
amare
A
houden van
4
Q
gli amanti
A
de minnaars
5
Q
l’affetto
A
de genegenheid
6
Q
affettuoso, affettuosa
A
liefdevol
7
Q
riempire
A
vervullen
8
Q
la goia
A
de vreugde
9
Q
l’emozione
A
de emotie
10
Q
evitare
A
vermijden
11
Q
improvviso, improvvisa
A
onverwacht
12
Q
l’animo
A
het hart
13
Q
lo stato d’animo
A
de gemoedstoestand
14
Q
la simpatia
A
de sympathie
15
Q
nobile
A
nobel
16
Q
garbato, garbata
A
beleefd
17
Q
simpatico, simpatica
A
sympathiek
18
Q
simpatizzare
A
elkaar aardig vinden
19
Q
la passione
A
de passie
20
Q
passionale
A
hartstochtelijk
21
Q
il calore
A
de hartelijkheid
22
Q
caloroso, calorosa
A
warm, hartelijk
23
Q
godere
A
genieten
24
Q
appassionato, appassionata
A
hartstochtelijk, vurig
25
spasimare
smachten
26
la stima
de achting
27
stimare qc/qu
iets/iemand waarderen
28
l'apparenza
de schijn
29
apparire
lijken
30
piacere
bevallen, leuk vinden
31
benvisto, benvista
gezien, bemind, geliefd
32
ammirare
bewonderen
33
l'ammirazione
de bewondering
34
disprezzare qc/qu
iets/iemand verachten
35
il disprezzo
de minachting
36
temere
vrezen, bang zijn voor
37
sfogarsi
zijn hart luchten
38
lo sgarbo
de onbeleefdheid
39
sgarbato, sgarbata
lomp, onbeschoft
40
odiare
haten
41
l'invidia
de afgunst
42
invidiare qu per qc
jaloers zijn op iemand om iets
43
invidioso, invidiosa
jaloers
44
antipatico, antipatica
onsympathiek
45
l'antipatia
de afkeer
46
il risentimento
de wrok
47
lo schifo
de weerzin
48
schifoso, schifosa
weerzinwekkend
49
l'orrore
de afschuw
50
orrendo, orrenda
afschuwelijk
51
l'odio
de haat
52
odioso, odiosa
verschrikkelijk, gehaat
53
lo schiaffo
de klap
54
schiaffeggiare
een klap om de oren geven
55
far arrabbiare
kwaad maken
56
arrabbiarsi
kwaad worden
57
arrabbiato, arrabbiata
boos
58
furioso, furiosa
woedend
59
incavolarsi
kwaad worden
60
incavolato, incavolata
kwaad
61
la sensazione
de gewaarwording
62
sensazionale
opzienbarend, ongelofelijk
63
provare
voelen
64
la nostalgia
de heimwee
65
nostalgico, nostalgica
nostalgisch
66
la voglia
de zin
67
svogliato, svogliata
lusteloos
68
la paura
de angst
69
l'istinto
het instinct
70
instintivo, instintiva
instinctief
71
il senso
de zin
72
suscitare
opwekken
73
la provocazione
de provocatie
74
provocare
veroorzaken, oproepen
75
provocatorio, provocatoria
provocerend
76
il provocatore, la provocatrice
de provocateur
77
geloso, gelosa
jaloers
78
la gelosia
de jaloezie
79
commuovere
ontroeren
80
commosso, commossa
ontroerd
81
grato, grata
dankbaar
82
la gratitudine
de dankbaarheid
83
la vergogna
schaamte
84
vergognarsi di
zich schamen voor
85
vergognoso, vergognosa
beschaamd
86
il rimorso
de spijt
87
triste
verdrietig
88
la tristezza
de treurigheid
89
l'imbarazzo
de verlegenheid
90
imbarazzare
in verlegenheid brengen
91
imbarazzante
pijnlijk, genant
92
il complesso
het complex
93
pentirsi di
spijt van hebben
94
il pentimento
het berouw
95
la commozione
de ontroering
96
l'aspettativa
de verwachting
97
la delusione
de teleurstelling
98
deluso, delusa
teleurgesteld
99
la confusione
de chaos
100
indifferente
onverschillig
101
confuso, confusa
verward
102
l'indifferenza
de onverschilligheid
103
pensare
denken
104
pensoso, pensosa
peinzend, in gedachten verzonken
105
il pensiero
de gedachte
106
decidere
besluiten
107
la decisione
het besluit
108
definitivo, definitiva
definitief
109
definire, definisco
definiëren
110
sconvolgere
in de war sturen
111
logico, logica
logisch
112
intelligente
intelligent
113
capire, capisco
begrijpen
114
afferrare
begrijpen
115
il cervello
de hersenen
116
la mente
de geest
117
mentale
mentaal
118
evidente
duidelijk
119
comprendere
begrijpen
120
la comprensione
het begrip
121
comprensivo, comprensiva
begrijpend
122
comprensibile
begrijpelijk
123
incomprensibile
onbegrijpelijk
124
facile
gemakkelijk
125
difficile
moeilijk
126
complicato, complicata
gecompliceerd
127
la complicatezza
de complexiteit
128
formulare
formuleren
129
il problema
het probleem
130
la soluzione
de oplossing
131
la facilità
het gemak
132
la difficoltà
de ingewikkeldheid
133
affrontare
het hoofd bieden, aanpakken
134
problematico, problematica
problematisch
135
risolvere
oplossen
136
la possibilità
de mogelijkheid
137
preoccupato, preoccupata
ongerust, bezorgd
138
la sapienza
de wijsheid
139
sapere
weten, kunnen
140
volere
willen
141
supporre
veronderstellen
142
la supposizione
de veronderstelling
143
l'idea
het idee
144
immaginarsi
zich indenken
145
immaginario, immaginaria
denkbeeldig
146
l'immaginazione
de verbeelding
147
probabilmente
waarschijnlijk
148
la probabilità
de waarschijnlijkheid
149
figurarsi
zich voorstellen
150
credere
geloven
151
la preoccupazione
de bezorgdheid
152
preoccuparsi di
zich zorgen maken om
153
il senso
de betekenis, de zin
154
ricordarsi di
zich herinneren
155
il ricordo
de herinnering
156
ricordare qu/qc
zich iets/iemand herinneren
157
negare
ontkennen
158
la negazione
de ontkenning
159
combinare
in overeenstemming zijn
160
dimenticare
vergeten
161
dimenticarsi di
vergeten te
162
ragionare
redeneren
163
la ragione
het verstand
164
ragionevole
redelijk, verstandig
165
intellettuale
intellectueel
166
l'intelligenza
de intelligentie
167
l'ignoranza
onwetendheid
168
ignorante
dom
169
ignorare
niets weten, negeren
170
snobbare
uit de hoogte doen
171
primitivo, primitiva
primitief
172
il cafone, la cafona
de lomperik
173
progettare
plannen
174
omettere
nalaten
175
tralasciare
weglaten
176
programmare
plannen
177
il programma
het programma, het plan
178
la programmazione
de planning
179
pensarci
eraan denken
180
riflettere
nadenken
181
la riflessione
het nadenken
182
il carattere
het karakter
183
la personalità
de persoonlijkheid
184
introverso, introversa
introvert
185
estroverso, estroversa
extrovert
186
l'ottimismo
het optimisme
187
ottimista
optimistisch
188
il pessimismo
het pessimisme
189
pessimista
pessimistisch
190
svogliato, svogliata
ongeïnteresseerd
191
l'ambizione
de eerzucht, de ambitie
192
ambizioso, ambioziosa
ambitieus
193
calmo, calma
rustig
194
la mentalità
de mentaliteit
195
il vizio
de slechte gewoonte
196
vizioso, viziosa
slecht, verdorven, verkeerd
197
astuto, astuta
sluw, slim
198
l'astuzia
de sluwheid
199
furbo, furba
listig, slim
200
fare il furbo
de slimmerik uithangen
201
la furbizia
de sluwheid
202
cinico, cinica
cynisch
203
il cinismo
het cynisme
204
allegro, allegra
vrolijk, opgewekt
205
l'allegria
de opgewektheid
206
sorridere
glimlachen
207
il sorriso
de glimlach
208
vantarsi
opscheppen, trots zijn
209
la bravura
de vaardigheid
210
bravo, brava
knap, bekwaam, goed, fatsoenlijk
211
buono, buona
goed
212
romantico, romantica
romantisch
213
fine
fijn
214
generoso, generosa
vrijgevig, grootmoedig
215
la generosità
de gulheid
216
la sincerità
de eerlijkheid, de oprechtheid
217
fedele
trouw
218
la fedeltà
de trouw
219
leale
loyaal, trouw
220
la lealtà
de loyaliteit
221
sleale
ontrouw
222
la slealtà
de ontrouw, de onoprechtheid
223
la gentilezza
de vriendelijkheid
224
gentile
aardig, vriendelijk
225
orgoglioso, orgogliosa
trots
226
l'orgoglio
de trots
227
coraggioso, coraggiosa
moedig
228
il coraggio
de moed
229
grande
groot
230
brutto, brutta
lelijk
231
cattivo, cattiva
slecht
232
lo stronzo, la stronza
klootzak
233
la stronzata
de stommiteit
234
combinare una stronzata
een stommiteit begaan
235
crudele
wreed
236
la crudeltà
de wreedheid
237
picchiare qu
iemand slaan
238
duro, dura
streng, hard
239
la durezza
de strengheid
240
avaro, avara
gierig
241
l'avarizia
de gierigheid
242
egoista
egoïstisch
243
l'egoista
de egoïst
244
l'egoismo
het egoïsme
245
l'individualista
de individualist
246
l'opportunista
de opportunist
247
lo sgarbo
de ongemanierdheid
248
vigliacco, vigliacca
laf
249
la vigliaccheria
de lafheid
250
pauroso, paurosa
angstig
251
pignolo, pignola
pietluttig
252
modesto, modesta
bescheiden
253
la modestia
de bescheidenheid
254
onesto, onesta
eerlijk
255
l'onestà
de eerlijkheid
256
l'onore
de eer
257
prudente
voorzichtig
258
sensibile
gevoelig
259
la sensibilità
de gevoeligheid
260
sincero, sincera
eerlijk, oprecht
261
falso, falsa
vals
262
la falsità
de valsheid
263
mentire a
liegen tegen
264
la bugia
de leugen
265
bugiardo, bugiarda
leugenachtig
266
volgare
plat, grof
267
timido, timida
verlegen
268
la timidezza
de verlegenheid
269
curioso, curiosa
nieuwsgierig
270
la curiosità
de nieuwsgierigheid
271
il temperamento
het temperament
272
affascinante
fascinerend
273
il fascino
de aantrekkingskracht
274
rimanere
blijven
275
la tranquillità
de rust
276
tranquillo, tranquilla
rustig
277
dolce
zacht
278
vivace
levendig, druk
279
la vivacità
de levendigheid
280
chiuso, chiusa
gesloten
281
succedere
gebeuren
282
essere in atto
aan de gang zijn
283
ridere
lachen
284
la burla
de grap
285
lo scherzo
de grap, de mop
286
scherzare
grappen maken
287
comico, comica
grappig
288
la beffa
de poets, de streek, de spot
289
ironico, ironica
ironisch
290
la scaramanzia
de bezwering
291
il gesto scaramantico
het bezwerend gebaar
292
il malocchio
het boze oog
293
lo iettatore, la iettatrice
de ongeluksbrenger
294
l'abitudine
de gewoonte
295
abituato, abituata
gewend
296
abituarsi a
wennen aan
297
l'attenzione
de aandacht
298
aperto, aperta
open
299
attento, attenta
oplettend
300
spiritoso, spiritosa
geestig, gevat
301
fare la civetta
koketteren
302
paziente
geduldig
303
tollerante
tolerant
304
la tolleranza
de tolerantie
305
la fiducia
het vertrouwen
306
fiducioso, ficuciosa
vertrouwen hebbend
307
fidarsi di
vertrouwen op
308
ingenuo, ingenua
naïef
309
l'ingenuità
de naïviteit
310
cretino, cretina
stom, idioot
311
fesso, fessa
dom
312
villano, villana
ongemanierd, lomp
313
sballato, sballata
onzinnig
314
diffidente
wantrouwend
315
diffidare di qu
iemand wantrouwen
316
la sfiducia
het wantrouwen
317
freddo, fredda
koud
318
la freddezza
de koelte
319
indeciso, indecisa
besluiteloos
320
inquieto, inquieta
rusteloos
321
l'intenzione
de bedoeling
322
intenzionato, intenzionata
van plan
323
provare
proberen
324
cedere
zwichten
325
la circostanza
de omstandigheid
326
sbrigarsi
opschieten
327
l'interesse
de interesse
328
interessarsi di/a
belangstelling
329
la pazienza
het geduld
330
la prudenza
de voorzichtigheid
331
intendere
van plan zijn
332
insistere
doorgaan
333
l'insistenza
de vasthoudendheid
334
chiudersi
zich terugtrekken, zich afsluiten
335
rifiutarsi
weigeren
336
il rifiuto
de weigering
337
forte
sterk
338
obbligato, obbligata
verplicht
339
occupato, occupata
bezet
340
l'agio
het gemak
341
l'umore
het humeur
342
la calma
de kalmte
343
capitare
overkomen, gebeuren
344
il pregiudizio
het vooroordeel
345
ipocrita
schijnheilig, hypocriet
346
l'ipocrisia
de hypocrisie
347
ordinato, ordinata
netjes, ordelijk
348
disordinato, disordinata
slordig
349
la pigrizia
de luiheid
350
pigro, pigra
lui
351
diligente
ijverig, vlijtig
352
la diligenza
de ijver, de vlijt
353
la puntualità
de stiptheid
354
puntuale
stipt op tijd
355
il comportamento
het gedrag
356
comportarsi
zich gedragen
357
spregiudicato, spregiudicata
onbevooroordeeld
358
disinvolto, disinvolta
vlot, nonchalant, spontaan
359
la disinvoltura
de vlotheid
360
distaccato, distaccata
afstandelijk
361
il distacco
de afstandelijkheid
362
reagire, reagisco
reageren
363
la reazione
de reactie
364
l'intuito
de intuïtie
365
esitare
aarzelen
366
l'esitazione
de aarzeling
367
sospitare
zuchten
368
il sospiro
de zucht
369
singhiozzare
snikken
370
il singhiozzo
het gesnik
371
il sollievo
de opluchting
372
sollevato, sollevata
opgelucht
373
sorprendere
verrassen
374
l'improvvisata
de onverwachte verrassing
375
improvvisamente
plotseling
376
immediato, immediata
direct, onmiddellijk
377
impazzire, impazzisco
gek worden
378
matto, matta
gek, dwaas
379
folle
idioot
380
la follia
de waanzin
381
balordo, balorda
onnozel
382
il balordo, la balorda
de domoor, de sukkel
383
apposta
express
384
de forza
de kracht
385
la volontà
de wil
386
volenteroso, volenterosa
bereidwillig
387
l'iniziativa
het initiatief
388
la prova
de poging, de proef
389
impulsivo, impulsiva
impulsief
390
spontaneo, spontanea
spontaan
391
irritare
irriteren
392
l'irritazione
de irritatie
393
il torto
het ongelijk
394
attivo, attiva
actief
395
attivare
op gang brengen
396
deciso, decisa
vastberaden
397
energico, energica
energiek
398
tosto, tosta
koppig
399
la lotta
de strijd
400
lottare
strijden
401
incitare
aansporen
402
l'incitamento
de aansporing
403
costringere
dwingen
404
alienarsi
zich vervreemden
405
alieno, aliena
wars, afkerig
406
alienante
verveemdend
407
rispettare qc/qu
iets/iemand respecteren
408
rispettoso, rispettosa
respectvol, eerbiedig
409
rifiutare
weigeren
410
sbagliarsi
zich vergissen
411
piangere
huilen
412
il pianto
het gehuil
413
la lacrima
de traan
414
malinconico, malinconica
melanchoniek, weemoedig
415
la malinconia
de melancholie
416
la mania
de waan, de manie
417
maniaco, maniaca
manisch
418
tremare
beven, trillen
419
il tremore
het beven, het trillen
420
tentare
proberen
421
il tentativo
de poging
422
capace di
in staat om
423
abile
handig, bekwaam
424
la capacità
het vermogen
425
fallire, fallisco
mislukken
426
il fallimento
de mislukking
427
il fallito, la fallita
de mislukkeling
428
il disastro
de ramp
429
disastroso, disastrosa
rampzalig
430
la competenza
de deskundigheid
431
competente
deskundig
432
essere in grado di
in staat zijn om
433
adoperare
gebruiken
434
l'azione
de actie
435
agire, agisco
handelen
436
applicare
toepassen
437
l'applicazione
de toepassing
438
completare
voltooien
439
il completamento
de voltooiing
440
l'invenzione
de uitvinding
441
inventare
uitvinden
442
creare
creëren
443
controllare
controleren
444
il controllo
de controle
445
impadronirsi di, m'impadronisco
zich meester maken van
446
maneggiare qc
hanteren, omgaan met
447
compiere
verrichten
448
modificare
wijzigen
449
la modifica
de wijziging
450
dimostrare
laten zien
451
la dimostrazione
het vertoon, de uiting
452
intraprendente
ondernemend
453
intraprendere
ondernemen
454
l'organizzatore, l'organizzatrice
de organisator
455
organizzare
organiseren
456
concentrarsi (su qc)
zich op iets concentreren
457
la concentrazione
de concentratie
458
osare
durven
459
dire
zeggen
460
ridire
herhalen, doorvertellen, kritiek hebben
461
provvedere a
zorgen voor, voorzien in
462
il provvedimento
de maatregel
463
perfetto, perfetta
perfect
464
la perfezione
de perfectie
465
il piano
het plan
466
il progetto
het plan
467
motivare
motiveren
468
la motivazione
de motivatie
469
essere pratico di
goed kennen, verstand van hebben
470
realizzare
verwezenlijken, realiseren, verdienen
471
riuscire, riesco
slagen (school)
472
improvvisare
improviseren
473
improvvisarsi
plotseling optreden als, even doorgaan voor
