5. voeding, kleding en winkelen Flashcards

(297 cards)

1
Q

la fame

A

de honger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

affamato, affamata

A

hongerig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

mangiare

A

eten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

il cibo

A

het voedsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

gli alimentari

A

de voedingsmiddelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

i generi alimentari

A

de levensmiddelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

l’alimentazione

A

de voeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

indespensabile

A

onmisbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

il vegetariano, la vegetariana

A

de vegetariër

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vegetariano, vegetariana

A

vegetarisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

la nutrizione

A

de voeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

la denutrizione

A

de ondervoeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

nutrire

A

voeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

nutriente

A

voedzaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

leggero, leggera

A

lichtverteerbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pesante

A

zwaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

la farina

A

het meel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

i cereali

A

de granen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

il pane

A

het brood

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

il panino

A

het broodje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

la pasta

A

de pasta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

la pasta integrale

A

de volkoren pasta

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

il cornetto

A

de croissant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

il fornaio, la fornaia

A

de bakker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
la panetteria
de bakkerswinkel
26
il panificio
de bakkerij
27
la pasticceria
de banketbakkerij
28
la pasta
het taartje
29
la carne
het vlees
30
la cotoletta
de schnitzel
31
la scaloppina
het kalfslapje
32
tenero, tenera
mals, zacht
33
duro, dura
taai
34
il carne di maiale
het varkensvlees
35
il carne di vitello
het kalfsvlees
36
il carne di manzo
het rundsvlees
37
il pollo
de kip
38
il macellaio, la macellaia
de slager
39
il salame
de worst
40
la mortadella
de mortadella
41
la salsiccia
de saucijs
42
il prosciutto
de ham
43
cotto, cotta
gekookt
44
crudo, cruda
rauw
45
gli affettati
de gesneden vleeswaren
46
la fetta
de plak
47
affettare
in plakken snijden
48
i salumi
de vleeswaren
49
la slumeria
de delicatessenzaak voor fijne vleeswaren
50
il pesce
de vis
51
il pescivendolo, la pescivendola
de visboer, de visvrouw
52
il tonno
de tonijn
53
la sardina
de sardine
54
la trota
de forel
55
la sogliola
de tong
56
l'orata
de dorade
57
il branzino
de zeebaars
58
la spigola
de zeebaars
59
l'aragosta
de kreeft
60
l'astice
de kreeft
61
la verdura
de groente
62
trovare
vinden
63
l'insalata
de sla
64
il pomodoro
de tomaat
65
l'oliva
de olijf
66
il peperone
de paprika
67
il peperoncino
de chilipeper
68
le zucchine
de courgettes
69
la melanzana
de aubergine
70
gli spinaci
de spinazie
71
i piselli
de erwtjes
72
i fagioli
de bonen
73
il sedano
de selderij
74
il finocchio
de venkel
75
la bietola
de snijbiet
76
il cetriolo
de komkommer
77
la carota
de wortel
78
la barbabietola
de rode biet
79
il cavolo
de kool
80
il cavolo di bruxelles
de spruit
81
il cavolfiore
de bloemkool
82
la verza
de savooikool
83
i crauti
de zuurkool
84
la frutta
het fruit
85
la pera
de peer
86
la mela
de appel
87
la pesca
de perzik
88
la pescanoce
de nectarine
89
l'arancia
de sinaasappel
90
l'albicocca
de abrikoos
91
la ciliega
de kers
92
la macedonia di frutta
de fruitsalade
93
il fico
de vijg
94
il cocomero
de watermeloen
95
il melone
de meloen
96
il limone
de citroen
97
gli agrumi
de citrusvruchten
98
il mandarino
de mandarijn
99
la clementina
de clementine
100
la mandarancio
de clementine
101
la limetta
de limoen
102
la prugna
de pruim
103
la fragola
de aardbei
104
il lampone
de framboos
105
maturo, matura
rijp
106
il latte
de melk
107
il burro
de boter
108
il formaggio
de kaas
109
la margarina
de margarine
110
l'uovo
het ei
111
sodo, soda
stevig, hardgekookt
112
alla coque
zachtgekookt
113
il dolce
het gebak
114
la torta
de taart
115
la panna
de slagroom
116
il biscotto
het koekje
117
il budino
de pudding
118
il cioccolatino
het chocolaatje
119
la caramella
het snoepje
120
la scatola
de doos
121
la sete
de dorst
122
bere
drinken
123
freddo, fredda
koud
124
caldo, calda
warm
125
tiepido, tiepida
lauw
126
ghiaccato, ghiaccata
ijskoud, bevroren
127
potabile
drinkbaar
128
la bibita
de drank, het drankje
129
la bevanda
het drankje
130
l'alcol, l'alcool
de alcohol
131
analcolico, analcolica
alcoholvrij
132
l'acqua
het water
133
la limonata
de limonade
134
il caffè
de koffie
135
decaffeinato, decaffeinata
cafeïnevrij
136
la cioccolata
de chocolade
137
il tè
de thee
138
la menta
de munt
139
il vino
de wijn
140
stagionare
laten liggen
141
secco, secca
droog
142
il cavatappi
de kurkentrekker
143
lo spumante
de schuimwijn
144
frizzante
mousserend
145
la birra alla spina
het bier van het vat
146
l'apribottiglia
de flesopener
147
il brindisi
de toost
148
cin cin
proost
149
il liquore
de likeur
150
il tappo
de kurk
151
la grappa
de grappa
152
l'amaro
de bitter
153
l'enoteca
de wijnkelder
154
la birreria
de kroeg, de bierbrouwerij
155
i surgelati
de diepvriesproducten
156
surgelato, surgelata
diepvries-
157
il barattolo
de pot
158
l'apriscatole
de blikopener
159
la conserva
de conserven
160
il consumo
de consumptie
161
consumare
gebruiken
162
la cucina
de keuken
163
il cuoco, la cuoca
de kok, kokkin
164
cucinare
koken
165
bollire
water koken
166
il piatto
het gerecht, het bord
167
il tegame
de braadpan
168
la pentola
de pan
169
la padella
de koekenpan
170
il coperchio
het deksel
171
lo scolapasta
het vergiet
172
preparare
klaarmaken
173
pullire, pullisco
schoonmaken
174
pelare
schillen
175
macinare
vermalen
176
grattugiare
raspen
177
mescolare
mengen
178
aggiungere
toevoegen
179
bruciarsi
aanbranden
180
stufare
stoven
181
assaggiare
proeven
182
condire, condisco
kruiden (ww)
183
il condimento
de kruiden
184
il sale
het zout
185
salato, salata
zout, gezout
186
il pepe
de peper
187
la noce moscata
de nootmuskaat
188
piccante
scherp, pittig
189
l'aglio
de knoflook
190
la cipolla
de ui
191
l'erba cipollina
de bieslook
192
il prezzemolo
de peterselie
193
la salvia
de salie
194
il rosmarino
de rozemarijn
195
l'aceto
het azijn
196
l'olio
de olie
197
la senape
de mosterd
198
l'aroma
het aroma
199
la patata
de aardappel
200
il purè
de puree
201
la tagliatelle
de tagliatelle
202
il riso
de rijst
203
il sugo
de saus
204
la salsa
de saus
205
la ricetta
het recept
206
l'ingrediente
het ingrediënt
207
occorrere
nodig zijn
208
lesso, lessa
gekookt
209
affumicato, affumicata
gerookt
210
fritto, fritta
gefrituurd, gebakken
211
ripieno, ripiena
gevuld
212
la griglia
de grill
213
il bar
de bar
214
il ristorante
het restaurant
215
la tavola calda
de snackbar
216
la rosticceria
de traiteur
217
la trattoria
het kleine restaurant
218
l'osteria
het zeer eenvoudige eethuis
219
il locale
de eetgelegenheid
220
riservare
reserveren
221
la riservazione
de reservatie
222
ordinare
bestellen
223
la consumazione
de consumptie
224
il cameriere, la cameriera
de ober
225
il conto
de rekening
226
la mancia
de fooi
227
il coperto
het couvert
228
compreso, compresa
inbegrepen
229
la forchetta
de vork
230
il coltello
het mes
231
il cucchiaio
de lepel
232
il cucchiaino
het lepeltje
233
la tovaglia
het tafelkleed
234
il tovagliolo
het servet
235
lo stuzzicadenti
de tandenstoker
236
il servizio
de bediening
237
servire
bedienen
238
speciale
bijzonder
239
la specialità
de specialiteit
240
il pasto
de maaltijid
241
il pranzo
het middagmaal
242
pranzare
lunchen
243
la cena
het avondeten
244
il cenone di natale/di capodanno
het kerstdiner
245
cenare
dineren
246
la merenda
het tussendoortje
247
la colazione
het ontbijt
248
la fetta
de plak
249
la fetta biscottata
de beschuit
250
offrire
aanbieden
251
il tramezzino
de sandwich
252
la piadina
plat brood op een steen gebakken
253
la marmellata
de jam
254
il miele
de honing
255
il succo di frutta
het fruitsap
256
lo yogurt
de yoghurt
257
lo zucchero
de suiker
258
dolce
zoet
259
acido, acida
zuur
260
amaro, amara
bitter
261
la tazza
het kopje
262
la tazzina
het kopje
263
il caffellate
de koffie verkeerd
264
l'odore
de geur
265
tostare
roosteren
266
il bicchiere
het glas
267
la bottiglia
de fles
268
la spremuta di frutta
het versgeperste sap
269
l'aranciata
de sinas
270
prendere
nemen
271
il menù
de menu
272
l'aperitivo
de aperitief
273
la carta
de kaart
274
la lista
de menukaart
275
la lista delle bevande
de drankenkaart
276
la vivanda
het gerecht
277
il vassoio
het dienblad
278
portare
brengen, dragen
279
la portata
de gang, het gerecht
280
l'antipasto
het voorgerecht
281
misto, mista
gemengd
282
i frutti di mare
de zeevruchten
283
il piatto
de schotel
284
il primo
de eerste gang
285
la minestra
de soep
286
il minestrone
de minestrone
287
scottare
gloeiend heet zijn
288
il brodo
de bouillon
289
la zuppa
de soep
290
il secondo
de tweede gang
291
la bistecca
de biefstuk
292
ai ferri
gegrild
293
arrosto
gebraden
294
l'arrosto
het gebraden vlees
295
il sapore
de smaak
296
il bollito misto
verschillende soorten gekookt vlees
297
il vol-au-vent
de vol-au-vent