4 Flashcards

(16 cards)

1
Q

Wat is de grondstructuur

A

De volgorde van het verhaal
Altijd chronologisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Wat is de temporele structuur

A

Volgorde van vertelling
Hoeft niet chronologisch te zijn kan wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is anachronie

A

Wordt er afgeweken van de chronologische structuur
Kan je wel in tijd plaatsen
Bijvoorbeeld door flashbacks of flashforwards

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waaruit bestaat anachronie (flashbacks)

A

Afstand van verhaallijn: intern of extern
Bereik: Punctueel of duratief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een interne en externe flashback

A

Intern is binnen de verhaallijn: Flashback naar een gesprek die binnen de verhaallijn is gebeurt (na het begin van het verhaal gebeurt)
Extern is buiten de verhaallijn: verhaal over iemands carriere flashback naar jeugd (voor het begin van het verhaal gebeurt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is achronie

A

Wanneer een flashback niet precies in een specifiek moment in tijd is te plaatsen
Passages die niet specifiek in tijd geplaatst kunnen worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het verschil tussen verteltijd en vertelde tijd

A

Vertelde tijd: hoelang het daadwerkelijk duurde van gebeurtenis 1 tot de laatste gebeurtenis
Verteltijd: hoelang het duurt om de vertelde tijd de vertellen (pagina’s of woorden) duur van een Netflix serie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uit welke onderdelen bestaat de relatie tussen de vertelde tijd en verteltijd

A

Ellips: weggelaten van een gebeurtenis in een vertelling die in het echt wel heeft plaatsgevonden (omdat hij er niet toe doet)
Versnelling: het is wel gebeurt maar wordt versneld in een minuut jaren vertellen
zo ging het jaren lees in in een paar seconden
Scene: verteltijd als vertelde tijd is even lang (dialogen)
Vertraging: duurt langer in vertelling dan in het verhaal
verteltijd is langer dan vertelde tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is frequentie (onderdeel van temporele structuur)

A

Hoevaak een gebeurtenis voorkomt in het echt en inde de vertelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Uit welke 3 onderdelen bestaat de frequentie

A

Singulatief: gebeurtenis komt 1x voor in verhaal en vertelling (gelijk)
Iteratief: minder maak in de vertelling dan in het verhaal ieder zaterdag gaat iemand hardlopen
Repetitief: vaker in vertelling, 1 gebeurtenis herhaaldelijk beleefd/beschreven (bv. op
basis van belangrijkheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de structural affect theory

A

Opwekken van verschillende emoties door de volgorde van de gebeurtenissen te
manipuleren bijvoorbeeld weg te laten van een moord om

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke emoties kan je beinvloeden met de structural affect theory

A

Suspense= aanhoudende spanning opwekken door de ontknoping te vertragen
Nieuwsgierigheid
Verrassing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe kan je de emoties opwekken bij een verhaal waarbij iemand gif in een beker doet en dood gaat

A

Suspense: gif in beker, drinkt, dood weglaten om spanning op te bouwen of hij wel dood gaat
Verrassing: gif in beker weglaten om zo een verrassing te creëren
Nieuwsgierigheid: Alleen dood laten lezen om zo nieuwsgierigheid op te wekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Uit welke twee onderdelen bestaat de verteller

A

Diegesis = vertelling —> gaat over vertellen van gebeurtenissen (parafraseren)
mimesis = imitatie —> laten zien/uitbeelden van gebeurtenissen (in een serie)
—> combinaties mogelijk (zelf vertellen en gebaren oid.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waaruit bestaat de diegesis

A

Extradiëgetische verteller: buiten verhaal
Intradiëgetische verteller: binnen verhaalwereld/verhaal (karakter binnen het verhaal)
Intra-intradiegetische is mogelijk: de
verteller vertelt over een verhaalwereld waar een verteller ook weer vertelt
over een verhaalwereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kan je makkelijk intradiëgetisch en extradiëgetisch herkennen

A

Ik is vaak intradiëgetisch
Hij of zij is vaak extradiëgetisch