5 Flashcards
(13 cards)
Wat is stap 3 van een narratieve analyse
Tekst: het product dat de lezer onder ogen krijgt
Uit welke 3 onderdelen bestaat tekst
Tijdkenmerken: werkwoordstijden en temporele bijwoorden (gisteren, daarna of eerst)
Perspectief: ik of hij/zij, focalisatie, demonstratie vs. invasie
Citaten: directe vs. (vrije) indirecte rede
Waarom zou je switchen in tijd (tegenwoordige of verleden)
Afstand tot hier-en-nu
Tegenwoordige tijd: betrekken bij het hier- en nu wat voor meer engagement kan zorgen en mogelijk voor transportatie.
Episode wisselingen = sprongen op de tijdslijn
o afwijkingen: inmiddels gaat het goed, switchen van tijd
o kunnen ook cijfers zijn, kan ook zijn dat er fouten worden gemaakt
o denk aan grondstructuur: coda: overstap naar hier en nu
Wat is een verteller en focalisator
Verteller: degene die het verhaal verteld kan intern (ik) zijn of extern (algemene verteller)
Focalisator = waarnemer/perceiver: wie voelt/kijkt/ruikt/hoort en denkt er (pov)
* Gefocaliseerd object = wat wordt er bekeken, gevoeld, geroken, gehoord, gedacht
Wat is interne en externe focalisator
intern = maakt deel uit van verhaalwereld
o krijgt toegang tot mentale belevingswereld van de verteller
* extern = maakt geen deel uit van verhaalwereld (lezer heeft alleen toegang tot wat extern verkrijgbaar is geen gevolened of gedachtes)
* zero = focalisator is alwetend - weet meer dan alle karakters samen
Wat is invasie en wat is demonstratie
Demonstratie= Externe focalisatie
Invasie= Interne focalisatie
Wat is het deiktisch centrum
deiktisch centrum: referentiepunt, van waaruit hij/zij een mentale microwereld
waarneemt
* verhalen nodigen lezer uit deiktisch vertrekpunt van ervarend subject in te nemen
Verteller is ik vriend is hij waar je staat is hier verder is daar
Wat zijn 3 deiktische vertrekpunten
Ervarend subject: Personage dat de gebeurtenissen ervaart Ik, hier, nu, toen (vanuit het personage)
Verteller: Degene die het verhaal vertelt (intern of extern) Hier, daar, nu (kan wisselen van perspectief)
Lezer/kijker: De ontvanger van het verhaal Jij, daar (interpretatie afhankelijk van context)
Welke onderdelen heeft perspectief allemaal
verteller: wie vertelt verhaal
o buiten verhaal: 3e persoon —> extradiëgetisch
o binnen verhaal: 1e persoon —> intradiëgetisch
* focalisator: wie neemt verhaal waar
o toegang tot mentale belevingswereld —> interne focalisatie = invasie
o geen toegang tot mentale belevingswereld —> externe focalisatie =
demonstratie
Welke 3 verschillende citaten zijn er
Indirecte rede (diegesis): de uitspraak wordt in een bijzin opgenomen en aangepast aan de grammatica van de hoofdzin (vaak ze zei dat/ze vroeg of dat of bijzin)
Vrije indirecte rede: Bij vrije indirecte rede is er geen inleidend werkwoord (hij zei dat…), maar ook geen directe aanhalingstekens zelfde woordvolgorde als directe rede, maar zelfde ik-hij/zij- persoon als bij indirecte rede (altijd na een punt)
Directe rede (mimesis): Direct citaat precies zoals het was gezegd altijd tussen aanhalingstekens
Hoe herken je de verschillende citaten
Indirecte rede: altijd in een zin vaak na een komma (bijzin)
Vrije indirecte rede: vaak na een punt
Directe rede: vaak aanhalingstekens
Wat is deiktisch vertrekpunt en ervarend subject
Het ervarend subject is het personage (of verteller) dat de gebeurtenissen in het verhaal bewust ervaart. Dit houdt in dat het personage niet alleen de handelingen ondergaat, maar ook waarnemingen, gedachten en emoties heeft waarmee de lezer de gebeurtenissen beleeft.
Het deiktisch vertrekpunt verwijst naar de denkbeeldige positie in tijd en ruimte van waaruit het ervarend subject het verhaal beleeft
Hoe beinvloed intradiegetisch en extradiegetisch het deiktisch vertrekpunt
Ik perspectief zorgt voor dat het deiktisch vertrekpunt van de lezer en het ervarend subject deels samenvallen hierdoor vindt er sterke indentificatie plaats wat leidt tot invasie (goed inleven in personage)
Hij verteller en externe focalisatie zorgen ervoor dat het deiktisch vertrekpunt van de lezer verder van het punt van het personage afzit en er dus minder identificatie plaats vind ook omdat er dus geen gedachten wordt gedeeld