5 Flashcards

(13 cards)

1
Q

Wat is stap 3 van een narratieve analyse

A

Tekst: het product dat de lezer onder ogen krijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uit welke 3 onderdelen bestaat tekst

A

Tijdkenmerken: werkwoordstijden en temporele bijwoorden (gisteren, daarna of eerst)
Perspectief: ik of hij/zij, focalisatie, demonstratie vs. invasie
Citaten: directe vs. (vrije) indirecte rede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom zou je switchen in tijd (tegenwoordige of verleden)

A

Afstand tot hier-en-nu
Tegenwoordige tijd: betrekken bij het hier- en nu wat voor meer engagement kan zorgen en mogelijk voor transportatie.
Episode wisselingen = sprongen op de tijdslijn
o afwijkingen: inmiddels gaat het goed, switchen van tijd
o kunnen ook cijfers zijn, kan ook zijn dat er fouten worden gemaakt
o denk aan grondstructuur: coda: overstap naar hier en nu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een verteller en focalisator

A

Verteller: degene die het verhaal verteld kan intern (ik) zijn of extern (algemene verteller)
Focalisator = waarnemer/perceiver: wie voelt/kijkt/ruikt/hoort en denkt er (pov)
* Gefocaliseerd object = wat wordt er bekeken, gevoeld, geroken, gehoord, gedacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is interne en externe focalisator

A

intern = maakt deel uit van verhaalwereld
o krijgt toegang tot mentale belevingswereld van de verteller
* extern = maakt geen deel uit van verhaalwereld (lezer heeft alleen toegang tot wat extern verkrijgbaar is geen gevolened of gedachtes)
* zero = focalisator is alwetend - weet meer dan alle karakters samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is invasie en wat is demonstratie

A

Demonstratie= Externe focalisatie
Invasie= Interne focalisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het deiktisch centrum

A

deiktisch centrum: referentiepunt, van waaruit hij/zij een mentale microwereld
waarneemt
* verhalen nodigen lezer uit deiktisch vertrekpunt van ervarend subject in te nemen
Verteller is ik vriend is hij waar je staat is hier verder is daar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn 3 deiktische vertrekpunten

A

Ervarend subject: Personage dat de gebeurtenissen ervaart Ik, hier, nu, toen (vanuit het personage)
Verteller: Degene die het verhaal vertelt (intern of extern) Hier, daar, nu (kan wisselen van perspectief)
Lezer/kijker: De ontvanger van het verhaal Jij, daar (interpretatie afhankelijk van context)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke onderdelen heeft perspectief allemaal

A

verteller: wie vertelt verhaal
o buiten verhaal: 3e persoon —> extradiëgetisch
o binnen verhaal: 1e persoon —> intradiëgetisch
* focalisator: wie neemt verhaal waar
o toegang tot mentale belevingswereld —> interne focalisatie = invasie
o geen toegang tot mentale belevingswereld —> externe focalisatie =
demonstratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke 3 verschillende citaten zijn er

A

Indirecte rede (diegesis): de uitspraak wordt in een bijzin opgenomen en aangepast aan de grammatica van de hoofdzin (vaak ze zei dat/ze vroeg of dat of bijzin)
Vrije indirecte rede: Bij vrije indirecte rede is er geen inleidend werkwoord (hij zei dat…), maar ook geen directe aanhalingstekens zelfde woordvolgorde als directe rede, maar zelfde ik-hij/zij- persoon als bij indirecte rede (altijd na een punt)
Directe rede (mimesis): Direct citaat precies zoals het was gezegd altijd tussen aanhalingstekens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe herken je de verschillende citaten

A

Indirecte rede: altijd in een zin vaak na een komma (bijzin)
Vrije indirecte rede: vaak na een punt
Directe rede: vaak aanhalingstekens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is deiktisch vertrekpunt en ervarend subject

A

Het ervarend subject is het personage (of verteller) dat de gebeurtenissen in het verhaal bewust ervaart. Dit houdt in dat het personage niet alleen de handelingen ondergaat, maar ook waarnemingen, gedachten en emoties heeft waarmee de lezer de gebeurtenissen beleeft.
Het deiktisch vertrekpunt verwijst naar de denkbeeldige positie in tijd en ruimte van waaruit het ervarend subject het verhaal beleeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe beinvloed intradiegetisch en extradiegetisch het deiktisch vertrekpunt

A

Ik perspectief zorgt voor dat het deiktisch vertrekpunt van de lezer en het ervarend subject deels samenvallen hierdoor vindt er sterke indentificatie plaats wat leidt tot invasie (goed inleven in personage)
Hij verteller en externe focalisatie zorgen ervoor dat het deiktisch vertrekpunt van de lezer verder van het punt van het personage afzit en er dus minder identificatie plaats vind ook omdat er dus geen gedachten wordt gedeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly