Pyrosis Flashcards

1
Q

Wat is reflux?

A

Terugvloei van maaginhoud in de slokdarm die pyrosis en regurgitatie veroorzaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is pyrosis?

A

Een opstijgend, brandend retrosternaal gevoel vanuit de maagstreek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is regurgitatie?

A

Passieve terugvloei van maaginhoud naar de mond, ~ bukken, liggen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is rumineren?

A

Terugkeren van voedsel naar mond veroorzaakt door een vrijwillige maar onbedoelde reactie van de buikspieren waardoor de druk in LES wordt overwonnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is ructus?

A

Boer laten, door lucht die in de slokdarm wordt gezogen door de intrathoracale druk te verlagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de epidemiologie van reflux?

A

28% heeft wel eens last, veel meer in Wallonië

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de oorzaken van pathologische reflux (2) en geef de bevorderende factor?

A
  1. Onaangepaste druk in de LES
  2. Ongepaste tLESR.
    Hernia diaphragmatica is een bevorderende factor.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de acid pocket?

A

Door een slechte vermenging van voedsel met maagzuur gaat een plas zuur op het voedsel drijven. Dit verhoogt het risico op reflux.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de symptomen van reflux? (2)

A
  1. Pyrosis
  2. Regurgitatie.
    Minder vaak zien we hoesten, keelpijn, heesheid en astma.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe stelt men de diagnose van reflux? (4)

A
  1. Anamnese
  2. Endoscopie om secundaire beschadiging uit te sluiten (stricturen of barrett oesophagus)
  3. PH metrie
  4. Impedantie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de doelstelling van de behandeling van reflux? (2)

A
  1. Bestrijden van de klachten zonder per se een volledige controle van de zure reflux te bereiken.
  2. Genezing van de oesofagitis om complicaties te voorkomen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Behandeling van reflux (5)

A
  1. Algemene maatregelen (vermageren en lichaamsbeweging, aangepast dieet)
  2. Neutralisatie van het geproduceerde zuur mbv antacida. Vnl bij patiënten die sporadische klachten hebben.
  3. Remming zuurproductie mbv PPI en H2-receptor antagonisten
  4. Combinaties zoals metoclopramide, gaviscon, baclofen
  5. Chirurgie: Nissen, Toupet, Belsey, Hill
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Doel van de H2-receptor antagonisten (ranitidine)? Wat is een nadeel?

A

Door een vermindering van maagzuur- en pepsineproductie én een vermindering van het volume maagzuursecretie (door blokkage van H2 receptoren) symptoomverlichting te bekomen.
Tachyfylaxie is een nadeel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe werken de PPI’s (omeprazole)?

A

Na omzetting tot hun actief product in het zure milieu van de pariëtale cel wordt het H+/K+ ATPase geblokkeerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is metoclopramide?

A

Een dopamine receptor antagonist die door het verhogen van de LES druk, betere slokdarmperistaltiek, versnellen van de zuurclearance in de slokdarm en versnelde maaglediging theoretisch moet werken. Helaas spreekt onderzoek dit tegen en bovendien veel bijwerking (cardio-neuro).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is baclofen?

A

Een GABA-agonist dus een spierverslapper, die de TLESR’s onderdrukt. Heeft neuro bijwerkingen.

17
Q

Wat is gaviscon?

A

Bestaat uit 2 antacida. Het ene neutraliseert het overmatige maagzuur. Het andere vormt een beschermend laagje rond de maaginhoud.

18
Q

Indicaties voor chirurgie (2)

A
  1. Refractaire ziekte (dwz optimale medicamenteuze behandeling heeft onvoldoende effect)
  2. Voorkeur voor operatie boven medicamenteuze behandeling (na ten minste 6 maanden behandeling)
19
Q

Waaruit bestaat het preoperatief onderzoek bij chirurgie? (5)

A
  1. Anamnese
  2. Fysisch onderzoek
  3. Endoscopie (ernst en uitgebreidheid, secundaire complicaties inschatten)
  4. Manometrie (aard van het sfincterdefect aan het licht brengen en duidelijk maken of het gaat om een stoornis in de primaire peristaltiek van de slokdarm)
  5. Continue 24uurs pH-registratie (relatie tussen klachten en zure reflux bevestigen)
20
Q

Doel van de operatie? (2)

A
  1. Herstel van ev anatomisch defect

2. Versteviging en fixatie van de LES onder het diafragma

21
Q

Resultaten van de chirurgie? (2)

A

Soms ernstige en moeilijk te behandelen dysfagie

Hinderlijke bovenbuiksymptomen

22
Q

Wat zijn de verwikkelingen van reflux (3)?

A
  1. Zeldzaam: bloedingen
  2. Fibrotische stricturen
  3. Barrett oesophagus
23
Q

Wat is een fundoplicatie?

A

Door de LES te fixeren onder het diafragma creërt men een anatomische klep. Hierdoor stijgt de basale druk in de LES en leidt tot vermindering van de klachten.

24
Q

Wat is een barrett oesophagus? Hoe wordt het behandeld? Opvolging?

A

Toestand waarbij plaveiselcelepitheel van de slokdarm gaat vervangen worden door metaplastisch epitheel dat bestaat uit cilindrische cellen met een laag mucosale klieren (intestinale metaplasie).
Behandeling met PPI.
Opvolgen adhv endoscopie en biopsie om dysplasie en carcinoom vroegtijdig op te sporen. (aanwezigheid van slijmbekercellen)

25
Q

Naast reflux zijn er nog 3 andere oorzaken van oesofagitis? Welke en bespreek kort?

A
  1. Caustische door inslikken van logen of zuren. Acute pijn, dysfagie, larynxoedeem en sialorrhoe. Endoscopie. Geen maagspoeling.
  2. Schimmel of viraal door C albicans, Herpes simplex of CMV. Risico bij immuungedeprimeerden en mensen met motorische stoornissen. Dysfagie met brandende pijn.
  3. Eosinofiel. Dysfagie voedselimpactie, soms thoracale pijn. Six food dieet, inhalatiecorticoïden, leukotrieenantagonist
26
Q

Wat is het six food dieet?

A
  1. Eieren
  2. Melk
  3. Soya
  4. Vis en schaaldieren
  5. Noten
  6. Graan