Obstipatie Flashcards

1
Q

Wat verstaan we onder obstipatie?

A

Verminderde productie van stoelgang, gestoorde defecatie en evacuatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bespreek de pathofysiologie van obstipatie (3)

A
  1. Afwijkingen in de motoriek van het colon (afwijkingen in extrinsieke of intrinsieke innervatie, afwijkingen van de gladde spiercellen, onbekende oorzaak)
  2. Afwijkingen in de bekkenbodem
  3. Verminderde rectale sensibiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

5 oorzaken van obstipatie

A
  1. Uitsluiten van een organische oorzaak (Ca of strictuur)
  2. Uitsluiten medicamenteuze oorzaak
  3. Uitsluiten metabool-endocriene oorzaak
  4. Uitsluiten neurogene oorzaak
  5. Chronische idiopathische obstipatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn suggestieve symptomen voor een organische oorzaak van obstipatie? (5)

A
  1. Plots begin op oudere leeftijd (>45jaar)
  2. Valse defecatiedrang
  3. Bloed- of slijmbijmenging
  4. Geassocieerde abdominale pijn
  5. Geassocieerde vermagering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Geef 4 voorbeelden van medicamenteuze oorzaken van obstipatie.

A
  1. Ijzerpreparaten
  2. Sedativa
  3. Psychofarmaca
  4. Anticholinergica
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef 4 voorbeelden van metabool-endocriene ziekten die uitgesloten moeten worden in de etiologie van obstipatie.

A
  1. Hypothyreose
  2. Hypercalcemie
  3. Hypokaliëmie
  4. Diabetes mellitus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke neurogene oorzaken bestaan er voor obstipatie (3)?

A
  1. Parkinsonisme
  2. Ruggenmerglaesie
  3. MS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe maakt men het onderscheid tussen een vertraagde transit en een uitdrijvingsprobleem? (3)

A
  1. Bepaling colontransittijd
  2. Anale manometrie (Hirschsprung, anismus, gestoorde sensatie)
  3. Defaecografie (morfologische afwijkingen)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bespreek de pathologische anatomie van de ziekte van Hirschsprung (3)

A
  1. Geen ganglionaire cellen van de plexus van Auerbach, Henle of Meissner
  2. Rectum is altijd aangetast, uitbreiding naar proximaal varieert.
  3. Proximaal van het aganglionaire segment treedt dilatatie op = megacolon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Behandeling van obstipatie (7)

A
  1. Vezelinname
  2. Voldoende vochtinname
  3. Lichaamsbeweging
  4. Osmotische laxativa
  5. Glijmiddelen (gevaar is slikpneumonie bij ouderen)
  6. Contactlaxativa (langdurig gebruik houdt risico in voor elektrolytstoornissen)
  7. Enemata (niet chronisch)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de ziekte van Hirschsprung? Wat is het gevolg? Hoe stelt men de diagnose? Wat is de behandeling?

A

Afwezigheid van ganglionaire cellen in de myenterische zenuwplexus van het rectum.
Dit heeft tot gevolg dat de recto-anale inhibitoire reflex afwezig is.
Diepe rectumbiopsie
Operatie van Duhamel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is anismus?

A

Paradoxale contractie van de externe sfincter en M. Puborectalis tijdens het persen. Wordt behandeld met biofeedback.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Defaecografie laat toe om morfologische afwijkingen in het licht te stellen. Welke 4 zijn de voornaamste?

A
  1. Intussusceptie
  2. Rectumprolaps
  3. Rectocoele
  4. Descending perineum
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly