5_Spatcogn Flashcards
Hoofdstuk 5 - Spatiale cognitie (verwerking)
visuele verwerking: herkennen van object
spatiale cognitie: veel breder
bredere organisatie wereld, positie in ruimte, processen bij zoals visueel handelen, objecten vastgrijpen, onthouden hoe de ruimte eruit ziet bv. kaart lezen
grotere theoretische complexiteit
5.1 INLEIDING: spatiale verwerking
Vroege visuele gebieden zijn retinotopisch (retinotopie niet voldoende vr alle spat functies - is heel gezichtsafhankelijk)
Retinotopie niet voldoende voor aantal belangrijke spatiale functies:
- 3D
- visuomotorisch handelen (vastnemen van een object)
- spatiaal geheugen (er is geen visuele info aanw)
- navigatie
visuele gebeiden (cfr. cortices) zijn dus op zich beperkt om al die spatiale processen te ku uitvoeren
5.2 De dorsale stroom
POSTERIEURE PARIËTALE CORTEX belangrijke rol spatiale verwerking
-> krijgt input vanuit visuele cortex + somatosensorische cortex
dorsale stroom (visuele (occipit) gebieden -> posterieur pariëtale cortex) <3 visuele ruimtelijke verwerking
INTRAPARIËTALE SULCUS = scheiding inferieur pariëtale (lateraal) lob + superieure pariëtale lobule (mediaal)
stuurt info nr intrapariëtale gebieden + daarrond
(interessant bij ondersteunen visuomotorische handelingen, somatosensorische feedback belangr)
object grijpen: belang van positie + situeren
MST: mediaal superieur temporaal gebied, waarnemen van beweging(en)
MT: middeltemporaal gebied, bewegingsverwerkingsgebied
5.2.1 Output vanuit de posterieur pariëtale cortex
ook gunstig gelegen
connecties:
x prefrontale cortex (spatiaal werkgeheugen)
x premotorische cortex (visuomotorische actiecontrole)
(via posterieure cingulate cortex en retrospinale cortex) mediaal temporale lob (hippocampus – geheugen-navigeren in ruimtelijke omgeving)
5.2.2 Kenmerken van cellen in posterieure pariëtale cortex (cfr. gebied 7a) we vergelijken de dorsale stroom met de ventrale stroom op single cell niveau.
(niet alle cellen hebben elk van deze kenmerken)
- niet (of minder) gevoelig voor vorm of kleur => minder geschikt
voor objectherkenning
- geen speciale sensitiviteit voor foveale informatie => details minder
belangrijk, algemene configuratie belangrijker
- grote receptieve velden:
soms hele contralaterale + deel van ipsilaterale visuele veld
=> objecten kunnen over groot deel van ruimte gevolgd worden
- directionele selectiviteit: helpt bij volgen van object in beweging (meer cellen sensitief voor horizontale bewegingen)
- cellen hebben optimale gevoeligheid voor snelheid van beweging
zoals bij wandelen/lopen
=> helpt om object in ruimte te localiseren onafhankelijk van (+ gevoelig vr typische snelheid van organisme)
beweging van waarnemer
- cellen responsief voor locatie tov oog, hoofd, lichaam etc, alsook combinatie (hoofd en ogen ku onafh bewegen => oplossen door neuronen die vr beide coderen)
- cellen coderen selectief voor eindpunt van armbeweging (belangr vr toepassing), die cellen gaan bepalen waar in de ruimte moet uw hand bv naartoe
=> kenmerken van cellen maken ze zeer geschikt voor
spatiale vaardigheden zoals visuomotorische actiecontrole
! niet alle neuronen hebben die kenmerken, hebben allen een specifieke focus => geschikt vr spatiale vaardigheden en controle !
5.2.3 Plastische veranderingen van receptieve velden i.f.v. gebruik van gereedschap
kunnen ook veranderen doordat bv object ook nr zich toe trekt
zo ku receptieve velden (met hand als referentiepunt) gn uitbreiden
wel enkel als hark ook effectief gebruikt moest worden
receptieve velden passen aan aan relevante gedragsmatige context van het organisme
toont hoe plastisch onze hersenen zijn
5.3 Het coderen van 3 ruimtelijke dimensies
“nu meer naar specifieke functies kijken”
eerste belangrijk iets daarin is coderen van 3 ruimtelijke dimensies
5.3.1 Boven/onder (verticaal)
Boven/onder
gemakkelijkst, wegens absolute referentiepunt (aarde)
5.3.2 Links/rechts (horizontaal)
Links/rechts
veel moeilijker, wegens relatief
in ventrale stroom doet er niet toe of nr links of rechts kijkt
verschil tuss d en b wordt pas weggewerkt als dorsale stroom meer is ingewerkt
Ontwikkeling:
- spiegelschrift
- onderscheid letters ‘d’ en ‘b’ en ‘p’ en ‘q’ bij lezen en schrijven
kan herschade oplopen aan horizontale dimensie
ku links-rechts onderscheid niet meer maken
5.3.3 Diepte
retinale/binoculaire dispariteit
cellen in dorsale stroom met gevoeligheid voor dispariteit
3de dimensie, diepte, moet afgeleid worden uit beeld (2D)
één van die manieren = retinale/binoculaire dispariteit:
1. ogen convergeren als dichtbij => info gebr om verte in te schatten
2. projecties verschillen van elkaar, verschillen ku gebruikt worden om diepte te reconstrueren
er zijn dus cellen in onze dorsale stroom met een gevoeligheid voor dispariteit
5.3.3.1 Random-dot stereogrammen
visuele illusie
opnieuw dispariteit wordt gebruikt vr diepte
5.3.3.2 Bewegingsparallax
dichterbij sneller vs. achtergrond
dieptecues gebruiken om diepte te reconstrueren
ER IS NIET EEN SPEC GEBIED DAT INSTAAT VOOR DIEPTEVERWERKING
hersenschade kan diepte perceptie bemoeilijken, maar niet selectief!!!
5.4 Spatiale referentiekaders
5.4.1 Egocentrische referentiekaders
aantal verschillende bv lich, hoofd, ogen…
ku allemaal onafh van elkaar bewegen
referentiekader wordt stuk apart gecodeerd in hersenen
object kan dus gecodeerd worden tov elk afzonderlijk lichaamsdeel
als we kijken nr letselstudies ku we selectief de referentiekaders verstoren!
5.4.2 Allocentrische referentiekaders
Objecten tov mekaar, los van individu
andere hersendelen/neuronen
in hersenen dus versch referentiekaders gebruikt om voorwerpen in ruimte te gn bestuderen
Er bestaan dubbele dissociaties tussen verschillende ruimte representaties
- persoonlijke ruimte, lichaam zelf
- peripersoonlijke ruimte, binnen reikwijdte vh lichaam
- extrapersoonlijke ruimte, buiten reikwijdte
PET: near (peri-) vs far (extrapersonal)space
spatiale representaties: enorm complex georganiseerd in hersenen
near > far
far > near
zie tekening
versch gebieden in hersenen actief afhankelijk van ruimtelijke gebieden
versch delen bezig met versch referentiekaders zodat in grote mate dissocieerbaar zijn
spatiale representaties enorm complex georganiseerd: veel versch referentiekaders