6.1: Auto-immuniteit en immunologische tolerantie Flashcards

(30 cards)

1
Q

Immunologische tollerantie

A

Het gecontroleerd niet reageren van de lymfocyten op (auto-)antigenen, waartegen potentieel een reactie kan plaatsvinden.

Het is antigeen-specifiek en gaan om het verworven immuunsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

2 mechanismen voor tolerantie-inductie

A
  • Centrale tolerantie-inductie
  • Perifere tolerantie-inductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Centrale tolerantie-inductie

A

Klonale deletie: verwijderen van potentieel auto-reactieve T- en B-cellen in de primaire lymfoïde organen op moment van ontwikkeling en uitrijping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Perifere tolerantie-inductie

A

Suppressie, anergie: remmen van auto-reactieve T- en B-cellen die toch in de perifere komen -> door actieve suppressie en klonale anergie in secundaire lymfoïde organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Positieve selectie thymocyten

A

T-cellen worden positief geselecteerd op de T-celreceptor die een zwakke interactie aangaat met het lichaamseigen HLA-molecuul

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Negatieve selectie

A

Aan de positief geselecteerde T-cellen worden lichaamseigen antigenen op lichaamseigen HLA gepresenteerd door dendritische cellen. Op het moment dat er een interactie is gaan de T-cellen in apoptose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

2 signalen die T-cellen stimuleren

A
  • HLA-molecuul met gebonden antigeen bindt aan T-celreceptor
  • CD80/CD86 van de APC bindt aan CD28 op de T-cel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gevolg ontbreken CD80/CD86 - CD28 signaal

A

De cel gaat in anergie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verdere mogelijkheid voor autoreactieve T-cellen naast anergie

A

Klonale deviatie: ontwikkelen tot Treg-cellen, deze zorgen voor actieve suppressie van autoreactieve B- of T-cellen in de periferie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Regulatoire T-cellen

A

Onderscheidt zich van andere T-cellen door transcriptiefactor FOXP3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

4 mechanismen van remmen autoreactieve B- en T-cellen door Treg

A
  • Wegvangen van groeifactor IL-2 door hoogaffiene receptor CD25
  • Wegvangen vna CD80/CD86 co-stimulatie door CTLA-4
  • Productie suppressieve cytokinen (IL-10 en TGF-B)
  • Productie van cytotoxische granzyme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

7 mechanismen voor doorbreken toleratie

A
  • Antigeen- en T-cel onafhankelijke activatie van B-lymfocyten door bijv EBV
  • Antigeen-onafhankelijke activatie van T-cellen door bijv Staphylococcus aureus -> superantigenen
  • Moleculaire mimicry: kruisreactie tussen het antigeen van een micro-organisme en een gelijkend autoantigeen
  • Bystander activatie: co-activatie van autoreactieve lymfocyten tijdens infectie
  • Vrijkomen van afschermende auto-antigenen: immune privileged sites doorbroken
  • Immuunstimulerende posttransplationele modificatie of haptenisatie
  • Verlies/afwezigheid van T-cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Polyklonale activatie

A

Kan plaatsvinden door EBV, want wanneer EBV bindt aan een B-cel gaat deze expanderen en als dit een autoreactieve B-cel is kan er een auto-immuunziekte komen door productie auto-antistoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Activatie van superantigenen

A

Superantigenen gaan op de buitenkant van de T-celreceptor en het MHC-molecuul zitten. Er ontstaat antigeen-onafhankelijke T-cel triggering door MHC -> T-cel activatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Molecular mimicry

A

Kruisreactie tussen antigeen van micro-organisme wat lijkt op lichaamseigen antigeen. Autoreactieve B-cellen zullen hierdoor geactiveerd raken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bystander activatie

A

Treg wordt geactiveerd door APC en cytokinen uitgescheiden om B- en T-cellen te activeren. Autoreactieve T-cellen worden ook geactiveerd

17
Q

Vrijkomen van afschermende auto-antigenen

A

Als immune privileged sites beschadigd raken, komen er afgeschermde autoantigenen vrij, waartegen mogelijk auto-reactieve cellen aanwezig zijn

18
Q

Productie van neo-antigenen

A

Door haptenisatie (binden van chemische stoffen, waaronder geneesmiddelen, aan eigen antigene) of door posttransplationele modificatie
-> antigenen worden veranderd en worden dus als lichaamsvreemd herkend ipv lichaamseigen

19
Q

Verlies/afwezigheid van T-cellen

A

Door gebruik van immunosuppressiva of cytostatica: Treg komen minder snel terug dan autoreactieve T-cellen

20
Q

Guillain-Barré syndroom

A

Acute postinfectieuze auto-immuun polyneuropathie. Snelle progressieve uitval, waardoor er verlamming optreedt. Afweerreactie met antistoffen tegen zenuwcellen

Campylobacter jejuni lijkt veel op zenuwstelsel (kruisreactie): antistoffen hiertegen herkennen ganglioside GM-1

21
Q

Sympatische ophthalmopathie

A

Wanneer het oog beschadigd raakt komen antigenen vrij in de circulatie. Worden gepresenteerd aan het immuunsysteem. Immuunrespons tegen gesequenstreerde antigenen

22
Q

IPEX-syndroom

A

Immuundisregulatie, polyendocrinopathie, enteropathie en X-gebonden. Mutatie in het FOXP3 gen: geen Treg ontwikkeling. Orgaanspecifieke en systemische auto-immuunziekte

23
Q

Modulerende factoren ontwikkeling auto-immuniteit

A
  • Geslachtshormoon (progesteron + oestrogenen stimuleren Th-1)
  • Genetische componenten
  • Omgeving
24
Q

Gen en gevolg van mutatie in immuunregulatoire genen voor het ontstaan van auto-immuunziekten

A

AIRE: verminderde klonale deletie (betrokken bij presentatie bij negatieve selectie)
FOXP3: Geen Treg ontwikkeling
CTLA4: verlaagde Treg suppressie
C1q: gestoorde onruiming apoptotische cellen

25
Omgevingsfactoren die rol spelen als oorzaak auto-immuunziekten
- Infecties - Geneesmiddelen - Voedsel - Zonlicht - Stress - Trauma
26
Auto-immuniteit
Normale immunologische reactie op lichaamseigen structuren. Om homeostase te handhaven
27
Auto-immuunziekte
Abnormale immunologische reactie op lichaamseigen structuren. Weefselbeschadiging, ziekte en verstoring fysiologiie
28
Type II overgevoeligheidsreactie
Als een auto-antistof een bloedcel herkent, kan deze complement of fagocytose activeren. Dit kan leiden tot auto-hemolytische anemie
29
Type III overgevoeligheidsreactie
Immuuncomplexen kunnen auto-immuunziekte veroorzaken. Bij SLE binden auto-antistoffen aan vrijgekomen dubbelstrengs DNA. Als immuuncomplexen neerslaan in de glomerulaire basaalmembraan van de nieren, kan dit glomerulonefritis veroorzaken
30
Type IV overgevoeligheidsreactie
Dit is niet gemedieerd door antistoffen, maar door T-cellen. Dit mechanisme is vertraagd. Cytotoxische T-cellen kunnen direct verantwoordelijk zijn voor weefselschade bij auto-immuunziekten