Actes de Paroles XVII (67-68) Flashcards

(235 cards)

1
Q

een ensemble

A

un ensemble

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een armband

A

un bracelet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ernstig

A

sérieux / sérieuse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een rond / vierkant / ovaal / langgerekt gezicht

A

un / le visage rond / carré / ovale / allongé.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

opvliegend

A

colérique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

asociaal

A

asocial(e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een zonnebril

A

des lunettes de soleil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ze is redelijk oud.

A

Elle est assez âgée.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Men kan het gebruiken om…

A

On peut s’en servir pour…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een halsdoek

A

un foulard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

geduldig

A

patient(e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

energiek

A

énergique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

pistache

A

pistache

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Het is een wollen trui.

A

C’est un pull en laine.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

handschoenen

A

des gants (m.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

pessimistisch

A

pessimiste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

gereserveerd

A

réservé(e)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

een muts

A

un bonnet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

een blauwe / zwarte / afgewassen jeans

A

un jean bleu / noir / délavé

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Het is cirkelvormig.

A

C’est circulaire.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Het is van koper.

A

C’est en cuivre.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Het is van leer.

A

C’est en cuir.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

een stof met bolletjes

A

un tissu à pois

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

een hoed

A

un chapeau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
moedig
courageux / courageuse
26
hard
dur(e)
27
turquoise
turquoise
28
volgzaam
docile
29
Het is van papier.
C'est en papier.
30
sentimenteel
sentimental(e)
31
blond / zwart / grijs / ros / kastanjebruin haar
les cheveux blonds / noirs / gris / roux / châtains
32
ongemanier, lomp
grossier / grossière
33
een oorring / oorringen
une / des boucle(s) d'oreille
34
spontaan
spontané(e)
35
Het is wit / zwart / grijs.
C'est blanc / noir / gris.
36
naïef
naïf / naïve
37
violet
violet(te)
38
impulsief
impulsif / impulsive
39
een kamerjas
un peignoir / une robe de chambre
40
gesloten
renfermé
41
ijverig
travailleur / travailleuse
42
dunne / dikke lippen
des / les lèvres fines / épaisses
43
verzoenend
conciliant(e)
44
donkerblauw
bleu foncé
45
laarzen
des bottes
46
aangenaam
agréable
47
nonchalant
nonchalant(e)
48
een kleine / grote mond
une petite / grande bouche
49
blauwe / grijze / zwarte groene / bruine ogen
des / les yeux bleus / gris / noirs / verts / marron
50
een helm
un casque
51
wit
blanc / blanche
52
Het is van karton.
C'est en carton.
53
trots
fier / fière
54
een onderhemd
un maillot (de corps)
55
een effen stof
un tissu uni
56
Het is rechthoekig.
C'est rectangulaire.
57
egocentrisch
égocentrique
58
een das
une cravate
59
Het is een zijden halsdoek.
C'est un foulard en soie.
60
kleine / grote ronde ogen
de petits / grands yeux ronds.
61
Het is iets om...
C'est quelque choe pour...
62
een badpak
un maillot de bain
63
laarsjes
des bottines
64
een jurk
une robe
65
Hij heeft een snor.
Il a une moustache.
66
een goed karakter
bon caractère
67
een avondjurk
une robe du soir
68
een bril
des lunettes
69
zwak
faible
70
zwart
noir(e)
71
grappig
drôle
72
Het is van ijzer.
C'est en fer.
73
een short
un short
74
Hij is kaal.
Il est chauve.
75
Dat is van fluweel.
C'est en velours.
76
Een gestreepte stof
un tissu à rayures
77
discreet
discret / discrète
78
Het is van glas.
C'est en verre.
79
een horloge
une montre
80
een polo(shirt)
un polo
81
hautain
hautain(e)
82
Het is blauw / rood / groen / geel.
C'est bleu / rouge / vert / jaune.
83
hartelijk
cordial(e)
84
hoogmoedig
orgueilleux / orgueilleuse
85
sympathiek
sympathique
86
verbeelding
de l'imagination
87
extravert
extraverti(e)
88
een slipje
un slip
89
wantrouwig
méfiant(e)
90
Ze is waarschijnlijk vijftien jaar.
Elle doit avoir quinze ans.
91
vrolijk, blij
joyeux / joyeuse
92
roze
rose
93
lichtgroen
vert clair
94
verlegen
timide
95
Hij / zij is groot.
Il / Elle est grand(e)..
96
spiritueel
spirituel / spirituelle
97
Het is een soort van...
C'est une sorte / une espèce de...
98
brutaal
brutal(e)
99
een jas / jak
un blouson / une veste
100
Hij / Zij is dik.
Il / Elle est fort(e) / rond(e) / gros(se).
101
Hij heeft een baard.
Il est barbu. / Il a une barbe;
102
Het is zo hoog.
C'est haut comme ça.
103
sociaal
sociable
104
Het zijn rubberen laarzen.
Ce sont des bottes en caoutchouc.
105
introvert
introverti(e)
106
onafhankelijk
indépendant(e)
107
Het is rond.
C'est rond.
108
oprecht
sincère
109
een riem
une ceinture
110
Het wordt gebruikt om...
On s'en sert pour...
111
een onderbroek voor mannen
un caleçon
112
Het is van goud.
C'est en or.
113
Het is van zilver.
C'est en argent.
114
Het is cilindrisch.
C'est cylindrique.
115
een bloes
un chemisier
116
koppig
obstiné(e) / têtu(e)
117
Het is dik / klein / groot / breed / kort.
C'est gros / petit / grand / large / court.
118
verstrooid
distrait(e) / dissipé(e)
119
een hemd
une chemise
120
snobistisch
snob
121
nieuwsgierig
curieux / curieuse
122
Het is een beetje als...
C'est un peu comme...
123
pretentieus
prétentieux / prétentieuse
124
Het is van lood.
C'est en plomb.
125
Men drinkt het. / Je kunt het drinken.
ça se boit.
126
egoïstisch
égoïste
127
een lange broek
un pantalon
128
Het ziet eruit als... / Het lijkt op....
Cela ressemble à...
129
opgewekt
gai(e)
130
een trouwring
une alliance
131
ongeduldig
impatient(e)
132
een kleine / grote / lange neus
un petit / grand / long nez
133
Hij heeft een tattoo op zijn linkerarm.
Il a un tatouage sur le bras gauche.
134
Zij ziet er sympathiek uit.
Elle a l'air sympa.
135
Die brug heeft een hoogte /breedte / lengte van twintig meter.
Ce pont a une hauteur / largeur / longueur d vingt mètres. Ce pont a vingt mètres de hauteur / largeur / longueur.
136
sokken
chaussettes
137
een pull / trui
un pull
138
een pet
une casquette
139
grijs
gris(e)
140
een joggingpak
un jogging / survêt(ement)
141
stom
idiot(e)
142
Hij / Zij is slank.
Il / Elle est mince.
143
Dat voorwerp is dertig centimeter lang / breed / hoog.
Cet objet a trente centimètres de long / de large / de haut.
144
Het is driehoekig.
C'est triangulaire.
145
Hij / Zij is klein.
Il / Elle est petit(e)
146
een bikini
un bikini
147
een halsketting
un collier
148
een pyjama
un pyjama
149
Het is van staal.
C'est en acier.
150
optimistisch
optimiste
151
rood
rouge
152
een geruite stof
un tissu à carreaux
153
groen
vert(e)
154
lichtgelovig
crédule
155
ijdel
vaniteux / vaniteuse
156
vrijgevig
généreux / généreuse
157
een T-shirt
un T-shirt
158
origineel
original(e)
159
een anorak / een parka
un anorak / une parka
160
indiscreet
indiscret / indscrète
161
een nachtjapon
une robe de nuit
162
een sweater
un sweat
163
ambitieus
ambitieux / ambitieuse
164
Hij ziet er gemeen uit.
Il l'air méchant.
165
agressief
agressif / agressive
166
zacht
doux / douce
167
onaangenaam
déagréable
168
een mantelpak
un tailleur
169
Hij ziet er jong / oud uit.
Il a l'air jeune / vieux.
170
arrogant
arrogant(e)
171
gezond verstand
du bon sens
172
een sjaal
une écharpe
173
kanstanjebruin
marron
174
beige
beige
175
een beha
un soutien-gorge
176
rustig
tranquille
177
hemelsblauw
bleu ciel
178
een goed hart
du coeur
179
onverschillig
indifférent(e)
180
Het is van hout.
C'est en bois.
181
schoenen
des chaussures
182
Het is van metaal.
C'est en métal.
183
Het is van zink.
C'est en zinc.
184
steil / gekroesd / krullend haar
les cheveux raides / frisés / bouclés
185
een (verlovings)ring
une bague (de fiançailles)
186
sportschoenen
des tennis (m.) / des baskets (f.)
187
marineblauw
bleu marine
188
Het is scherp / puntig.
C'est tranchant / pointu.
189
kalm
calme
190
Het is ovaal.
C'est ovale.
191
moeilijk
difficile
192
Het is een ding om...
C'est un truc / un machin...
193
Het is om...
C'est pour...
194
Zij heeft een piercing in haar neus / aan haar onderlip.
Elle a un piercing au nez / à la lèvre inférieure.
195
Het is zo lang / kort.
C'est long / court comme ça.
196
een kousenbroek
des bas / des collants
197
een boxershort
un boxer
198
antipathiek
antipathique
199
Het is een leren handtas.
C'est un sac en cuir.
200
jaloers
jaloux / jalouse
201
Hij / Zij is mager.
Il / Elle est maigre.
202
sandalen
sandales / des nu-pieds
203
gevoelig
sensible
204
een regenjas
un imperméable
205
gierig
avare
206
Het is van brons.
C'est en bronze.
207
Het is vierkant.
C'est carré.
208
een rok
une jupe
209
eerlijk
honnête
210
vriendelijk
aimable / gentil(e)
211
een mantel, een jas
un manteau
212
lang / kort haar
les cheveux longs / courts
213
Het is van plastic.
C'est en plastique.
214
dom
bête
215
grappig
amusant(e)
216
Dat dient om...
ça sert à ...
217
sportief
sportif / sportive
218
Men eet het. / Je kunt het eten.
ça se mange.
219
lui
paresseux / paresseuse / fainéant(e)
220
Hij is twintig jaar.
Il a vingt ans.
221
Het is van aluminium.
C'est en aluminium.
222
een stof met bloemen
un tissu à fleurs
223
oranje
orange
224
een pak
un costume
225
een bruidsjurk
une robe de mariée
226
een hoog / laag voorhoofd
un / le front haut / bas
227
blauw
bleu(e)
228
een slecht karakter
mauvais caractère
229
een bedrukte stof
un tissu imprimé
230
Het is van tin.
C'est en étain.
231
zin voor humor
de l'humour
232
Het is een katoenen stof.
C'est un tissu en coton.
233
Ze is ongeveer dertig jaar.
Elle a une trentaine d'années.
234
schijnheilig
hypocrite
235
oprecht, open
franc / franche