Défi 3 Flashcards
1
Q
stedelijk
A
urbain, urbaine
2
Q
Wie de wind zaait, zal de storm oogsten.
A
Qui sème le vent, récolte la tempête.
3
Q
medelijden hebben met
A
avoir pitié de
4
Q
het uithoudingsvermogen
A
l’endurance (f.)
5
Q
de liefdadigheid
A
la charité
6
Q
een ondersteuning
A
un soutien
7
Q
doenbaar, betaalbaar
A
abordable
8
Q
de sponsoring
A
le parrainage
9
Q
de armoede
A
la pauvreté
10
Q
een levensstijl, leefgewoonte
A
un mode de vie
11
Q
solidair
A
solidaire
12
Q
omwille van, vanwege
A
en raison de
13
Q
bijdragen aan
A
contribuer à
14
Q
ervaren (adj.)
A
expérimenté
15
Q
de inclusie, opname in een groep
A
l’inclusion (f.)
16
Q
wat betreft het zicht, visueel
A
visuel, visuelle
17
Q
een voedingsadvies
A
un conseil alimentaire
18
Q
kansarm, kwetsbaar
A
défavorisé, défavorisée
19
Q
(be)sparen
A
économiser
épargner
20
Q
ADHD
A
TDAH (trouble déficit de l’attention avec hyperactivité)
21
Q
een norm
A
une norme
22
Q
ondersteunen, bijdragen
A
favoriser
23
Q
uitgesloten
A
exclu, exclue
24
Q
een bijdrage leveren
A
apporter une contribution
25
verbeteren
améliorer
26
de marginalisering, het aan de rand van de maatschappij zetten
la marginalisation
27
anderstaligen
allophones
28
de samenwerking
l'entraide (f.)
29
klimmen
grimper / monter
30
een bijdrage
une contribution
31
aangenaam, gezellig
convivial, agréable
32
binnenvallen
envahir
33
humanitair, menslievend
humanitaire
34
aan de behoeftes voldoen
répondre aux besoins de quelqu'un
35
een onderwijzer
un prof
un enseignant
36
overtuigen
convaincre
37
een uitdaging
un défi
38
de slavernij
l'esclavage (m)
39
een tegenstander
un adversaire, une adversaire
40
deel uitmaken van
faire partie de
41
een handboek
un manuel
42
een fondsenwerving, een geldinzameling
une collecte de fonds
43
een ziel, een geest
une âme
44
huishoudelijke taken
les tâches ménagères
45
stabiel houden
garder stable
46
aanraken, treffen
toucher
47
doof
sourd, sourde
48
een slaaf
un esclave
49
genieten van
profiter de / bénéficier de
50
een vechter
un guerrier
51
bereiken
atteindre
52
een weldaad, voordeel
un bienfait
53
uit zijn comfortzone komen
sortir de sa zone de confort
54
een leerling
un apprenant, une apprenante
55
de opsporing
le dépistage
56
kalmeren
tranquilliser
57
een gedragsstoornis
un trouble du comportement
58
bevestigen
confirmer
59
handen wassen
se laver les mains
60
horend
entendant, entendante
61
een kracht
une force
62
de vindingrijkheid
l'ingéniosité
63
een medewerker, een bijdrager, een medewerkster, een bijdraagster
un contributeur, une contributrice
64
inclusief, waartoe iedereen behoort
inclusif, inclusive
65
versterken
renforcer
66
een bospad
un sentier forestier
67
zich aanpassen
s'adapter
68
buiten de norm, het buiten de norm zijn
le hors-norme
69
de armen, de behoeftigen
les défavorisés, les démunis
70
mindervalide
handicapé, handicapée
71
straffen
pénaliser / punir
72
een wet
une loi
73
een immuunsysteem
un système immunitaire
74
een verkwister
un dépensier, une dépensière
75
overwinnen
vaincre
76
oplossen
résoudre
77
de stress
le stress
78
obstakels overwinnen
vaincre des obstacles
franchir des obstacles
79
allen aanbelangen
être l'affaire de tous
80
een motivatie
une motivation
81
een handicap
un handicap
82
gemotiveerd
motivé, motivée
83
zich welkom voelen
se sentir le, la, les bienvenu(e)(s)
84
de teleurstelling
la déception
85
Wat is 'une course d'obstacles'?
une discipline dans laquelle on fait une course en franchissant des obstacles
86
ademen
respirer
87
blind
aveugle
88
slagen in
arriver à
89
gewapend
armé
90
Quels sont les trois objectifs de la Fondation contre le Cancer?
- accélérer les progrès de la recherche scientifique sur le cancer
- accélérer la prévention et le dépistage du cancer
- soutenir les personnes confrontées au cancer
91
een ongemak, schaamte
une gêne
92
een (sociaal) engagement
un engagement (social)
93
een drempel overschrijden
franchir / dépasser un seuil
94
bereiken
atteindre
95
dik worden
grossir
prendre du poids
96
zich een doel stellen
se fixer un objectif
97
de grens overschrijden
franchir la frontière
98
een burpee, een krachtoefening
un burpee
99
het onderricht
l'enseignement (m.)
100
grenzen verleggen
repousser ses limites
101
een internationaal bouwproject
un chantier international
102
financiële middelen
des ressources financières (f.)
103
valide, gezond
valide
104
de liefdadigheid
la charité
105
een traject
un parcours
106
de integratie
l'intégration (f.)
107
een straf
une penalité / une punition
108
zijn arm breken
se casser le bras
109
ras-
racial, raciale
110
zich aan zijn voornemens houden
tenir ses résolutions
111
opgeven, loslaten
lâcher
112
prikkeldraad
du barbelé
113
een gevoel van voldoening, een vervulling
un sentiment d'accomplissement
114
zijn angsten onder ogen zien
faire face à ses peurs
115
een obstakel, een hindernis
un obstacle
116
goede voornemens
des bonnes résolutions
117
het verschil maken
apporter sa pierre à l'édifice
118
heersen
er heerst
régner
il règne
119
een depressie, inzinking
une dépression
120
een beginner
un débutant
121
het risico
le risque
122
waarschijnlijk
sans doute
123
het lopen (de running)
la course à pied
124
een doel stellen
fixer un objectif
125
adembenemend
époustouflant
126
betrekken
concerner
127
doorgewinterd
aguerri
128
een bijdrage storten
verser une contribution
129
spier-
musculaire
130
getroffen door, betrokken bij
être concerné(e) par
131
wat ook
quel que soit, quelle que soit...
132
uitstellen
procrastiner / repousser
133
een pijler
un pilier
134
bekijken, overwegen
envisager
135
een sessie
une séance
136
een uitdaging aangaan
relever un défi
137
de bloedsomloop
la circulation sanguine
138
ontheemd
déplacé, déplacée
139
gehandicapt
moins valide
handicapé
paralysé
140
een hindernissenloop
une course d'obstacles
141
zichzelf overtreffen
se dépasser
se surpasser
142
verspillen
brasser
gaspiller
143
ongetwijfeld
sans aucun doute
sans conteste
144
een vechter
un guerrier, une guerrière
145
een boete, straf, sanctie
une pénalité
146
zich laten ontdopen
se faire débaptiser
147
de uitsluiting
l'exclusion (f.)
148
genieten van, aanspraak maken op
bénéficier
149
een (hart)aanval
une attaque (cardiaque)
150
uitsluiten, buitensluiten
exclure
151
begunstigen
favoriser
152
de diversiteit
la diversité
153
een reden, doel
une cause
154
in zijn slaap praten
parler dans son sommeil
155
ten voordele van
au profit de
156
de discriminatie
la discrimination
157
ten gunste van
en faveur de / au profit de / au bénéfice de
158
een ijzeren wil
un mental d'acier
159
een leerbehoefte
un besoin d'apprentissage
160
een preventie, maatregelen ter bescherming
une prévention
161
een oproep doen om te handelen
lancer un appel à l'action
162
gul
généreux
163
het uithoudingsvermogen
l'endurance (f.)
164
geld inzamelen
récolter de l'argent
165
nasaal
nasal, nasale
166
een palliatieve zorg
un soin palliatif
167
de fysieke conditie
la condition physique
168
vereist
requis
169
een spierversterkende oefening
un exercice de renforcement musculaire
170
slechtziend
malvoyant, malvoyante
171
de vastberadenheid
la détermination
172
een doel
un objectif
173
een goed doel
une bonne cause
174
de uitsluiting, het buitensluiten
la mise à l'écart
175
een recht
un droit
176
efficiënt, doeltreffend
efficace
177
de wederzijdse hulp
l'entraide (f.)
178
een rijbewijs
un permis
179
geld inzamelen
collecter de l'argent
180
obstakels overwinnen
franchir des obstacles
181
zich laten sponsoren
se faire parrainer / sponsoriser
182
een training
un entraînement
183
de vermoeidheid
la fatigue
184
de woede
la rage
185
de opwinding
l'excitation (f.)
186
een stam
une tribu
187
autisme (ASS)
TSA (trouble du spectre de l'autisme)
188
zijn haar kammen
se peigner les cheveux
189
aanpakken, aankaarten
aborder
190
dagelijks
quotidien, quotidienne
191
een deelname
une participation
192
een vrijgevigheid
une générosité
193
met behulp van
à l'aide de
194
de vastberadenheid
la détermination
195
een verpleeghuis
une maison de retraite
196
oogsten, verzamelen
récolter
197
een uitdaging
un défi
198
de vreugde
la joie
199
zijn grenzen verleggen
repousser ses limites
200
de segregatie, afscheiding van een groep
la ségrégation
201
landbouw-, agrarisch
agricole
202
calorieën verbranden
brûler des calories
203
onderwijzen
enseigner
204
ten gevolge van
suit à
205
een deelnemer, een deelneemster
un participant, une participante
206
of... of...
soit... soit...
207
ongeacht
quel que soit
208
een werkmiddel
un outil
209
een visuele beperking
une déficience visuelle
210
een obstakel overwinnen
surmonter un obstacle
211
doorzetten, volhouden
persévérer
212
zijn steentje bijdragen
apporter sa pierre à l'édifice
213
de solidariteit
la soldarité
214
een boomstam
un rondin de bois
215
een remedie, een oplossing
un remède
