Andere 0-3 Flashcards
Andere woordjes les 0 1 2 3 (127 cards)
1
Q
(heel) goed
A
(molto) bene
2
Q
jeetje
A
accidente
3
Q
tot ziens
A
arrivederci
4
Q
heel mooi
A
bellissimo
5
Q
goed
A
bene
6
Q
welkom (in)
A
benvenuto / a (a)
7
Q
goed
A
bravo
8
Q
goede avond
A
buonasera
9
Q
goede morgen / goede dag
A
buongiorno
10
Q
hoi, hallo, tot ziens
A
ciao
11
Q
hoe
A
come
12
Q
van… tot…
A
da… a…
13
Q
de (mv)
A
gli
14
Q
dank u
A
grazie
15
Q
nee
A
no
16
Q
elke
A
ogni
17
Q
alstublieft (vraag)
A
per favore
18
Q
alstublieft
A
prego
19
Q
deze
A
questo / a
20
Q
sorry (form)
A
scusi
21
Q
sorry (inf)
A
scusa
22
Q
ja
A
sì
23
Q
nu
A
adesso
24
Q
dus
A
allora
25
ook
anche
26
slaap wel
buonanotte
27
zeker / natuurlijk
certo
28
wat, welk
che
29
wat
che cosa
30
met
con
31
wat
cosa
32
vanwaar
di dove
33
waar
dove
34
en
e(d) (+d voor "e")
35
op de trein
in treno
36
ik
io
37
zij (enk)
lei
38
u
Lei
39
zij (mv)
loro
40
hij
lui
41
mijn
mio / a
42
heel
molto
43
niet (ontkenning)
non
44
of
o
45
nu
ora
46
om te / voor
per
47
welke
quale / i
48
hallo
salve (form & inf)
49
vaak
spesso
50
veel
tanto
51
jij
tu
52
allemaal / iedereen / alle
tutti (m mv)
53
allebei
tutti e due
54
op restaurant
al ristorante (= a + il)
55
zo
così
56
van wie?
di chi?
57
talentvol
di talento
58
gedeeld door
diviso
59
daarna
dopo
60
is gelijk aan
fa
61
maar
ma
62
min
meno
63
minder (dan) / jonger (dan)
meno (di)
64
in de
nel / nella (= in + il/la)
65
wij
noi
66
vandaag
oggi
67
maal / vermenigvuldigd met
per
68
waarom
perché
69
maar
però
70
meer
più
71
plus
più
72
welk is / wat is?
qual è (geen apostrophe)
73
hoeveel
quanto
74
dus
quindi
75
volgens mij
secondo me
76
alleen / enkel
solo
77
jouw
tuo / a
78
een beetje
un po' (di)
79
jullie
voi
80
ik zou willen
vorrei
81
op basis van
a base di
82
als avondeten
a cena
83
als ontbijt
a colazione
84
tot later
a dopo
85
‘s middags
a mezzogiorno
86
als middageten
a pranzo
87
met champignons
ai funghi
88
op cafe, in de bar
al bar
89
saignant
al sangue
90
met pudding gevuld
alla crema
91
van de gril, gegrild
alla griglia
92
op de wijze van de visser
alla pescatora
93
ik ook
anch'io
94
bien cuit
ben cotta
95
hoezo? Hoe komt het?
come mai?
96
graag
con piacere
97
zo zo
così così
98
te drinken
da bere
99
dus
dunque
100
in de week
durante la settimana
101
hier is / zijn
ecco
102
vaak
frequente
103
Jesus
Gesù
104
(in) het weekend
il fine settimana
105
in bouillon
in brodo
106
kortom
insomma
107
intussen
intanto
108
daarentegen
invece
109
‘s ochtends
la mattina
110
‘s avonds
la sera
111
ooit
mai
112
Maria en Jozef
Maria e Giuseppe
113
a point
media (cottura)
114
ook niet
neanche
115
ik ook niet
neanch'io
116
brood met boter
pane e burro
117
brood zonder boter
pane senza burro
118
op het ogenblik
per adesso
119
dan / daarna
poi
120
voor
prima di
121
iets
qualcosa
122
iets anders
qualcos'altro
123
wanneer
quando
124
dadelijk
subito
125
teveel
troppo
126
alles
tutto
127
dat allemaal
tutto questo
