Werk. 4-6 Flashcards
(128 cards)
adorare (-are)
houden van
andare a trovare (onregelmatig)
op bezoek gaan
aprire (-ire)
openen
cambiare (-are (iare))
veranderen / verwisselen / omruilen
cambiare casa (-are)
verhuizen
chiudere (-ere)
sluiten
consigliare (-are (iare))
aanraden
cucinare (-are)
koken
descrivere (-ere)
beschrijven
dispiacere (-ere)
spijt hebben / betreuren
dormire (-ire)
slapen
dovere (onregelmatig)
moeten
entrare (-are)
binnengaan
essere a dieta (onregelmatig)
op dieet zijn
evitare (-are)
vermijden
fare il bagno (onregelmatig)
in bad gaan
fare la doccia (onregelmatig)
douchen
fare shopping (onregelmatig)
shoppen
funzionare (-are)
functioneren
guardare la TV (-are)
televisie kijken
inserire (-ire (-isc-))
ingeven / invoegen
mettere la sveglia (onregelmatig)
onregelmatig
mettere una password (onregelmatig)
een wachtwoord ingeven
piacere (-ere)
aanstaan