Begrippen Flashcards

(45 cards)

1
Q
  • Stressoren
A

situaties, gebeurtenissen of prikkels die belastend zijn en een aanpassing
Vergen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q
  • Stress
A

subjectief ervaren onevenwicht tussen interne en/of externe gebeurtenissen/prikkels en de mogelijkheden ermee om te gaan. Ook wel een onbalans, subjectief ervaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

stressreactie

A

de reactie van individu op stress en uit zich op verschillende manieren (fysiologisch, cognitief, gedradsmatig of emotioneel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q
  • Coping
A

alle mentale en gedragsmatige acties die gericht zijn op het omgaan met als stressvol ervaren interne en/of externe prikkels/gebeurtenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q
  • Sociale steun:
A

hulp die iemand geeft aan een ander die voor een probleem of uitdaging staat met het doel het probleem op te lossen of ten minste de ervaren stress en/of negatieve emoties te verlichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q
  • Stigma
A

een persoon krijgt een bepaald kenmerk, wat hem of haar in negatieve zin anders maakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q
  • Labeling
A

een kenmerk toekennen dat iemand definieert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  • Sociaal-constructivisme:
A

visie dat wetenschappelijke kennis en biologische discoursen over het lichaam, ziekte en gezondheid geproduceerd worden door subjectieve, historisch bepaalde menselijke interesses; en bovendien onderhevig zijn aan voortdurende verandering en herinterpretatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q
  • Omstreden aandoening:
A

Betwiste ziekten zijn aandoeningen waarbij patiënten en hun pleitbezorgers vechten om medisch onverklaarbare symptomen erkend te krijgen in orthodoxe biomedische termen, ondanks weerstand van medische onderzoekers, artsen en instellingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q
  • Kwaliteit van leven:
A

: is de perceptie van personen van hun plaats in het leven binnen de context van de cultuur en waardesystemen waarin zij leven en in relatie tot hun doelen, verwachtingen, standaarden en zorgen (WHO, 1997)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  • Determinant:
A

effect op gezondheid afhankelijk van invulling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  • Prognostische factoren:
A

factoren van invloed op het verdere verloop van een ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  • Sociale stratificatie
A

Het indelen van groepen mensen in maatschappelijke lagen, waartussen een ongelijkheidsverhouding bestaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  • proportioneel universalisme
A

beleid gericht op alle burgers met verschillende intensiteit voor bepaalde doelgroepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  • Geïndiceerde preventie;
A

maatregelen op individuelen met een verhoogd risico, veel aanwezig tegenwoordig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q
  • Zorg gerelateerde preventie
A

maatregelen gericht op personen met een ziekte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q
  • Humorenleer
A

lichamelijk onderzoek van de patiënt is niet nodig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q
  • Toegankelijke zorg
A

personen die zorg nodig hebben kunnen op tijd en zonder drempels toegang krijgen tot zorg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q
  • Culturele competentie
A

Het vermogen om zich te verhouden tot de waarden, gevoelens en overtuigingen van anderen in verschillende culturen, en effectief omgaan met dergelijke verschillen als onderdeel van alle interacties

20
Q
  • Cultuur
A

De gedeelde, zichtbare en verborgen opvattingen die de afspraken en gedragingen, en de ideeën, symbolen en concrete hulpmiddelen die afspraken en praktijken ondersteunen en ze zinvol maken

21
Q

Cultuur gebonden syndromen

A

ziekte die alleen kan worden begrepen wanneer er rekening gehouden wordt met de specifieke context

22
Q

gezondheidsgedrag

A

gedragspatronen, handelingen en gewoonten die betrekking hebben op gezondheid het behoud, het herstel en de verbetering van de gezondheid”.

23
Q

 Preventief gedrag

A

Behoud van gezondheid door wegnemen/verminderen van risico’s (condoom, gordel)

24
Q

 Detecterend gedrag

A

Voorkomen van (verergering van) ziektes door deze (vroeg)tijdig op te sporen

25
Curatief gedrag
Beperken van de gevolgen van ziektes en voorkomen van comorbiditeit door adequaat ziektegedrag (bv. zorggebruik, therapietrouw)
26
sociaal contextueel - predisposing
hoe ondersteunend is de omgeving tot zorggebruik
27
Scoping
Voortraject ZiN over inhoudelijke beoordeling
28
Assesment
wetenschappelijke beoordeling
29
Appraisal
Maatschappelijke beoordeling
30
Sluis
ZiN sluis voor dure geneesmiddelen, over voorwaardelijke toelating of permanente of geen toelating
31
PG
gezondheid hele bevolking bevorderen en beleid te laten samenwerken
32
optimistic bias
Neiging om de kans op negatieve gebeurtenissen laag in te schatten
33
Intention behavior gap
verschil tussen intentie en uitvoeren van gedrag
34
HBM wat doet het?
- Waargenomen vatbaarheid - waargenomen voordelen - waargenomen ernst
35
self-efficacy
vertrouwen in eigen kunnen
36
Oplossingen etniciteit en gezondheidsverschillen
- Community based - Aansluiten leefwereld - Voorlichting eigen taal en cultuur - Richten op doelgroep
37
IZA punten
- Druk op kosten - Versnippering bekostiging - Kwaliteit onder druk - Zorgprofessionals onder druk
38
Kritiekpunten ZVW
- Vrije artsenkeuze en zelfbeschikking - Overbehandeling - samenwerking en concurrentie - Keuzes gemaakt door dure zorg - Artsen tussen beroepsstandaard en ethiek - Weinig aandacht individu - Te weinig aandacht preventie
39
1. Activity – passivity
Bv; coma (consensusmodel)
40
2. Cooperation – guidance
(bv. infectieziekten) -> samenwerken en volgen (conflictmodel)
41
3. Mutual participation
Bv; chronische ziekte -> samen besluiten over zorg
42
Cues to action
beïnvloeden waargenomen bedreiging
43
symbolisch interactionisme (ziektebegrip)
ziekte is een relatief begrip dat tot stand komt door onderhandeling
44
Functionalisme (ziektebegrip)
ziekte is het onvermogen om sociale rollen te vervullen
45
Culturele competenties
- Bewustzijn - Houding - Vaardigheden - Kennis