MAC - Deel II - Blok 3 Flashcards

(54 cards)

1
Q

Ordeningsdenken accent

A

Werknemer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Uitgangspunten ordeningsdenken

A

Niet iedere werknemer hetzelfde

Niet alleen geld motiveert, maar ook andere dingen

Iedere werknemer is een apart individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Mcgregor

A

Theorie X of Y verschilt per moment

Theorie x-> extrinsieke motivatie

theorie y-> intrinsieke motitvatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Maslows ordeningsdenker

A

Behoeften piramide; steeds in hiërarchie naar boven proberen te komen

Nog steeds veel geïmplementeerd in organisaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

taakdenkers accent op

A

inhoudelijke kant van taken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Controlled motivation

A

Verleiden, dwingen en bepaalde druk of spanning uitoefenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Controlled motivation nadelen

A
  • Shortcuts (snelle manier bereiken beloning)
  • Prestatiedruk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Autonomous motivation (intrinsiek)

A

Gedrag binnenuit

  • Doelcongruente resultaten (proces belangrijker dan resultaat)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Soort beloning indelen

A
  • Financieel / niet financieel
  • Formeel / informeel
  • Lange of korte termijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Zelf- determinantie theorie doel

A

Intrinsieke motivatie verhogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Zelf determinantie theorie factoren (basisbehoeften 3)

A
  • Behoefte Autonomie
  • Allemaal competent en iets goeds doen
  • Behoefte verbondenheid anderen; relaties in positieve omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zelf determinantie theorie implementeren

A

Omstandigheden creëren waarin deze factoren kunnen prevalerem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Controlled motivation internaliseren

A

Omgeving creeeren waarin je het zelf ook belangrijk gaat vinden.

Vb; je moet 5 papers per jaar publiceren, op den duur ga je dit zo belangrijk vinden dat je er zelf ook 10 wil publiceren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voordeel intrinsieke motivatie

A
  • Dichter bij persoonlijkheid
  • Minder shortcuts
  • Behoefte om verbinding te zoeken organisatie –> doelcongruent
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Dan Pink drive doel

A

Geld motiveert alleen bij geautomatiseerd werk, bij complexere taken moet je kijken naar andere beloningen voor motivatie

Geld is slechte motivator voor kenniswerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Dan pink factoren 3

A
  • Autonomie; zelfsturende teams lossen problemen op
  • Meesterschap; activiteiten om beter van te worden
  • ZInvol doel; redenen voor werk hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

KPI ontwerpprincipes

A
  • Heldere en concrete doelen
  • Positieve gevolgen aan doelen koppelen
  • Verbinden prestatiemeting
  • Fairness en redelijkheid in systeem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

KPI eisen

A
  • Tijdigheid
  • Gevoeligheid
  • Congruentie
  • Precisie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Precisie

A

Je wil dat de inspanning resulteert in een gemeten prestatie = geleverde prestatie

  • Hangt dit uit elkaar is er ruis.

Externe factoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Gevoeligheid

A

Je wilt na de inspanning gelijk hebben dat de prestatie en gemeten prestatie bij elkaar liggen
- En niet dat de inspanning is, gemeten prestatie ——> geleverde prestatie

VB; Als een schoonmakersafdeling wordt beoordeelt op het aantal patienten dat ze behandelen, is de maatstaf ongevoelig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Onderlinge afhankelijkheid

A

Onderdeel precisie

Afhankelijkheden eerlijk verdeelt

VB; afdelingen die aan elkaar leveren, schoonmaak en chirurgie

  • Zorg bij de een voor inefficientie
  • Zorg bij de andere voor slechte motivatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Tijdigheid

A

De maatstaf moet op tijd beschikbaar zijn op de prestaties te beoordelen

23
Q

Doelcongruentie

A

gewenste resultaat en gemeten en geleverde prestatie liggen uit elkaar

Vb; thuiszorg wil zo veel mogelijk patienten behandelen, personeel juist klanttevredenheid

24
Q

Andere soorten beloningen

A

Status

Verantwoordelijkheid

Afdelingen aansturen

25
Klassiek incentive scheme 3 punten
- Drempelwaarde; daarboven moet gepresteerd worden - Bovengrens; risico inperken dat je als organisatie te veel geld kwijt bent - Extrinsieke motivatie is vereist
26
Sterke incentive inteniteit
Hoe meer inspanning hoe meer beloning Grote kans op onwenselijk gedrag; streven naar goede prestatiescore
27
Wat is er nodig voor een hoge incentive intensiteit?
Hele hoogwaardige prestatieindicatoren
28
Zwakke incentive intensiteit
relatie tussen beloning en prestatie niet zo sterk minder kans op onwenselijk gedrag
29
KPI nadeeel
- Niet te sterk steunen op je instrumenten; perfecte measures bestaan niet
30
Doel prestatiemeting in de zorg
Zorg optimaliseren, uitkomst per patient vergroten
31
KPI
- Omzet - Winst - Patienttevredenheid - Personeelstevredenheid - Productiviteit
32
BSC (balanced score board) perspectieven
- Financieel; omzet, winst - Marktperspectief; klanttevredenheid - Internperspectief; productiviteit, personeelstevredenheid - Leerperspectief; fouten en daarop cursussen aanbieden
33
BSC zijn verbonden op welke manier
Causaal verband VB; meer financiele middelen leidt meestal tot een beter marktinzicht
34
Oerdenkers nadruk op...
Organisatie
35
Taakdenkers/ moderne denkers nadruk op...
Inhoudelijke kant van taak
36
Ordeningsdenkers nadruk op ...
individu
37
Herzberg
Hygienefacoteren Motivatiefactoren Noodzakelijke factoren die er moeten zijn en motivatiefactoren motiveren daadwerkelijk
38
Hygienefactoren
Dragen niet bij aan motivatie, moeten wel aanwezig zijn - Salaris - Status - Arbeidsomstandigheden - Leiderschap
39
Motivatiefactoren
- Belang nastreven doel - Erkenning - Intrinsieke motivatie - Aanleg en omgeving
40
Goalsetting theory
Samenhang tussen doelen en motivatie weergeven - Duidelijke doelen; motivatie neemt toe, ondanks onhaalbaar - Onduidelijke doelen; motivatie neemt af
41
Verband prestatie en beloning
Drempelwaarde beloning De prestatienorm (doelstelling) Limietwaarde incentive intensiteit
42
Resources bepalen...
Productiecapaciteit
43
Doel managers TOC
constraints analyseren
44
Voorbeeld constraint
Ziekenhuis heeft een te hoge kostprijs voor MRI, zorgverzekeraars contracteren daarom alleen andere ziekenhuizen voor een MRI scan en zorgt ervoor dat er minder patienten komen -> Kostprijs MRI omlaag brengen
45
TOC uitgangspunten
Maximaliseren van output - strategisch denken - systeemdenken; keten zo sterk als zwakste schakel - Probeert knelpunt te doorbreken - oorzaak gevolg
46
Vijf stappen TOC
1. Identify 2. Exploit; benut de bottleneck optimaal 3. Subordinate; Maak de andere stappen ondergeschikt aan bottleneck 4. Elevate; verruim capaciteit bottleneck (opheffen) 5. zoek nieuwe bottleneck
47
Throughput
Geld toegevoegde waarde per product T= waarde - directe materiaalkosten
48
Inventory
Waarde in je organisatie, je inventaris (middelen waarmee je geld wil generen) - Machines - Faciliteiten
49
Operating Expense
geld benodigd om throughput te maken - Afschrijvingen - vaste kosten
50
Net profit
= T- OE
51
Return on investment
= (T-OE) / I
52
Cash flow
T- OE / delta I
53
Bottleneck vormen
- Markt; vraag minder dan organisatie kan produceren - Materiaal; tekort om producten te realiseren - Capaciteit; mens materieel ruimte
54
Meesterschap
Activiteiten om beter van te worden ondernemen