begrippen dieren Flashcards

(30 cards)

1
Q

gastrovasculaire holte

A

de spijsverteringsholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

radiaal symmetrisch

A

als taartpunten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

biletraal symmetrisch

A

2 helften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hydrostatisch skelet

A

een skelet bestaand uit lichaamsvocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

coeloom

A

Ruimte voor organen, eieren en sperma. Omgeven door het mesoderm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

pseudocoeloom

A

coeloom wat ontstaan is uit het meso- en endoderm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

cytoskelet

A

netwerk van vezels en buisjes wat stevingheid geeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

gastrulatie

A

het vormen van kiembladen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

homoloog

A

zelfde funtie, zelfde oorsprong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

analoog

A

zelfde funtie, andere oorsprong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

aganata

A

vertebraten zonder kaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gnatostoma

A

vertebraten met kaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

endoderm

A

vormt spijsvertering en organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

mesoderm

A

vormt het bloed, skelet en spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ectoderm

A

vormt de huid en het zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

regeneratie

A

Het vermogen om een lichaamsdeel dat beschadigd of verloren is weer te vernieuwen

17
Q

respiratie

A

uitwisseling van O2 en CO2

18
Q

ectotherm

19
Q

endotherm

20
Q

cephalisatie

21
Q

vertebraten

A

chordaten met een ruggengraat

22
Q

tetrapoda

A

kwastvinnige met ‘poten’

23
Q

kenmerken reptielen

A

schubben met keratine
inwendige bevruchting
leggen eieren op het land.

24
Q

kenmerken vogels

A

holle botten
urine zuur
geen tanden
vleugels en veren

25
kenmerken zoogdieren
produceren melk haar en onderhuids vet gedifferentieerde tanden
26
3 groepen zoogdieren
eierleggende zoogdieren zoogdieren met buidel zoogdieren met placenta
27
pseudocoelomata
Dieren waarbij het coeloom zich tussen het mesoderm en het endoderm bevindt, rondwormen hebben dit.
28
protostomen
mond ontwikkeld zich eerst (bijvb geleedpotige en weekdieren)
29
Deuterostomen
Anus ontwikkeld zich eerst (bijvb stekelhuidige en gewervelde)
30
fagocytose
De eencellige omringt zn voedsel en neemt het op in zn eigen lichaam.