sponzen Flashcards
(12 cards)
Milieu
Zeeen en oceanen
vorm
Zakvorming, porien over het hele oppervlakte, een grote inwendige holte.
stevigheid
Basale weefsel –> gespecialiseert weefsel.
Met kraagcellen zit ie vast aan de bodem.
voedselopname
Een zweepstaart haalt voedingsdeeltje naar de kraagcel toe. Hier word het opgenomen doormiddel van fagocytose.
spijsvertering
In de voedingsvacuole word het voedsel opgenomen met behulp van de choanocyten (kraagcellen).
transport en gaswisseling
Een constante stroom vloeistof stroomt door alle porien, deze voorziet de spons van voedingstoffen en zuurstof. Door de zwiepstaarten blijft de vloeistofstroom voortbewegen.
uitscheiding
het water met afvalstoffen word ver weg gespuwt om te voorkomen dat het opnieuw de spons in stroomt
osmosregulatie
kloppende vacuolen
voortplanting
Sponzen doen aan geslachtelijke voortplanting. Mesenchymchellen worden eicellen of spermatozoiden. Deze komen via de vloeistofstroom in de vrouwelijke spons. De larve vormt zeepharen en zwemt vrij rond.
ontwikkeling
eenvoudige lichaamsstructuur zonder weefsel of organen, dus geen kiembladen of coeloom.
zenuwstelsel/zintuigen
Het dier heeft geen zenuwcellen maar wel contractiele cellen. Deze reageren op een prikkel maar het gehele dier reageert bijna niet.
regeneratie
Als de cellen worden gescheiden van elkaar leven ze als een soort amoeben voort. Als ze elkaar dan tegenkomen hechten ze weer en vormen een nieuwe spons.