Begrippen uit samenvatting (geen chat!!) h2 - h4 Flashcards

(29 cards)

1
Q

4 betekenissen van testfairness

A
  1. Afwezigheid van Bias (BELANGRIJKSTE): Bepaalde groepen scoren ONGELIJK ondanks dezelfde vaardigheid
  2. Gelijke behandeling tijdens het testproces
  3. Gelijke leerkansen
  4. Oneerlijk gedrag van deelnemer zelf (faking good & faking bad)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat wordt onderzocht met Different Item Functioning (DFT)?

A

De afwezigheid van bias: dus dat bepaalde groepen ongelijk scoren ondanks dezelfde vaardigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar moet een GGZ-psycholoog over beschikken qua kennis? (5)

A
  1. Psychologische kennis (bepaalde stoornissen)
  2. Kennis per specifieke setting
    (Medische aandoening, juridisch)
  3. Classificatiesystemen (DSM, ICD-10)
  4. Epidemiologie (hoe vaak komt het voor?)
  5. Somatisch psychische verbanden (kennis over lichamelijke aandoeningen)

PKCES = Pim Koopt Chips En Snoep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem drie algemene basishoudingen voor psychologen volgens Carl Rogers

A
  • Empathie
  • Echtheid
  • Onvoorwaardelijke acceptatie

Dit bevordert de goede werkrelatie: rapport

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar wordt het insluitingscriterium voor gebruikt

A

In de GGZ. Om informatie te verzamelen voor een mogelijke stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verschil objectieve informatie en subjectieve informatie

A

Objectieve informatie zijn testuitslagen en wordt vooraf doorgenomen

Subjectieve informatie zijn bijvoorbeeld eerdere verslagen en worden pas na het gesprek gelezen om niet bevooroordeeld te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Grootste gebrek aan overeenstemming tussen beoordelaars is …. (62%) –> fouten in diagnostische systemen maar door DSM is dit verminderd.

Nu wordt het grootste deel toegeschreven aan … (33%) –> verschil in soort vragen dat wordt gesteld

A

62% = Criteriumvariantie

33% = informatievariantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Statis mentalis

A

Algemene eerste indruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

5 stappen om slecht nieuws effectief over te brengen (Voorendonck)

A
  1. Voorbereiden
  2. Slechte nieuws niet omzeilen
  3. Stoom laten afblazen
  4. Uitleg/toelichting/argumentatie geven
  5. Oplossingen voor de toekomst geven
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

In het diagnostisch proces moet er onderscheid door de psycholoog worden gemaakt in wat de client verteld … (nog 2)

A

Wat de cliënt verteld, de objectieve feiten, en de eigen observaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

(Cognitieve & sociale vertekeningen)

Leniency-effect

A

Schappelijkheid (vrienden hoger inschatten)

Diegene heeft wel zus en zo, maar hij heeft wel die score, maar ook wel logisch dat iemand dat zegt omdat hij veel heeft mee gemaakt. → hier krijg je scoringsfouten door (vaak in de psychometrie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

(Cognitieve & sociale vertekeningen)

Logica fout

A

Dezelfde oordelen geven op eigenschappen die logisch met elkaar samenhangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

(Cognitieve & sociale vertekeningen)

Halo-effect

A

Eigenschappen beoordelen op basis van algemene indruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

(Cognitieve & sociale vertekeningen)

Contrast fout

A

Wat Anderen tegengesteld aan zichzelf beoordelen op bepaalde eigenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

(Cognitieve & sociale vertekeningen)

Primacy/Recency-effect

A

De eerste of juist laatste observatie veel gewicht geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

(Cognitieve & sociale vertekeningen)

Middelmatigheidsneiging

A

Gemiddelde scores geven en externe scores vermijden

17
Q

(Cognitieve & sociale vertekeningen)

Actor-observator fenomeen

A

Eigen gedrag bij EXTERNE, situationele factoren te leggen maar gedrag van anderen aan stabiele, pesoonlijkheidskenmerken toe te schrijven

18
Q

Wie zijn het meest vatbaar voor het actor-observator fenomeen

A

Psychoanalytisch psychologen

19
Q

Noem twee belangrijke heuristieken (snelkoppeling voor makkelijkheid)

A
  1. Toegankelijkheid - recent opgedane kennis beïnvloed psycholoog (sneller herkennen)
  2. Eerste indruk - latere informatie heeft minder effect (DIT KOMT NIET VOOR BIJ LEKEN)!!
20
Q

Inhoud van observaties
Molair vs Moleculair

Molair:

Validiteit/betrouwbaarheid?

A

Molair: grote, betekenisvolle gedragingen –> HOGERE VALIDITEIT

21
Q

Inhoud van observaties
Molair vs Moleculair

Moleculair

+ Wat voor soort validiteit/betrouwbaarheid?

A

Kleine, gedetailleerde gedragingen –> Hogere interbeoordelaarsbetrouwbaarheid

22
Q

Event-sampling

Time-sampling

A

Event-sampling: Specifiek gedrag wat alleen op bepaald moment voorkomt meten

Time-sampling: Vaste tijdstippen observeren, ongeacht gedrag

23
Q

IntrAbeoordelaarsbetrouwbaarheid

A

Dezelfde observator meet hetzelfde gedrag

24
Q

Angst uit zich op 3 manieren

A
  • Subjectief ervaren angst
  • Observeerbaar gedrag
  • Fysiologische reacties

Gegevens uit de 3 dimensies bevatten weinig accordantie (overeenstemming)

Behavioral Avoidance Test (BAT) vermijdingsgedragtest

25
Molair/Macroniveau
Globale beoordelingen
26
Moleculair/microniveau
Frequenties van gedragingen
27
Midi-niveau
Combi van de voordelen van het macro niveau en het microniveau: een kwalitatieve beoordeling op schalen
28
GIP
test om gedrag te meten in de intramurale psychiatrie (ouderen) wat doet deze test? Het onderscheid als BESTE stoornissen zoals dementie, schizofrenie en psychose
29
Expressed Emotion (EE)
Schaal wat bij de cliënt wordt getest. De weerspiegeling op het gezien. Manier waarop familie zich emotioneel uit over de cliënt. Met name kritiek en overbetrokkenheid Hoge EE is VERHOOGDE kans op terugval! --> met name bij schizofrenie Testen op EE: CFI (Camberwell), en 5 minute speech