tt. vragen Flashcards

(67 cards)

1
Q

Wat beschrijft het beste de functie van een diagnostisch scenario binnen het psychodiagnostisch proces?

A. Het is een vaststaand model waarmee een diagnose wordt gesteld.
B. Het is een voorlopige theorie over het ontstaan van het gedrag van de cliënt.
C. Het is een classificatiesysteem waarmee DSM-criteria worden getoetst.

A

Correct antwoord: B
Toelichting:
Een diagnostisch scenario is een voorlopige theorie/hypothese over hoe het probleemgedrag is ontstaan, gebaseerd op de gegevens die tot dan toe zijn verzameld. Het vormt de basis voor verder onderzoek. (zie o.a. p. 11 Samenvatting PDG)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de correcte volgorde van fasen in de psychodiagnostische cyclus volgens De Groot?

A. Inductie → Toetsing → Observatie → Evaluatie → Diagnose
B. Observatie → Inductie → Deductie → Toetsing → Evaluatie
C. Observatie → Toetsing → Diagnose → Evaluatie → Advies

A

Correct antwoord: B
Toelichting:
De psychodiagnostische empirische cyclus van De Groot bestaat uit: Observatie, Inductie, Deductie, Toetsing en Evaluatie (OIDTE). Elke fase bouwt logisch voort op de vorige. (zie p. 14-15 Samenvatting PDG)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het doel van een persoonlijkheidsvragenlijst binnen een diagnostisch traject?
A. Behandeling plannen
B. Onderzoeken of er een DSM-diagnose gesteld kan worden
C. Diagnostische onderkenning

A

Correct antwoord: C Toelichting: Persoonlijkheidsvragenlijsten worden ingezet om kenmerken en gedragingen van een cliënt te onderkennen, passend bij de fase van onderkenning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is het belangrijk om uitspraken in een psychologisch verslag te onderbouwen?
A. Omdat de cliënt erom vraagt
B. Om juridische aansprakelijkheid te vermijden
C. Zodat conclusies controleerbaar en beargumenteerbaar zijn

A

Correct antwoord: C
Toelichting: Goede verslaglegging vereist dat conclusies transparant zijn en onderbouwd met gegevens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat betekent deductie in het diagnostisch proces?
A. Vanuit de observatie tot een conclusie komen
B. Hypothesen genereren op basis van toetsresultaten
C. Onderzoeksmiddelen kiezen op basis van een hypothese

A

Correct antwoord: C
Toelichting: Deductie betekent dat er vanuit een hypothese wordt afgeleid welke instrumenten nodig zijn om deze te toetsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Onder welk referentiekader valt de WAIS-IV?
A) Contextuele verklaringsmodellen
B) Referentiekader van individuele verschillen
C) Ontwikkelingspsychologisch referentiekader

A

B

Toelichting:
De WAIS-IV is een intelligentietest en valt onder het referentiekader van individuele verschillen. Dit referentiekader is zeer bruikbaar voor diagnostiek, omdat het leidt tot betrouwbare en valide tests zoals intelligentie- en persoonlijkheidstests

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe kun je als hulpverlener het best omgaan met een cliënt die veel weerstand toont, zoals ‘ja-maar’-gedrag en tegenwerking?

A) Door het gesprek af te breken
B) Door motiverende gespreksvoering toe te passen
C) Door strengere confrontatie en structuur

A

B

Toelichting:
Motiverende gespreksvoering is effectief bij cliënten die ambivalent of weerstandig zijn. Het stimuleert intrinsieke motivatie voor verandering, zonder confrontatie te zoeken, en is daarom geschikt bij veel ‘ja-maar’- of tegenwerkend gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke vorm van validiteit moet vooral hoog zijn bij een psychologische test om te bepalen of iemand geschikt is als piloot?

A) Begripsvaliditeit
B) Criteriumvaliditeit
C) Interne consistentie

A

B

Toelichting:
Criteriumvaliditeit geeft aan in hoeverre de testscore samenhangt met een extern criterium, zoals daadwerkelijke prestaties als piloot. Een hoge criteriumvaliditeit is essentieel voor selectieprocedures

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Onder welke afkorting vallen de ethische regels van psychodiagnostiek volgens de beroepscode?

A) BGGZ
B) ASTNIP
C) DBC

A

B

Toelichting:
De afkorting ASTNIP wordt in de context van ethische regels gebruikt in het onderwijs. Hoewel het niet letterlijk zo in de samenvatting staat, is dit vaak een geheugensteuntje voor regels zoals: Autonomie, Schade voorkomen, Transparantie, Neutraliteit, Integriteit, Professionaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een belangrijk doel tijdens het diagnostisch gesprek met betrekking tot de relatie tussen cliënt en hulpverlener?

A) Direct starten met interventie
B) Ontwikkelen van een positieve werkrelatie (therapeutische alliantie)
C) Streven naar volledige objectiviteit en afstand

A

B

Toelichting:
Een positieve werkrelatie – ook wel therapeutische alliantie genoemd – is essentieel in het diagnostisch gesprek. Het draagt bij aan de kwaliteit van de informatie, motivatie van de cliënt en het uiteindelijke behandelresultaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een gevolg van het Flynn-effect?

A. De normering van intelligentietests wordt langzamerhand nauwkeuriger.
B. De intelligentie van populaties neemt toe waardoor normeringen sneller verouderen.
C. Er ontstaat een structurele onderschatting van IQ-scores in de praktijk.

A

Correct antwoord: B
Toelichting:
Het Flynn-effect wijst op de stijging van gemiddelde IQ-scores over generaties, waardoor normeringen snel verouderen en opnieuw aangepast moeten worden. (p. 78 Samenvatting PDG)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Een psycholoog neemt cadeaus aan van een cliënt, ondanks richtlijnen die dit verbieden. Welk NIP-basisprincipe wordt hier geschonden?

A. Deskundigheid
B. Integriteit
C. Respect

A

Correct antwoord: B
Toelichting:
Het aannemen van cadeaus tast de professionele objectiviteit aan en valt onder schending van het principe integriteit, omdat er een belangenverstrengeling ontstaat. (NIP-code, p. 100 Samenvatting PDG)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een typerend kenmerk van een semi-gestructureerd interview?

A. De cliënt bepaalt de onderwerpen en volgorde.
B. De gespreksleider bepaalt over welke onderwerpen wordt doorgevraagd.
C. Er wordt volledig volgens een vaste vragenlijst gewerkt.

A

Correct antwoord: B
Toelichting:
Bij een semi-gestructureerd interview bepaalt de gespreksleider welke thema’s verder worden uitgediept, wat flexibiliteit toelaat maar binnen structuur blijft. (p. 41 Samenvatting PDG)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het belangrijkste onderscheid tussen classificatie en diagnose?

A. Classificatie is gericht op het vastleggen van DSM-criteria, diagnose op verklaren en adviseren.
B. Classificatie geeft verklaringen voor problemen, diagnose is puur beschrijvend.
C. Classificatie komt na de diagnose in het proces.

A

Correct antwoord: A
Toelichting:
Een classificatie (zoals DSM-5) is beschrijvend, terwijl een diagnose verklarend is en een brug vormt naar interventies. (p. 13 Samenvatting PDG)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een belangrijke reden waarom de heteroanamnese onmisbaar is bij ouderen?

A. Omdat ouderen vaak alleen wonen.
B. Omdat ouderen moeite kunnen hebben met taalproductie.
C. Omdat cognitieve functiestoornissen zelfrapportage onbetrouwbaar maken.

A

Correct antwoord: C
Toelichting:
Cognitieve achteruitgang kan de zelfinschatting bij ouderen verstoren. Daarom is heteroanamnese van cruciaal belang bij het vormen van een accuraat beeld. (p. 88 Samenvatting PDG)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat betekent multiconditionaliteit in het kader van neuropsychologisch onderzoek?

A. De test meet alleen de bedoelde functie.
B. De cliënt bepaalt zelf welke taken hij uitvoert.
C. Verschillende factoren beïnvloeden de uitkomst van een test.

A

Correct antwoord: C
Toelichting:
Multiconditionaliteit houdt in dat testresultaten niet zuiver één oorzaak of stoornis reflecteren, maar beïnvloed worden door meerdere factoren zoals motivatie, vermoeidheid of stemming. (p. 91 Samenvatting PDG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke vorm van validiteit is cruciaal bij selectie van piloten voor vliegfuncties?

A. Inhoudsvaliditeit
B. Constructvaliditeit
C. Criteriumvaliditeit

A

Correct antwoord: C
Toelichting:
Criteriumvaliditeit meet in welke mate een test daadwerkelijk gedrag of prestaties in de praktijk voorspelt — essentieel voor functietoetsing zoals bij piloten. (p. 21 Samenvatting PDG)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is een specifiek obstakel tijdens het diagnostisch gesprek met cliënten met verslavingsproblematiek?

A) Cliënt overdrijft vaak klachten
B) Cliënt bagatelliseert vaak zijn of haar problemen
C) Cliënt heeft geen ziektebesef

A

B

Toelichting:
Bij verslavingsproblematiek is het vaak zo dat cliënten hun klachten minimaliseren of ontkennen. Dit is een veelvoorkomend obstakel voor een open en eerlijke probleeminventarisatie tijdens het diagnostisch gesprek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom is heteroanamnese essentieel bij onderzoek bij cliënten in een latere of late levensfase?

A) Cliënt heeft moeite met articulatie
B) Partnerrelatie is altijd bepalend
C) Rekening houden met mogelijke cognitieve functiestoornissen

A

C

Toelichting:
In de latere levensfasen neemt de kans op geheugenproblemen of cognitieve stoornissen toe. Hierdoor is aanvullende informatie van derden (heteroanamnese) cruciaal om een compleet en betrouwbaar beeld te krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke variabele is volgens onderzoek een voorspeller van behandelsucces, ondanks dat veel intakegegevens niet direct relevant blijken?

A) Opleidingsniveau van de cliënt
B) Ernst van de klachten bij intake
C) Verwachtingen en wensen van de cliënt over de behandeling

A

C

Toelichting:
De mate waarin een behandeling aansluit bij de verwachtingen en wensen van de cliënt is één van de weinige factoren die voorspellend zijn voor het behandelsucces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat houdt het zogeheten leniency effect in, dat een bron van beoordelingsfouten vormt bij ongestandaardiseerde beoordelingen?

A) Neiging om cliënten te overdiagnosticeren
B) Neiging om bekenden positiever te beoordelen dan terecht is
C) Neiging om het gesprek te vermijden

A

B

Toelichting:
Het leniency effect betekent dat beoordelaars geneigd zijn vrienden, bekenden of sympathieke personen hoger te beoordelen dan objectief gerechtvaardigd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke twee indexen van de WAIS-IV NL ontbreken hier: Verbaal Begrip, Perceptueel Redeneren, …, …?

A) Cognitieve flexibiliteit en geheugen
B) Werkgeheugen en Verwerkingssnelheid
C) Executieve functies en oriëntatie

A

B

Toelichting:
De WAIS-IV-NL bevat vier indexen: Verbaal Begrip, Perceptueel Redeneren, Werkgeheugen en Verwerkingssnelheid. Deze meten verschillende aspecten van cognitief functioneren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welk gestandaardiseerd instrument wordt gebruikt om een algemene indruk van het psychisch functioneren te verkrijgen?

A) SCL-90
B) MINI
C) MSE (Mental State Examination)

A

C

Toelichting:
De Mental State Examination (MSE) is een gestructureerde methode om snel een indruk te krijgen van het actuele psychisch functioneren, zoals stemming, oriëntatie en denkstoornissen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q
A

,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is een vaak voorkomende tekortkoming bij observatie-instrumenten volgens COTAN? A) Te veel subjectieve interpretatie B) Onhandige scoringswijze C) Tekortschietend psychometrisch onderzoek
C Toelichting: COTAN beoordeelt veel observatie-instrumenten als onvoldoende omdat het psychometrisch onderzoek (validiteit, betrouwbaarheid) vaak te beperkt of zwak onderbouwd is
26
Wat is een kenmerk van indirecte methoden binnen psychologisch onderzoek? A) Onderzochte vult expliciet vragenlijsten in B) Onderzochte weet meestal niet precies wat gemeten wordt (meetpretentie onduidelijk) C) Onderzochte voert een interview
B Toelichting: Bij indirecte methoden is het de bedoeling dat de onderzochte zich niet bewust is van wat er precies gemeten wordt. Dit maakt het moeilijker voor de onderzochte om het resultaat te beïnvloeden
27
Wat is de taak van de onderzochte bij de constructiemethode, een vorm van de indirecte methode? A) Vragenlijst invullen B) Iets produceren in een bepaalde (ambigue) stimulus-situatie C) Gevoelens bespreken in een interview
B Toelichting: De constructiemethode binnen de indirecte methode vereist dat de onderzochte zelf iets produceert, zoals een verhaal of tekening, naar aanleiding van een ambigue stimulus (zoals bij de TAT of ZALC)
28
Wat is typerend voor een semi-gestructureerd interview? A) De cliënt bepaalt welke onderwerpen worden besproken B) De vragen worden altijd in vaste volgorde gesteld C) De gespreksleider bepaalt waar hij op doorvraagt
Correct: C Toelichting: In een semi-gestructureerd interview is er een vaste set onderwerpen, maar de interviewer beslist zelf of en waar hij verder op inzoomt. Dit geeft flexibiliteit binnen standaardisatie
29
Wat zijn de belangrijkste doelstellingen tijdens een intakegesprek bij een cliënt met depressieve klachten? A) Het geven van een diagnose en behandelplan B) De medicatiehistorie volledig in kaart brengen C) Informatie verzamelen én een werkrelatie opbouwen
Correct: C Toelichting: Tijdens de intake is het van belang zowel informatie over klachten te verzamelen als een positieve werkrelatie op te bouwen, essentieel voor succesvolle verdere diagnostiek en behandeling
30
Wat is een gevolg van het Flynn-effect? A) Intelligentie daalt over generaties B) Intelligentie is erfelijk bepaald C) Normen van intelligentietests verouderen snel Correct: C
Toelichting: Het Flynn-effect toont aan dat IQ-scores gemiddeld stijgen per generatie. Hierdoor moeten normen regelmatig geactualiseerd worden om accurate interpretatie te garanderen
31
Welke uitspraak over IQ-tests is onjuist? A) IQ-tests zijn gestandaardiseerd B) IQ blijft over iemands leven vrijwel onveranderlijk C) Verschillen tussen verbale en performale IQ's kunnen iets zeggen over functioneren
Correct: B Toelichting: Hoewel IQ een stabiele maat is, kunnen IQ-scores door omstandigheden zoals hersenletsel, ontwikkelingsstoornissen of veroudering wel degelijk veranderen
32
Wat betekent een IQ-score tussen 111 en 120 volgens de standaard classificaties? A) Gemiddeld B) Bovengemiddeld C) Hoogbegaafd Correct: B
Toelichting: Een score tussen 90-110 is gemiddeld; 111-120 wordt als bovengemiddeld geclassificeerd. Deze grenzen zijn belangrijk voor interpretatie in diagnostiek
33
Wat is juist over de Nederlandse Leestest voor Volwassenen (NLV)? A) De test is alleen geschikt bij kinderen B) De test is ongeschikt bij cognitieve achteruitgang C) De NLV geeft een goed beeld van het premorbide functioneren
Correct: C Toelichting: De NLV meet leesvaardigheid (uitspraak van moeilijke woorden) en is relatief resistent tegen cognitieve achteruitgang. Het is daarom bruikbaar om premorbide intelligentie in te schatten
34
Wat betekent specificiteit van een testscore? A) Hoe vaak een stoornis wordt opgespoord B) Hoe vaak een score boven de cut-off voorkomt zonder dat de stoornis aanwezig is C) Hoe betrouwbaar een score is over de tijd
Correct: B Toelichting: Specificiteit verwijst naar het vermogen van een test om mensen zonder een stoornis correct als zodanig te herkennen (true negatives)
35
Wat is een nadeel van het gebruik van veel meetinstrumenten binnen de diagnostiek? A) Het versterkt subjectieve bias B) Er ontbreekt vaak goede normering C) De afnametijd is altijd te kort
Correct: B Toelichting: Veel instrumenten zijn onvoldoende genormeerd, wat betekent dat je scores niet goed kunt interpreteren ten opzichte van een representatieve normgroep
36
Wat betekent 'multiconditionaliteit' bij de interpretatie van neuropsychologische testresultaten? A) Resultaten zijn meestal onbetrouwbaar B) Ook andere factoren beïnvloeden de testscores C) Elke test meet één duidelijk construct
Correct: B Toelichting: Multiconditionaliteit betekent dat meerdere factoren – zoals motivatie, vermoeidheid, stemming of omgevingsinvloeden – testresultaten kunnen beïnvloeden .
37
Welk concept beschrijft de verschuiving in de neuropsychologie van het holisme naar lokalisatie? A) Gebruik van projectieve methoden B) Onderscheid tussen lange- en kortetermijngeheugen C) Klassieke conditionering
Correct: B Toelichting: De verschuiving naar lokalisatie betekent meer focus op het onderscheiden van specifieke hersenfuncties zoals geheugenonderdelen, in tegenstelling tot een globale (holistische) benadering .
38
Welke test wordt veel gebruikt om executieve functies te meten? A) NPV-2 B) BDI-II C) Wisconsin Card Sorting Task
Correct: C Toelichting: De Wisconsin Card Sorting Task meet aspecten van executief functioneren, zoals flexibiliteit en het kunnen wisselen van strategie bij veranderende regels
39
Je ontwikkelt een vragenlijst voor fobieën. Welke benadering gebruik je om items te selecteren op basis van data? A) Rationele methode B) Empirische methode C) Theoriegestuurde methode
Correct: B Toelichting: De empirische methode baseert zich op data-analyse om te bepalen welke items het best differentiëren tussen groepen (bijv. wel of geen fobie)
40
Welke test is minder bruikbaar bij personen met lage cognitieve capaciteit of hoge sociale wenselijkheid? A) ZALC B) MMPI (Minnesota Multiphasic Personality Inventory) C) BDI-II
Correct: B Toelichting: De MMPI vereist goede leesvaardigheid en kan door sociaal wenselijke antwoorden vertekend raken. Niet ideaal bij lage divergentie of gebrekkige motivatie
41
Welke items voldoen volgens Luteijn niet aan de criteria voor goede persoonlijkheidsvragen? A) Ik ben vaak zenuwachtig B) Ik ga piekeren én ik zoek hulp als ik problemen heb C) Ik kan goed plannen
Correct: B Toelichting: Luteijn stelt dat een item maar één duidelijke betekenis mag hebben. Combinatie-items zoals "ik pieker én ik zoek hulp" zijn ambigue
42
Waar verwijzen neuroticisme, psychoticisme en extraversie naar in de diagnostiek? A) NEO-PI-R B) NPV-II C) MMPI
Correct: B Toelichting: De NPV-II (Nederlandse Persoonlijkheidsvragenlijst) meet persoonlijkheidsdimensies zoals neuroticisme en extraversie
43
Welke hoort niet thuis binnen de kwaliteit van leven dimensies? A) Sociale dimensie B) Fysieke dimensie C) Cognitieve dimensie
Correct: C Toelichting: Cognitie wordt niet standaard gezien als aparte dimensie binnen KvL-modellen. Fysiek, sociaal en psychisch wel
44
Waarvoor wordt de Beck Depression Inventory (BDI) gebruikt? A) Zelfvertrouwen meten B) Ernst van depressieve symptomen meten C) Suïcidaliteit meten
Correct: B Toelichting: De BDI meet de ernst van depressieve klachten en wordt vaak gebruikt bij intake of effectmeting van therapie
45
Voor welk doel is de SCL-90 niet geschikt? A) Screening van klachten B) Behandelingsevaluatie C) Diagnostiek in psychiatrische doelgroep
Correct: C Toelichting: De SCL-90 is breed en niet specifiek genoeg voor psychiatrische diagnostiek. Het is een screeningsinstrument, geen diagnostisch tool
46
Wat is de best passende test om zowel emotie- als probleemgerichte coping te meten? A) COPE B) CISS C) UCL
Correct: B Toelichting: De CISS onderscheidt emotiegerichte, probleemgerichte en vermijdende copingstijlen, en is hier het meest geschikt voor (Coping Inventory for Stressful Situations)
47
Wat is juist over de Zelfinventarisatielijst voor PTSS (ZIL)? A) Zegt niets over DSM-IV B) Alleen geschikt voor kinderen C) Kan helpen bij DSM-IV classificatie van PTSS
Correct: C Toelichting: De ZIL kan als zelfrapportage-instrument gebruikt worden om PTSS-symptomen volgens DSM-IV te screenen
48
Wat meet de SCL-90? A) Alleen depressieve symptomen B) Recent ervaren psychische en somatische klachten C) Persoonlijkheidsstoornissen
Correct: B Toelichting: De SCL-90 meet diverse dimensies zoals angst, depressie, slaapproblemen en somatische klachten
49
Welke uitspraak over computergestuurde diagnostiek is onjuist? A) Automatische rapportages zijn mogelijk B) Snelle scoring en normering C) Ongevaarlijk als je niet precies weet wat het doet
Correct: C Toelichting: Onvoldoende kennis van automatische rapporten kan leiden tot verkeerde interpretaties. De verantwoordelijkheid blijft bij de gebruiker
50
Welke uitspraak over een effectief psychologisch verslag is juist? A) Alleen nuttig voor de behandelaar B) Moet kernbevindingen duidelijk maken aan opdrachtgever C) Hoeft geen onderscheid te maken tussen feiten en interpretaties
Correct: B Toelichting: Een effectief verslag maakt onderscheid tussen feiten en interpretaties en is begrijpelijk voor de opdrachtgever
51
Wat is een recht van de cliënt in het kader van onderzoeksresultaten? A) Alleen recht op schriftelijk verslag B) Recht op tijdige en begrijpelijke terugkoppeling C) Geen recht op inzage vanwege auteursrecht
Correct: B Toelichting: Cliënten hebben recht op toegankelijke uitleg van de resultaten. Dit is vastgelegd in ethische en wettelijke kaders
52
Wat betekent de term ‘executieve functies’ in psychologische context? A) Snelheid van informatieverwerking B) Taalverwerking C) Coördinerende en controlerende planningsfuncties
Correct: C Toelichting: Executieve functies zijn hogere cognitieve processen zoals plannen, inhibitie, taakmonitoring en flexibiliteit
53
Wat is onjuist over de toepassing van neuropsychologisch onderzoek? A) De neuropsycholoog kan hypotheses opstellen op basis van observaties B) De neuropsycholoog mag zijn expertise gebruiken om verder te denken dan de onderzoeksvragen C) De neuropsycholoog moet zich strikt houden aan de gestelde onderzoeksvragen
Correct: C Toelichting: Een neuropsycholoog mag en moet zelfs aanvullend redeneren vanuit klinische observatie en expertise, naast de gestelde vragen
54
Wat moet in acht worden genomen tijdens de mondelinge nabespreking van onderzoeksresultaten? A) Alleen sterke punten bespreken B) Cliënt moet ruimte krijgen om te reageren C) Resultaten eerst schriftelijk sturen, dan mondeling toelichten
Correct: B Toelichting: Transparantie en cliëntparticipatie zijn ethische vereisten. De cliënt moet zich kunnen uitspreken over het verslag
55
Wat is belangrijk binnen forensische competency assessment? A) Alleen neurologisch functioneren B) Onderzoeken of de verdachte mentaal en emotioneel handelingsbekwaam was C) Uitsluitend strafrechtelijke feiten checken
Correct: B Toelichting: In een forensische context onderzoekt men o.a. of iemand de consequenties van zijn daden kon overzien
56
Wat is een aanvullend en uniek doel binnen forensisch psychodiagnostisch onderzoek? A) Vaststellen behandelvoorkeur B) Beoordeling van ontoerekeningsvatbaarheid en recidiverisico C) Therapeutische alliantie versterken
Correct: B Toelichting: Forensische diagnostiek heeft een juridisch doel, zoals bepalen van strafrechtelijke verantwoordelijkheid en risico op herhaling
57
Welke uitspraak over diagnostiek is onjuist? A) Diagnostiek omvat ook classificatie B) Diagnostiek helpt bij het begrijpen van gedrag C) Diagnostiek is beperkt tot het ordenen van gegevens
Correct: C Toelichting: Diagnostiek gaat verder dan ordening. Het omvat hypothesevorming, toetsing en interpretatie
58
Wat is onjuist over goede diagnostiek? A) Heteroanamnese kan waardevol zijn B) Heteroanamnese is altijd onbetrouwbaar C) Meerdere bronnen worden gebruikt
Correct: B Toelichting: Heteroanamnese is vaak essentieel, vooral bij cognitieve of ontwikkelingsproblemen. Altijd onbetrouwbaar is onjuist
59
Wat is onjuist bij integratie van bevindingen? A) Positieve factoren moeten besproken worden B) Zowel sterktes als zwaktes zijn relevant C) Positieve factoren zijn onbelangrijk in het verslag
Correct: C Toelichting: Een evenwichtige weergave van zowel sterke als zwakke kanten van de cliënt is essentieel
60
Welke strategie is niet wenselijk in een slechtnieuwsgesprek? A) Direct en empathisch de boodschap brengen B) Eerst veel vragen stellen zodat cliënt zelf tot het inzicht komt C) Emoties erkennen na het brengen van slecht nieuws
Correct: B Toelichting: Bij slecht nieuws moet je niet om de boodschap heen draaien; directheid met empathie is belangrijk
61
Wat is belangrijk bij het afronden van een anamnestisch gesprek? A) Meteen het behandelplan uitleggen B) Parafraseren en ruimte geven voor aanvullingen van de cliënt C) De cliënt laten samenvatten
Correct: B Toelichting: Samenvatten/parafraseren en cliënt betrekken versterkt de werkrelatie en nauwkeurigheid van gegevens .
62
Wat valt onder het NIP-principe "verantwoordelijkheid"? A) Je eigen intuïtie volgen B) Misleiding van de cliënt voorkomen C) Toestemming vragen voor elk formulier
Correct: B Toelichting: De psycholoog moet integer handelen en geen valse verwachtingen wekken; dat valt onder ‘verantwoordelijkheid’
63
Waarom hebben semi-gestructureerde interviews vaak een hogere interbeoordelaarsbetrouwbaarheid dan open interviews? A) Omdat ze langer duren B) Omdat er meer standaardisatie is C) Niet omdat klinisch oordeel niet nodig is
Correct: C Toelichting: Klinisch oordeel blijft nodig. De hogere betrouwbaarheid komt vooral door gestructureerde vragen en scoringscriteria .
64
De validiteit van sociale angst als voorspeller van sociale interacties is een voorbeeld van: A) Begripsvaliditeit B) Criteriumvaliditeit C) Interne consistentie
Correct: B Toelichting: Criteriumvaliditeit gaat over hoe goed een test een maatschappelijk relevant gedrag voorspelt
65
Wat houdt het Pygmalion-effect in? A) Minder verwachtingen → betere prestaties B) Verwachting dat iemand beter zal presteren leidt tot betere prestaties C) Verwaarloosbare invloed van verwachtingen
Correct: B Toelichting: Het Pygmalion-effect laat zien dat positieve verwachtingen van docenten of ouders het gedrag van kinderen beïnvloeden
66
Wat zijn de vier aandachtspunten bij ethisch handelen volgens het NIP? A) Privacy, Zorgvuldigheid, Effectiviteit, Respect B) Vertrouwen, Integriteit, Respect, Expertise C) Vakkennis, Impact, Relatie, Eerlijkheid
Correct: B Toelichting: VIRE: Vertrouwen, Integriteit, Respect en Expertise vormen de kern van het NIP-ethisch handelen
67
Wanneer mag het beroepsgeheim doorbroken worden? A) Alleen bij schriftelijke toestemming B) Bij toestemming én wettelijke verplichting of conflict van plichten C) Als er vermoedens zijn van gevaar
Correct: B Toelichting: Doorbreking is alleen toegestaan met toestemming of bij zwaarwegend conflict van plichten, zoals ernstig gevaar