BIO immuniteit begrippen H13 Flashcards

(28 cards)

1
Q

organismen uit de omgeving die je ziek kunnen maken

A

Ziekteverwekkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

stoffen of cellen die niet in je lichaam thuishoren

A

Lichaamsvreemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

stoffen of cellen die door je lichaam worden gemaakt of onderdeel zijn van je lichaam

A

Lichaamseigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Afweer met behulp van fysieke (lichamelijke) aanpassingen

A

Mechanische afweer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het gebruik van stoffen om indringers buiten te houden

A

Chemische afweer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Medicijnen die bacteriën doden of hun groei remmen

A

Antibiotica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Ongevoelig, bijvoorbeeld een bacterie die ongevoelig wordt door overmatig gebruik van antibiotica

A

Resistent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Orgaan dat de eerste verdedigingslinie vormt in de bescherming tegen gevaren van buitenaf

A

Huid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

snelle eerste afweer, gericht tegen verschillende typen ziekteverwekkers; komt bij de meeste organismen voor

A

Aangeboren afweer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Afweer gericht tegen één type ziekteverwekker en tegen veranderde eigen cellen; komt alleen bij gewervelde dieren voor

A

Verworven afweer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Bevat adulte stamcellen waaruit verschillende typen witte bloedcellen, zoals fagocyten, mestcellen en lymfocyten ontstaan

A

Beenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

witte bloedcel die onderdeel uitmaakt van de verworven afweer

A

Lymfocyten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

fagocyten die binnendringende ziekteverwekkers snel onschadelijk maken

A

Macrofagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Moleculen (vaak eiwitten) die zich op een celmembraan bevinden en het afweersysteem kunnen activeren

A

Antigenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Moleculen op celmembraan van lymfocyt die één type antigeen kunnen binden

A

Receptoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

macrofaag of andere witte bloedcel die een ziekteverwekker heeft gefagocyteerd en het antigeen van de ziekteverwekker aan de buitenkant van de cel heeft geplaatst

A

Antigeen-presenterende cel (APC)

17
Q

Eiwitten die zich binden aan de antigenen van een ziekteverwekker, waardoor de ziekteverwekker onschadelijk wordt gemaakt

18
Q

Langlevende cellen die bij een nieuwe infectie met een bekende ziekteverwekker de antigenen direct herkennen

A

Geheugencellen

19
Q

het niet meer optreden van ziekteverschijnselen bij een tweede besmetting

20
Q

immuniteit die wordt verkregen als reactie op het binnendringen van een ziekteverwekker

A

Natuurlijke immuniteit

21
Q

immuniteit die wordt verkregen door bewuste blootstelling aan een antigeen.

A

Kunstmatige immuniteit

22
Q

toediening van een stof die het afweersysteem activeert en daardoor immuniteit opwekt

23
Q

immuun maken door het activeren van het afweersysteem door vaccinatie

A

Actieve immunisatie

24
Q

tijdelijk immuun maken door inspuiten van antistoffen in de vorm van een antiserum

A

Passieve immunisatie

25
vervangen van een aangetast weefsel of orgaan door een ander weefsel of orgaan.
Transplantatie
26
Iemand die een weefsel of orgaan afstaat voor transplantatie
Donor
27
systeem van bloedgroepen dat onderscheid maakt tussen bloedgroepen A, B, AB en 0 (nul) op grond van twee antigenen op de celmembranen van rode bloedcellen
AB0-systeem
28
eiwit op rode bloedcellen dat ook op de celmembranen van het resusaapje voorkomt
Resusfactor (resusantigeen)